Jack the Ripper - het beest ontwaakt
In de ochtend van 7 augustus 1888 stond John Reeves vroeg op om naar zijn werk te gaan. Hij woonde in de George Yard Buildings, een woningproject in een zijstraatje van Whitechapel Street. Op de overloop van de eerste verdieping zag hij een vrouw liggen. Reeves dacht eerst dat de vrouw sliep, maar toen hij de plas bloed zag waar de vrouw in lag, rende hij naar buiten om een agent te vinden...
Een soldaat...
Het regende die avond, de 6e augustus 1888. Martha Tabram, een plompe vrouw van bijna veertig, en haar vriendin Mary Ann Connolly, in de straten van Whitechapel beter bekend als 'Pearly Poll', konden zich op deze maandagavond niet door zoiets als regen laten tegenhouden; er moest geld verdiend worden. Martha, die een stevige alcoholverslaving had, zo erg dat haar man haar er allang om verlaten had, zat altijd om geld verlegen. Martha werkte op straat. Soms verkocht ze naalden en spelden en goedkope sieraden en andere prullaria, maar meestal verdiende ze haar geld als prostituee. En ook deze avond zat er weinig anders op dan aan het werk te gaan. Pearly Poll en zij wisten twee mannen op te pikken in een pub, soldaten met een avond verlof en zin in een verzetje. Met z'n vieren trokken ze van kroeg naar kroeg, zoals veel getuigen later zouden verklaren; er werd uiteraard flink gedronken. Ongetwijfeld op kosten van de soldaten.
...met een bajonet...
Ongeveer om kwart voor twaalf ging het gezelschap op Whitechapel Street uiteen; Pearly Poll verdween met haar soldaat in de Angel Alley en Martha nam haar klant op sleeptouw naar de betrekkelijke privacy van George Yard - waar zij de volgende ochtend dood werd aangetroffen. Haar benen waren gespreid en opgetrokken en haar rok omhoog geschoven, alsof ze zojuist gemeenschap had gehad. Haar lichaam was bedekt met steekwonden; maar liefst negenendertig stuks had de moordenaar haar in zijn razernij toegbracht. Nadat de getuigen waren gehoord, die Martha en haar vriendin die avond in de kroegen hadden gezien met hun geuniformeerde klanten, ging de gedachte onmiddellijk uit naar een soldaat met een bajonet - hoewel de lijkschouwer naderhand zei dat, op enkele steken na, alle wonden waarschijnlijk met een alledaags zakmes waren gemaakt. Over het andere wapen kon hij niets met zekerheid zeggen, maar hij dacht aan een lang mes, misschien zelfs een chirurgisch mes. Mede dankzij dit soort uitspraken is de hardnekkige mythe ontstaan van een mysterieuze moordenaar met een dokterstas, en de overtuiging dat de dader iemand was met een medische achtergrond - iets dat nooit bewezen is.
...maar was het Jack?
Lange tijd werd aangenomen dat de moord op Martha Tabram een losstaand feit was, en niets met Jack the Ripper te maken had, maar de laatste jaren begint men daar steeds meer aan te twijfelen. Er zit meer dan genoeg tijd tussen de laatste keer dat ze gezien werd, en het tijdstip waarop haar lichaam gevonden werd (bijna vijf uren), om de mogelijkheid te hebben gehad een tweede, en misschien zelfs wel nog een derde klant op te pikken. Er is dus niet met zekerheid te zeggen dat die soldaat haar laatste klant is gweest.
Volgens de lijkschouwer waren de meeste steken gericht geweest op haar borsten, buik en genitaliën - een MO die Jack ook hanteerde. En dan waren er de gespreide en opgetrokken benen en de omhoog geschoven rok; we zullen zien dat dit een typisch kenmerk van Jack was in de houding waarin hij zijn slachtoffers achterliet. Pearly Poll werd later gevraagd om in een 'line-up' van soldaten te zien of die twee van de bewuste nacht erbij zaten; ze wees twee mannen aan die allebei een waterdicht alibi hadden en zette hiermee haar eigen geloofwaardigheid danig op het spel. Bovendien: als de lijkschouwer gelijk had met zijn theorie over de verschillende steekwapens die waren gebruikt, dan wordt het erg onaannemelijk dat Martha was gedood door een dronken soldaat die een driftige opwelling had gekregen - dat had meer weg van een voorbereide moord door iemand die er speciaal een paar wapens voor had meegenomen. Een ander cruciaal punt was dat de lijkschouwer vaststelde dat Martha geen gemeenschap had gehad vlak voor haar dood; dit past opnieuw in de MO van Jack the Ripper, die nooit seks had met zijn slachtoffers, ondanks zijn geweld tegen vrouwen en hun lichamen.
