Lineair A en B, de oudste Europese schriften
De oude Minoïsche en Myceense culturen in het Middellandse Zeegebied zijn, net als volken in het Midden-Oosten, ooit op kleitabletten gaan schrijven. Zij gebruikten daarbij echter andere schriften dan het Mesopotamische spijkerschrift. De Minoïsche bevolking op Kreta ontwikkelde het lineair A, dat tot op heden het oudste bekende schrift van Europa is. Later ontstond hieruit in Mycene het lineair B. Ondanks de onderlinge verwantschap werd er bij beide schrifttypes een andere taal gebruikt.
Artikelindeling
Geschiedenis van de eerste schriften in Europa
In het 4de millenium v. Chr. begon de
Minoïsche beschaving op Kreta een eenvoudige boekhouding bij te houden op kleitabletten. Dat was zo'n vier millenia nadat dit in Mesopotamië gebeurde. Het is dan ook goed mogelijk dat ze deze gewoonte hebben overgenomen van handelspartners uit het Midden-Oosten, maar zeker is dat niet. (Lees
hier meer over het ontstaan van kleitbaletten en het schrift)
In ieder geval namen de Kretenzers het beeldschrift dat destijds in Mesopotamië werd gebruikt niet over, maar ontwikkelden ze hun eigen beeldschrift.
Later zou hieruit het
lineair A ontstaan, dat vanaf ongeveer 3000 v. Chr. werd gebruikt. Daarmee werd dit het eerste Europese schrift en is het toch maar een tweehonderd jaar jonger dan het oudste schrift ter wereld, het
spijkerschrift.
In het 2de millenium v. Chr. vestigden zich steeds meer bewoners van het Griekse vastenland, destijds
Mycene genoemd, op Kreta. Zij namen het schrijven op kleitabletten en het lineair A van de lokale bevolking over. Vervolgens maakten deze immigranten familie en bekenden op het Griekse vasteland bekend met het schrift.
Hier bleven de mensen echter vasthouden aan hun eigen taal het
Myceens en pasten ze het schrift daarop aan. Zo ontstond het
Lineair B. Toen rond het jaar 1375 v. Chr. een Myceense expeditie de macht op Kreta veroverde, werd het lineair A ook daar vervangen door het lineair B.
Beide schriften werden vooral gebruikt voor administratieve zaken, hoewel dat bij het Lineair B wel breder was dan bij het Lineair A. In tegenstelling tot het spijkerschrift dat in Mesopotamië werd gebruikt, zouden beide schriften geen ander soort gebruik kennen. Al is het feit dat er nooit een ander type tekst is teruggevonden geen garantie dat er ook nooit een is geweest.
Voor kleitabletten rond het Middellandse Zeegebied geldt sowieso dat er maar weinig van zijn teruggevonden. Dat komt omdat deze tabletten, in tegenstelling tot die uit het Midden-Oosten, niet werden gebakken en de klei steeds weer opnieuw werd gebruikt. We zullen dus nooit zeker waarvoor deze beschavingen het schrift precies wel en niet gebruikten.
Rond 1000 v. Chr. stapten de Zuid-Europeanen over op andere schrijfmedia als perkament en papier. Dat was nog ruim voordat de grote bloeitijd van de Griekse literatuur van start zou gaan.
De Kretenzers en de Myceners waren de enige Europese volkeren die ooit op kleitabletten zouden schrijven.
Lineair A
Het lineair A is, net als het spijkerschrift, speciaal ontwikkeld om gemakkelijker in klei te kunnen schrijven dan met een beeldschrift het geval is.
Aanvankelijk bestond het Kretenzisch schrift uit louter beeldtekens of
ideogrammen, die elk een voorwerp, handeling of persoon uitdrukten. Om deze in de klei af te drukken, gebruikte men stempels. Toen de behoefte aan uitgebreidere documentatie groeide, werd deze methode te omslachtig. Daarom stapten de Kretenzers over op een soort naald als schrijfgrerei.
Ook met een naald blijft het echter lastig om gebogen lijnen in klei te krassen. Aldus kwamen de Kretenzers, net als de Sumeriërs in Mesopotamië, tot een schrift met tekens die bestonden uit rechte lijnen.
Het lineair A is, net als het spijkerschrift, een
syllabisch schrift, waarbij de afzonderlijke tekens ieder een lettergreep aangeven. De Minoïsche schrijvers gebruikten daarvoor echter niet meer dan 90 tekens, tegen de Mesopotamiërs 600.
De gebruikte taal staat bekend onder de naam
Minoïsch.
Er is wel een belangrijk verschil tussen het lineair A en het spijkerschrift. De Mesopotamiërs, die aanvankelijk ook met een naald schreven, zouden overstappen op het gebruik van een zogeheten
stylus als schrijfgerei. Dat is een soort stift waarmee de tekens in de klei werden gedrukt in plaats van geëtst. De Kretenzers bleven de tekens echter in de klei etsten met naalden, wat dus slechter werkt. Wellicht verklaart dat ook de wat mindere popualriteit van het kleitablet in Zuid-Europa.
Soms werd het lineair A ook met inkt geschreven, bijvoorbeeld op vazen of andere voorwerpen. De tekst op bijgevoegde illustratie is bijvoorbeeld gevonden op de binnenkant van een kopje.
Ontcijfering lineair A
Van de meeste tekens is de uitspraak tegenwoordig wel bekend, maar de taal als zodanig is nog steeds een raadsel. Dat komt begrijpelijkerwijs omdat er maar zo weinig kleitabletten met lineair A zijn teruggevonden.
Er bestaan verschillende theorieën over de oorsprong van de Minoïsche taal. Voorlopig lijkt het er het meest op dat hij toch behoort tot de groep van
Semitische talen, net als veel Mesopotamische talen. In ieder geval is hij door veel andere culturen beïnvloed. Dat is niet vreemd aangezien Kreta dankzij de ligging een centrale plaats innam in belangrijke overzeese handelsroutes, waaronder die met het Midden-Oosten.
kleitablet met lineair B /
Bron: Jastrow, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Lineair B
De Myceners pasten zoals gezegd het lineair A aan hun eigen taal aan en kwamen zo tot het lineair B. Dat leverde een aantal duidelijke verschillen op.
In principe is het lineair B ook grotendeels een syllabisch schrift, waarbij 88 tekens ontstonden. Hiernaast bleven de Myceners echter vasthouden aan nog zo'n 100 ideogrammen uit hun eigen beeldschrift. Deze beeldtekens gaven met name fysieke objecten, maten en gewichten weer.
Ondanks het feit dat ook de Myceners hun kleitabletten niet bakten, zijn er veel meer met lineair B teruggevonden dan met lineair A. Waarschijnlijk komt dat omdat het lineair B voor meer doeleinden werd gebruikt. Er zijn in dit schrift namelijk ook inventarissen van paleizen e.d. gevonden alsmede verslagen van de oogst. Dat is een belangrijke vondst gebleken, omdat het een goed beeld geeft van de Myceense cultuur. Over de Minoïsche cultuur is veel minder bekend.
Ontcijfering lineair B
Door het groter aantal kleitabletten bleek het lineair B wel te ontcijferen. Dat gebeurde al in 1952, door de architect
Michael Ventris. Het Myceens is een
Indo-Europese taal en feitelijke een archaïsche vorm van het Grieks. Daarom was het bovendien een stuk gemakkelijker aanknopingspunten te vinden voor de ontcijfering.