Het ontstaan van satire (3): Horatius
Quintus Horatius Flacus werd geboren in Venusia in 65 voor Christus en stierf in 8 voor Christus te Rome.
Opvoeding
Het minste dat kan gezegd worden is dat
Quintus Horatius Flacus meeval in zijn leven heeft gekend. Als zoon van een vrijgelaten slaaf kreeg hij, door de inspanningen van zijn vader, een uitstekende opleiding, die normaal enkel voor zonen van ridders en senatoren was bestemd.
Amnestie
In 39 voor Christus genoot hij van een algemene amnestie, uitgevaardigd door het toen regerende driemanschap Octavianus - Antonius - Lepidus. Als tribuun (legeroverste) in het door Octavanius en Antonius bij Philippi verslagen leger van Brutus (42 v.C.) behoorde hij immers tot de verliezende partij. Hierdoor kon hij naar Rome terugkeren en een betrekking als klerk bij de Schatkist verwerven. In die periode ontstonden zijn eerste satiren en epoden. Daardoor kwam hij in contact met de dichters Vergilius en Varius. Zij stelden hem voor aan
Maecenas, minister van Propaganda onder keizer
Augustus (
Octavanius). Gauw maakte hij deel uit van de selecte kring van Maecenas, die hem zelfs een buitenhuis in de Sabijnse bergen schonk.
Horatius werd bevriend met de keizer zelf, maar wees toch diens aanbod om als zijn privésecretaris in dienst te treden af.Horatius overleed korte tijd na zijn vriend Maecenas, zonder wie hij naar eigen zeggen niet verder kon leven:
“Noch de goden, noch mij is het aangenaam dat jij eerder dan ik sterft, Maecenas, jij verheven vriend en luister van mijn leven.” (Oden II, 17, 1-3)
Horatius schreef twee boeken
satiren, maar hij is vooral de literatuurgeschiedenis ingegaan als een lyrisch poëet (
oden en
epoden).
Korte impressie van zijn werk
In tegenstelling tot
Lucilius en
Juvenalis, bijt Horatius niet naar zijn medeburger. Hij geeft de voorkeur aan ‘lachend de waarheid te zeggen’. Aangezien de dichter er als zoon van een vrijgelatene toch in geslaagd was tot in de hoogste kringen door te dringen bevond hij zich niet in een toestand om kritiek te leveren op het Romeinse bestuur, gesteld dat hij daar behoefte aan had. Vergeten we niet dat Horatius van nature een zachtaardige en vredelievende man was. Het lag eerder in zijn karakter te lachen met toestanden en mensen (zonder evenwel veel namen te noemen en indien toch, vaak gefingeerde zonder echte kritiek te leveren). De enige keren dat hij het wel doet, is als hij het over Lucilius heeft, een dichter die te lui was om goede poëzie te schrijven, en eerder stroeve verzen voortbracht “een vloed van woorden (…) die niet zo netjes waren.” (I, 4) Later echter spreekt hij van Lucilius als zijn voorbeeld: “ik zou het niet aandurven hem de kroon te ontnemen die met veel aureool op zijn hoofd staat.” (I, 10)
Ook hield Horatius ervan te
filosoferen over algemeen menselijke gebreken als hebzucht, onverdraagzaamheid, vraatzucht, enzovoort, hetgeen helemaal in de lijn van zijn opleiding lag. Tegelijkertijd adviseert hij de lezer hoe het wél moet. Beroemd is in dat verband de fabel van de veldmuis en de stadsmuis. (II, 2)
Zijn verzen zijn vaak gemoedelijke praatjes of grappige anekdotes. Als ze in dialoogvorm zijn verwerkt, treedt een gesprekspartner op die tegenwerpingen maakt. Zo kan Horatius naar het voorbeeld van
Socrates zijn onderwerp verder uitdiepen en belerend uit de hoek komen. Steeds gebruikte hij hiervoor de
hexameter, die hij van Lucilius had overgenomen, en die nu was uitgegroeid tot de kenmerkende vorm van de satire.
Typisch voor Horatius is dat hij ook zichzelf niet spaart. Op verschillende plaatsen in zijn satirisch werk drijft hij de spot met zichzelf of haalt hij zichzelf neer. Zo beschouwt hij zichzelf niet als een echt dichter (I, 4), dicht zichzelf een aantal (doorsnee) gebreken toe en is bang om zijn verzen publiekelijk voor te lezen. Zijn ‘Brieven’ ten slotte zijn nog belerender dan zijn satiren en onderstrepen Horatius’ voorkeur voor de
didactiek.
Was Ennius de eerste die poëzie over allerlei onderwerpen schreef en ze saturae noemde, dan was Lucilius de poëet die satire tot een literair genre verhief en Horatius de man die het genre zijn klassieke vorm schonk.