Wetenschap in Mesopotamië
Nadat de Sumeriërs het spijkerschrift hadden uitgevonden, ontstond ook al snel de wetenschap. Deze zou zich verder over Mesopotamië verspreidden en een hoogtepunt bereiken tijdens de bloeiperiode van het Babylonische Rijk. De Mesopotamische wetenschap werd daarmee de bakermat van de onze. De belangrijkste vakgebieden waren geneeskunde, plantkunde, wiskunde, sterrenkunde en aardrijkskunde. Opvallend is hoe briljante vindingen en primitieve opvattingen naast elkaar bleven bestaan.
Artikelindeling (interne links)
Van Sumerische naar Babylonische wetenschap
Er was een schrift nodig voordat er wetenschap kon bestaan. Wetenschap bestaat uit theorie en die moet men op kunnen schrijven, zowel in woorden als in cijfers. Zo rond 3000 v. Chr. had het Sumerische volk het
spijkerschrift echter afdoende ontwikkeld om ook wetenschap mogelijk te maken. De Sumeriërs leverden aldus de eerste wetenschappers uit de geschiedenis.
Deze hadden meteen een hoog niveau. Ze legden een basis vast die nog millennia lang gangbaar zou blijven voor de Mesopotamische wetenschap. Anderen zouden hier op verder borduren.
De meeste vooruitgang werd er vervolgens geboekt door de Babyloniërs. Dat gebeurde tijdens de verschillende bloeitijden van het Babylonische Rijk. Ook zij hielden zich echter voornamelijk bezig met het verder uitwerken van de oude Sumerische wetenschap. Wat niet wegneemt dat ze een aantal belangrijke nieuwe vondsten hebben gedaan in elke tak van wetenschap.
Al met al kan men de Mesopotamische wetenschap zien als een tamelijk eenvormig geheel. Voor een nadere beschouwing kan men de ontwikkelingen het beste per vakgebied bekijken.
Geneeskunde
In de loop der tijd kreeg de geneeskunde een zeer prominente plaats binnen de ontwikkelde culturen van het Midden-Oosten. Het werd zelfs zo belangrijk dat tal van geneeskundige zaken
juridisch waren geregeld.
Er waren bijvoorbeeld wetten die bepaalden dat de honorering van chirurgen naar daadkracht moest gebeuren. Tevens bestonden er straffen voor medische nalatigheid. Deze straffen waren niet mis en gebaseerd op een 'oog om oog, tand om tand' principe, waarbij de arts dus dat lichaamsdeel verloor dat hij bij een ander had verprutst. Dat klinkt als absolute horror, maar blijkbaar voorkwam het niet dat het aantal dokteren rap toenam.
De wetenschappelijke insteek was grotendeels
empirisch van aard en gebaseerd op de ervaring van artsen. Van structureel onderzoek was nog geen sprake.
Praktiserende doktoren waren bovendien vaak priesters, waardoor geneeskundige theoriën nog lang doorspekt zouden blijven met allerlei religieuze en magische opvattingen.
Medische handboeken
Ondanks de religieuze insteek lijken medische handboeken uit die tijd vrij veel op de onze. Eerst beschreef men de symptomen van een bepaalde ziekte en vervolgens de behandelmethode. Daarna volgde echter de beschrijving van een geschikt gebed tot de goden voor onderhavig geval.
Ondanks het feit dat men nog niet alle symptomen wist te herkennen, was de omschrijving van de verschillende ziekten toch alleszins behoorlijk.
Exorcisme
Zaken waar men nog geen kijk op had, zoals bijvoorbeeld besmetting of koorts, werden toegeschreven aan onzichtbare demonen. Om deze demonen te verdrijven gebruikte men aanvankelijk rituelen waarbij geprobeerd werd de boze geest over te doen gaan op een dier, meestal een geit of schaap. Daarna voerde men het dier weg, doodde het en onderzocht het van binnen om te zien of de operatie was gelukt. Dat was het geval als het dier in kwestie ziekteverschijnselen bleek te vertonen.