De moord in Buck's Row
Mocht er nog twijfel zijn over de moord op Martha Tabram en de vraag of er wellicht een gestoorde gek in Whitechapel rondliep, na de nacht van vrijdag 30 augustus op zaterdag 31 augustus 1888 zou het de wereld duidelijk worden dat er iets sinisters aan de hand was in 's werelds grootste achterbuurt. Rond kwart voor vier 's ochtends vonden Charles Cross, een voerman, en zijn maat Robert Paul, een vrouw die op straat lag in Buck's Row. Ze lag met haar rokken opgetrokken en haar benen gespreid, en in eerste instantie meenden de mannen dat de vrouw nog leefde. Het licht in de staat was slecht; er hing maar één gaslamp, aan de andere kant van Buck's Row. De mannen konden niet goed zien hoe de vrouw erbij lag of wat er precies met haar aan de hand was, en nadat ze haar kleren in ieder geval weer enigszins recht hadden getrokken, besloten ze dat ze niet te laat op hun werk konden komen - ze zouden onderweg wel uitkijken naar een politieagent.
Mary Ann 'Polly' Nichols
Vijfendertig jaar oud was ze, en ze had vijf kinderen, al zag ze ze niet vaak; haar drankzucht en de ontrouw van haar man hadden haar huwelijk met William Nichols kapot gemaakt. De kinderen waren bij haar man gebleven toen zij definitief haar gezin verliet. Wat volgde waren jaren in verschillende werkhuizen; af en toe woonde ze bij haar vader, totdat ze woorden met hem kreeg over haar drankgebruik; en dan waren er de tijden dat ze dakloos was en op straat sliep, meestal op Trafalgar Square. Ze vond huishoudelijk werk, maar werd ontslagen toen ze er een diefstal pleegde. Prostitutie vormde voor haar een dagelijkse bron van inkomsten, en in de nacht van 30 op 31 augustus was dat dan ook precies wat ze aan het doen was, omdat ze niet genoeg geld had voor een slaaphuis; ze was weggestuurd. 'Maakt niet uit,' had ze geroepen. 'Dat geld heb ik zo bij elkaar! Kijk eens wat een mooi hoedje ik op heb?' En dronken als ze was, was ze weer weggeschommeld, op zoek naar klanten. Ze kwam om half drie nog een vriendin tegen, Emily Holland, die was gaan kijken bij de grote brand in de Shadwell droogbak, een brand die in half Londen te zien en te ruiken was, en waar de brandweer vanuit de hele stad voor was uitgerukt. Maar het kon Polly niet zoveel schelen; zij had geld nodig. 'Ik heb het bedrag voor mijn slaaphuis vandaag wel drie keer bij elkaar gehad,' vertelde ze haar vriendin, 'maar ik heb het allemaal weer uitgegeven.' Ze praatten zo nog een paar minuten met elkaar, en daarna wandelde Polly weer verder over Whitechapel Street. Emily Holland was de laatste getuige die haar nog in leven zag.
Een schokkende ontdekking
Terwijl de twee mannen op weg naar hun werk gingen en een agent alarmeerden, had inmiddels een andere politieman, PC John Neil, het lichaam in Buck's Row ook gevonden. Neil, in het bezit van een lamp, zag al rap dat de keel van het slachtoffer was doorgesneden en dat de arme vrouw niet meer in leven kon zijn. Dr. Llewellyn was de arts die constateerde dat ze waarschijnlijk nog maar net dood was, en liet haar lichaam naar het mortuarium overbrengen. Daar kon de arts een overzicht maken van de verwondingen van de vrouw, en die waren niet gering. Haar gezicht zat vol met bloeduitstortingen, er waren vijf tanden uitgeslagen, haar handen droegen de sproren van verzet, en haar keel was zo grof doorgesneden dat ze bijna onthoofd was. Maar pas toen de vrouw werd uitgekleed om de rest van haar lichaam te onderzoeken, deed men de meest schokkende ontdekking: haar onderlichaam was aan flarden gesneden. Haar buik was opengereten met een mes tot bijna aan haar borsten, en haar genitaliën waren onherkenbaar verminkt. Het werd op slag duidelijk dat dit het werk van een diep gestoorde moordenaar was. Llewellyn zei later tegen de pers dat hij al heel wat verschrikkelijke dingen had gezien, maar nog nooit zoiets bruuts als dit.
Politieonderzoek
De politie stond voor een raadsel: niemand had iets gezien of gehoord. Ene Emma Green, wiens slaapkamer aan de voorkant van het huis zo goed als uitkeek over de plek van de moord, zei niets gehoord te hebben - ondanks het feit dat ze een lichte slaper was. Ook haar drie kinderen waren overal doorheen geslapen. Ook andere omwonenden hadden pas gemerkt dat er iets gebeurd was toen PC Neil op hun deur klopte die nacht. Het was inmiddels de derde moord op een prostituee en de politie was er veel aan gelegen om de dader(s) te vinden. Scotland Yard begon zich de zaak steeds serieuzer aan te trekken en zette er een van hun beste inspecteurs op: Frederick Abberline, een grote, besnorde man van 45 jaar, zijn hele leven werkzaam als politieagent en later inspecteur, en in het bezit van een geweldige kennis over de East End en het reilen en zeilen van de misdaadwereld daar. Hij wierp zich fanatiek op de zaak, vastbesloten de moordenaar te vinden. En dat kon geen kwaad: in de East End, en vooral in Whitechapel, begon men bang en onrustig te worden...