Waarom kwamen slaven uit Afrika?
Van de 16e tot en met de 19e eeuw zijn naar schatting ca. 12 miljoen Afrikanen tot slaaf gemaakt en naar gebieden aan de andere kant van de oceaan getransporteerd om daar te werken in de Europese koloniën. Ook Nederlandse handelaars, waaronder de West-Indische Compagnie, hadden hier een aandeel in en vaarden op de kust van Afrika om hier slaven op te halen en ze vervolgens weer te verkopen in Noord- of Zuid-Amerika. Maar waarom deden Europese handelaars dit eigenlijk? En waarom wilden ze per se Afrikanen te werk stellen? Om deze vraag te kunnen beantwoorden zullen we vanuit het perspectief van Europese plantagehouders moeten denken. Voor hen waren Afrikaanse slaven namelijk geen mensen, maar een 'investering', vergelijkbaar met een middeleeuwse boer, die een trekpaard kocht voor zijn ploeg. Dat perspectief is ongemakkelijk en dehumaniserend, maar het is wel noodzakelijk om Trans-Atlantische slavernij te kunnen begrijpen.
Plantages in de koloniën: waarom had men slaven nodig?
Met de ontdekking van Amerika in 1492 door Columbus werd dit wereld geleidelijk verkend door de Europese grootmachten. Het duurde niet lang voor de Europeanen zich realiseerden dat het klimaat in veel gebieden in Amerika geschikt was voor het verbouwen van o.a. katoen, suikerruit, tabaksplanten, koffiebonen, hennep en cacaobonen. Deze producten waren schaars in Europa en het verbouwen van deze producten op plantages in de koloniën was dan ook erg lucratief.
Het was echter ook arbeidsintensief en dat bracht problemen met zich mee. Doordat de werelddelen pas net met elkaar in contact waren gekomen, waren de bevolkingen niet resistent tegen elkaars ziekten en bacteriën. Dit is één van de redenen dat er zoveel Indianen stierven na de komst van de Europeanen. Dit gold echter ook andersom: de Europeanen waren evenmin immuun voor de tropische ziekten. De levensduur van Europeanen in de koloniën was dan ook zeer kort. Bovendien was het werk zwaar en om die reden waren maar weinig Europese arbeiders te overtuigen om op de plantages te gaan werken. Er is nog kort geexperimenteerd met het te werk stellen van gevangenen, maar ook die bleken snel te overlijden aan ziekten en daarnaast ook vluchtgevaarlijk.
De oorspronkelijke bewoners werden eveneens gedwongen te werken op de plantages, maar ook dat bracht nadelen met zich mee. Ze waren weliswaar resistent tegen de ziekten en gewend aan het klimaat, maar zij waren opgegroeid in het gebied en kenden de omgeving, waardoor zij makkelijk konden ontsnappen.
Slavernij in Afrika
Omdat de Europeanen ook in Afrika kwamen, wisten zij dat hier een uitgebreide slavenhandel bestond. In Europa werd je vermogen en status lange tijd bepaald door de hoeveelheid grond die je in bezit had. Afrika was echter dermate omvangrijk dat grondbezit geen maatstaaf voor rijkdom en status werd. In plaats daarvan werd dit in veel stammen bepaald aan de hand van de hoeveelheid volgelingen iemand had. Wanneer stammen hun conflicten uitvochten, werden de vrouwen en kinderen opgenomen in de stam van de overwinnaar en de mannen werden verkocht als slaven. De mannen konden immers makkelijker in opstand komen en waren daarom gevaarlijk. Door ze te verkopen, konden stamhoofden dit probleem oplossen. In eerste instantie verkochten ze deze slaven door aan andere stammen of aan Arabieren. Op die manier konden ook handelsroutes, zoals de
Darb al-Arba'in, een handelsroute tussen het
Sultanaat van Darfur en Caïro, die vooral was gebaseerd op slavenhandel.
Toen de Europeanen beseften dat zij ook Afrikaanse slaven konden kopen om op hun plantages te werken, groeide de schaal van de Afrikaanse slavernij enorm. Naast het feit dat er al een aanbod van Afrikaanse slaven was, zaten er ook nog andere voordelen aan het halen van slaven uit Afrika. Ten eerste kwamen Afrikaanse slaven vaak uit een vergelijkbaar klimaat, waardoor dit geen negatieve impact had op de productiviteit van arbeid die zij moesten verrichten. Ten tweede waren zij daardoor ook al resistent tegen een aantal tropische ziekten, waardoor zij een hogere levensverwachting hadden dan Europeanen. Een laatste voordeel van Afrikaanse slaven was dat zij in een vreemde omgeving waren beland, wanneer zij eenmaal in de koloniën waren. Daar hadden zij geen vrienden of familie en ze kenden het gebied niet. Afrikaanse slaven waren dan ook veel minder vluchtgevaarlijk, dan bijvoorbeeld de oorspronkelijke bevolking.
Conclusie
Al met al was het voor Europeanen om meerdere redenen gunstig om slaven uit Afrika te halen. Ten eerste was er in Afrika reeds een aanbod van slaven. Ten tweede waren de slaven al gewend aan het klimaat en tevens resistent tegen diverse tropische ziekten, waardoor ze productiever waren en ook een hogere levensverwachting hadden. Vanuit het perspectief van een Europese plantagehouder waren Afrikaanse slaven dus een betere 'investering' dan normale werknemers uit Europa of Azië.