Deze behandelmethode zal in werkelijkheid niet al te succesvol zijn geweest, maar vermoedelijk heeft het bij een aantal patiënten een psychosomatisch effect opgeleverd dat de genezing aslnog heeft bevorderd.
In latere tijden dreef men langzaam af van dit magisch exorcisme en ging men steeds meer vertrouwen op het gebruik van medicijnen. Deze bestonden grotendeels uit kruiden en drankjes.
Plantkunde
Om medicijnen te kunnen maken die zo goed mogelijk werkten, was een uitgebreide plantkunde noodzakelijk. Dit werd na het verlopen van het exorcisme dus een steeds belangrijkere tak van wetenschap. Men heeft dan ook de nodige planten en kruiden en hun eventuele werking omschreven in dikke catalogi op kleitabletten. Ook deze kennis kwam voornamelijk voort uit waarneming, maar het resultaat is evengoed behoorlijk accuraat.
Wiskunde
Er is veel wiskundige kennis op kleitabletten bewaard gebleven, gevat in teksten, tabellen, berekeningen en redeneringen. Al rond 2000 v. Chr. hadden de Babyloniërs de grondslagen van de wiskunde geformuleerd. Het niveau was zeer hoog, met name in
algebra en
geometrie. Zelfs nu nog moet je deskundig zijn om het allemaal te begrijpen.
De Sumeriërs kozen een
zestigtallig stelsel om mee te rekenen, ook wel
sexagesimaal stelsel genoemd. Daar hadden ze praktische redenen voor. Zestig is een hoog samengesteld getal, waardoor het maar weinig delers heeft. Een deling krijgt daardoor niet vaak een repeterende breuk.
In principe is dat vooral handig bij hogere wiskunde. Het stelsel bleek echter zo praktisch dat het ook zijn weg heeft gevonden naar alledaags gebruik, waarna het zich over het hele Midden-Oosten verspreidde. Omdat een rekenstelsel niet verbonden is met een bepaald taalgebied zou het zich uiteindelijk zelfs over grote delen van de rest van de wereld verspreiden. Op sommige punten zou het vervolgens millennia lang stand houden. Zelfs tegenwoordig gebruiken wij het zestigtallig stelsel nog, bijvoorbeeld bij de gradenboog en de indeling van ons uurwerk.
Rond het jaar 2000 v. Chr. bloeide de wiskunde in Mesopotamië pas echt goed op. Daarna werd ook het
tientallige of
decimale stelsel uitgevonden. Vanaf dat moment werd het decimale stelsel ook gebruikt, maar het zestallige bleef toch het meest gangbare.
Een andere ontdekking van de Mesopotamiërs was dat de plaats van een cijfer in een getal een waarde kan aangeven en dat je hogere getallen dus kon samenstellen uit verschillende lagere cijfers. Daardoor was er voor veel hogere getallen, zoals duizendtallen, geen apart symbool nodig.
Ten slotte waren mesopotamische wiskundigen de eersten die een eigen symbool gebruikten om het begrip nul/niets mee te omschrijven. Dat gebeurde echter pas in een wat latere fase, want lange tijd was men nog niet bekend met het getal 0.
Sterrenkunde
De Mesopotamiërs kenden nog geen onderscheid tussen
astronomie en
astrologie. Feitelijk kwam hun sterrenkunde erop neer dat men astronomische verschijnselen bestudeerde met een voornamelijk astrologische doelstelling. Men hoopte uit de beweging van de sterren het lot van de mensen te lezen. Hoewel het daarnaast ook van belang was voor het maken van kalenders en het meten van tijd.
De reden voor de astrologische belangstelling was voornamelijk religieus. Omdat men dacht dat de goden ooit waren opgestegen naar de hemel, dacht men dat alles dat aan het firmament gebeurde een weerspiegeling was van de wil van de goden. Vandaar dat men echt alles dat zich aan de hemel afspeelde van belang achtte en onderzocht. Naast de stand van sterren en planeten hadden bijvoorbeeld ook zaken als de cyclus van de maan, verduisteringen, de kleur van bepaalde sterren en de windrichting de aandacht van astronomen.
