De priester in de Babylonische godsdienst
De basis van de Babylonische beschaving is gelegd door de Amoritische koning Hammurabi. Hij vereerde de god Marduk. Hammurabi stelde zich aan het volk voor als de koning die door de goden was gezonden. Tijdens de regering van Hammurabi heeft de Babylonische hogepriester (sangu-mah) een duidelijke positie gekregen. Hij werd samen met de gouverneur (ensi) ´assistent´ naast de koning. Dit drietal vormde een sociaal-religieuze organisatie wat benoemd kan worden als de Temple community .
Zondebesef in de babylonische godsdienst
De Babylonische godsdienst kenmerkte zich door het grote zondebesef. Daarom speelde in Babylonië de priester een belangrijke rol. In de Babylonische godsdienst waren 30 priesterklassen. De belangrijkste was de ‘urigallu’. Dit was de klasse van de hogepriesters. Ook waren er vrouwelijke priesters. Daarvan zijn 20 klassen bekend. Aan het hoofd van deze priesteressen stond de ‘entru’, de godenbruid.
Betekenis van een Zikkurat in de Babylonische godsdienst
De offers werden gebracht in een tempel. Deze tempels werden Zikkurat's genoemd. Een Zikkurat was een verhoging van terrassen van steen. Op het bovenste terras was de tempel gebouwd. De naam ‘zikkurat’ komt overeen met een Babylonisch werkwoord dat ‘hoog-oprijzen’ betekent.
Toren van Babel
Ook de toren van Babel, waarvan een beschrijving staat in het Bijbelboek Genesis, was in dezelfde vorm van een Zikkurat gebouwd. Die bouwstijl was in die tijd heel normaal. Andere bouwvormen van een toren had men toen niet. Denk ook aan de vorm van een Egyptische piramide. Het volk Israel moet de bouwstijl hebben afgekeken van de Babylonische godsdienst. Het volk Israël diende 'JAHWE', de God van Abraham, Izaak en Jacob. God had hen opdracht gegeven om te verspreiden maar ze luisterden niet. Ze bleven op een vaste plek wonen en gingen vervolgens een Zikkurat (de toren van Babel) bouwen. Hierdoor gingen ze andere goden dienen waardoor JAHWE hen strafte door een spraakverwarring en het volk op die manier 'te dwingen' om zich te verspreiden over de wereld. De mens hoefde niet op te klimmen naar God. Hiermee wordt de betekenis ' hoog oprijzen' meer duidelijk. Het volk hoefde zich zeker niet te vergelijken met de Babylonische godsdienst.
Priesters als reiniger
De priesters hadden niet alleen de uitvoering van de offercultus en de liturgie tot taak, maar ook genezing van zieken, exorcisme en het doen van toekomstvoorspellingen behoorde tot hun functie. Aan de hand van een surpu tracht de priester al vragende te weten te komen, wat eigenlijk de oorzaak van het over de boeteling uitgestorte lijden is. Als hij de oorzaak van de kwaal te weten kwam kon hij aan de genezing beginnen. De priesters waren religieus specialist en arts tegelijk. Bij het reinigen gebruikte de priester water als symbool dat alles rein maakt.
Kleding van de priester
De gewone kledij van de priester bestond uit een kleed van meestal wit wijd linnen. Voor bijzondere gevallen zoals exorcisme of een genezingsritueel was de priester gekleed in een rode nahlaptu (mantel) met rode subatu. (schoenen). Tijdens bijzondere rituelen werd het kleed ook over het hoofd gedragen.
Functie van de priester in de Babylonische godsdienst
Er is onderscheid te maken tussen de priesters die een functie in de cultus hadden en de bezweerders en orakelgevers. De priester, ook wel Asipu (reiniger) genoemd was ‘tussenpersoon’ van de mens en de goden. Door het offeren kreeg hij toegang tot de wereld van de goden. Magie speelde hierin een grote rol. De volgorde die de priester tijdens het offeren hanteerde was als volgt: aanroeping, beschrijving van de nood en tenslotte een lofprijzing.
Feest voor het volk
Het belangrijkste feest van de Babyloniërs was het nieuwjaarsfeest. Dit werd in de maand Nisan gehouden. Tijdens het feest had de priester een belangrijke taak en stond de ‘reiniging’ centraal, waarbij de zonden die het afgelopen jaar de tempel, priesters en het volk vervuild hadden afgewassen moesten worden. De hogepriester moest allerlei teksten en geheime formules uitspreken voor het beeld van Marduk. De inhoud van de spreuken en gebeden waren geheim en mocht niemand weten. Naar aanleiding van archeologisch onderzoek is gebleken dat tijdens dit ritueel het Gilgamesj Epos werd voorgelezen, de centrale tekst van het nieuwjaarsfeest.