Het bestuderen van sterren gaat relatief gemakkelijk in Mesopotamië. Tussen april en oktober zijn er nauwelijks wolken waardoor men de hemel zelfs zonder telescoop al goed kon bestuderen. Alhoewel men, voor een betere focus, toch vaak een holle pijp gebruikte om door te kijken. Met name in het zuiden van Mesopotamië stonden in latere tijden talloze sterrenwachten opgesteld.
Astronomen gingen te werk door het hemelruim in drie zones te verdelen en in elke zone alle zichtbare sterren te benoemen. Met name de Babylonische astronomen wisten met verbazingwekkende precisie de relatieve afstand tussen de sterren tijdens hun omwentelingen te berekenen.
Alle observaties, ook die met betrekking tot de zon, de maan en de wind, werden nauwkeurig opgeschreven. Daardoor waren de Babyloniërs na verloop van tijd in staat om allerlei astronomische verschijnselen te voorspellen, zoals wij dat nu ook kunnen met behulp van onze telescopen. Vanwege hun hoge niveau wordt toch vaak van
Babylonische sterrenkunde gesproken, in plaats van Mesopotamische sterrenkunde.
Uit de observaties ontstonden ook de 12 tekens van de
dierenriem. Rond de 5de eeuw v. Chr. werden hieruit de eerste persoonlijke horoscopen getrokken.
Ten slotte waren de astronomische resultaten van groot belang voor de kalender en de tijdrekening. Daarbij speelde de cyclus van de maan een centrale rol, omdat deze de basis vormde voor zowel de agrarische als de religieuze kalender van de Mesopotamiërs. Ook de verdeling van de dag in kleinere tijdseenheden is gebaseerd op astronomisch onderzoek.
Lees hier meer over de
Babylonische kalender en tijdrekening.
Aardrijkskunde
Op geografisch gebied vielen Mesopotamische wetenschappers vooral op door een heel behoorlijke cartografie. Men wist al vroeg aardig gedetailleerde landkaarten te produceren. Dat kwam waarschijnlijk doordat men zich beperkte tot gebieden die men goed kende. Aan minder bekende streken waagde men zich niet.
Voor de rest was het met de aardrijkskundige kennis nog niet bijster goed gesteld. Men had een beperkt idee van het grondgebied van de bestaande wereld en meende dat deze aan alle kanten omringd was door een grote oceaan. Afgezien daarvan was het wereldbeeld doorspekt met allerlei ideeën over mythologische plaatsen die zich op aarde zouden bevinden.
Toch kende men een redelijk groot deel van de bestaande wereld, want handelaren reisden tamelijk ver. In ieder geval was men naar het zuiden toe bekend met streken tot en met Egypte, reikte men in het westen tot in het Middellandse Zeegebied en trok men naar het noorden tot in de Kaukasus. Of men ook naar het oosten richting China is geweest, is helaas niet duidelijk.
De tempel als wetenschappelijk centrum
In het algemeen valt het op dat de wetenschap uit het vroege Midden-Oosten een frapante mengeling is van briljante vondsten en doorwrochte kennis enerzijds en in onze ogen zeer primitieve opvattingen anderzijds. Alleen de wiskunde lijkt zich te onttrekken aan het bijgeloof. De geneeskunde groeit er door de tijd wat vanaf. Voor de rest blijft men echter veel verklaringen zoeken in het goddelijke.
Dat is echter niet verwonderlijk als men zich bedenkt dat de
tempel het centrum was van alle Mesopotamische wetenschapsbeoefening. Dat betrof zowel de uitvoering van wetenschap als de opleiding tot eerst schrijver en dan wetenschapper. Niet alleen artsen, maar ook de meeste andere wetenschappers werden vroeg of laat tot priester gewijd. Vandaar dat men juist bleef zoeken naar een samengaan van geloof en wetenschap.
Lees verder