Postumus en het Gallische Deelrijk (260-269 n.Chr.)
“Ter ere van het goddelijke huis, (en) aan de gelukzalige godin Victoria, omdat op de achtste en zevende dag voor de Kalends van Mei, de barbaren van het ras der Semononen of Juthungen afgeslacht en op de vlucht zijn gejaagd door soldaten uit de provincie Rhaetia, soldaten uit Germanië, en door militie, na het bevrijden van vele duizenden Italische gevangenen, (en) met het besef van zijn eed liet, Marcus Simplicinius Genialis, Vir Perfectissimus, handelend in opdracht van de gouverneur, met hetzelfde leger, (en) met de gepaste dankbaarheid, deze steen oprichten en wijden op de derde dag voor de Ides van September toen onze keizer Postumus Augustus en Honoratianus consuls waren.”
Bovenstaande beschrijving zou goed thuis kunnen horen in de vierde of vijfde eeuw na Christus, omdat vele van de invallen van Germanen, dikwijls getypeerd als een onderdeel van de ‘Grote Volksverhuizingen’, in de laatste twee eeuwen van het bestaan van het Romeinse Rijk plaatsvonden. Sinds 1992 zijn veel historici hier echter op teruggekomen. In dit jaar werd bij Augsburg een altaar gevonden met daarop bovenstaande passage. Dit altaar stamt niet uit de vierde of vijfde, maar opmerkelijk genoeg uit de derde eeuw, gezien onder andere het noemen van Postumus Augustus, die zich in de derde eeuw in het Gallische Deelrijk tot keizer had laten uitroepen. De inscriptie heeft voor ons duidelijk gemaakt dat de stammenverplaatsingen niet hun oorsprong hebben in het einde van de vierde en het begin van de vijfde eeuw, maar al in de derde eeuw. In deze bijdrage staat Postumus centraal: zijn opkomst, heerschappij en ondergang zijn namelijk van groot belang voor ons begrip van het functioneren van het westelijk deel van het Romeinse Rijk in die problematische derde eeuw, waarin keizers elkaar in hoog tempo opvolgden en zelden een natuurlijke dood stierven. Postumus laat ons zien dat de Crisis van de Derde Eeuw niet alleen een economische crisis was, maar ook een politieke. Verder blijkt dat het Romeinse Rijk vanaf de derde eeuw een groot deel van haar onoverwinnelijke karakter heeft verloren.
De crisis van de Derde Eeuw
Marcus Cassianus Latinius Postumus kwam aan de macht in een periode van het Romeinse rijk die gekenmerkt werd door crises en waarin de positie van de keizer aan belangrijke veranderingen onderhevig was. Heriodianus gaf de kern van deze veranderingen wellicht treffend aan door te zeggen: “Rome is waar de keizer is”. In moderne termen zou je kunnen zeggen dat de keizer vanaf de derde eeuw steeds meer een soort ‘conflictmanager’ werd. Hij was vaak daar aanwezig, waar zich een probleem voordeed. Regelmatig braken meerdere conflicten tegelijkertijd uit, waarop de keizer moest reageren en het wordt dan ook typerend voor de derde eeuw dat de keizer zich zelden in Rome ophield. In sommige situaties besloot een keizer een plaatsvervanger naar de brandhaard te sturen, maar deze werd niet altijd geaccepteerd. De enige optie was dat het leger en de lokale bevolking letterlijk en figuurlijk het heft in eigen handen namen. Soms benoemden ze zelfs een eigen keizer. Dit is één van de belangrijkste oorzaken van het groot aantal keizers en tegenkeizers, die elkaar in rap tempo opvolgden. Na de proclamatie moest de keizer er voor zorgen dat het volk en het leger loyaal bleven. De soldaten werden overladen met buit en geld, door de soldij te verhogen of speciale bonussen uit te geven.
Bij het constant blijven van de hoeveelheid soldaten was een lichte verhoging van de soldij nog niet eens zo’n groot probleem voor de keizerlijke schatkist, maar vanaf de derde eeuw werd het steeds noodzakelijker om meer soldaten te rekruteren. De keizer had te maken met een groeiend aantal aanvallen van buitenaf, waardoor de druk op de grenzen sterk toenam. Soldaten moesten niet alleen betaald, maar ook gevoed worden. Zowel het goud en zilver om munten mee te slaan, als ook de graanvoorraden waarmee het leger en volk gevoed moesten worden raakten daardoor in snel tempo op. Een dramatisch resultaat hiervan was dat de soldaten vaak tot plundering overgingen om maar aan voedsel te komen.
De hoofdpersoon: Postumus
In de hierboven geschetste situatie kwam Postumus aan de macht kwam. We weten zeer weinig over hem. De Historia Augusta vermeldt het volgende:
'Mocht er iemand de behoefte hebben om meer over de verdiensten van Postumus te weten te komen, dan mag hij kennisnemen van Valerianus mening over hem, wat hij in de hier volgende brief schreef aan de Galliërs. ‘Als generaal die belast is met de taak de Rijngrens te beschermen en gouverneur over Gallië, hebben we Postumus benoemd, een waardig man met de ijzeren discipline van de Galliërs.’
De meeste moderne historici baseren zich op deze tekst wanneer ze proberen te beschrijven wie Postumus was en wat hij deed voordat hij ging usurperen. Ze zijn het er dan ook allemaal over eens dat de hoofdpersoon in kwestie vóór de usurpatie generaal en gouverneur over de Rijngrenzen was. Watson voegt er ook nog aan toe dat Postumus uit een bescheiden familie kwam en een soldaat in hart en nieren was. Hij zou volgens Watson ook uit de regio komen waar hij later over zou gaan heersen. Wat we weten over de persoon Postumus is kenmerkend voor het onderzoek naar de derde eeuw na Christus. Net als bij vele andere keizers en usurpatoren is er weinig over hem bekend. Het is bijvoorbeeld niet echt duidelijk waarom juist Postumus het gouverneurschap over de van groot strategisch belang zijnde Rijngrenzen kreeg. Toch moet hij een politieke of militaire carrière hebben doorlopen, voordat hij deze functie kreeg, want het gouverneurschap was niet voor iedereen weggelegd. Een belangrijkere vraag, die centraal staat in dit artikel, is waarom Postumus in opstand kwam tegen de keizerlijke macht in Rome. Waarom greep hij de macht en waarom kwam er na ongeveer tien jaar een abrupt einde aan zijn keizerschap?
Postumus komt aan de macht
Waarom kon Postumus aan de macht komen? Deze vraag lijkt eenvoudig beantwoord te kunnen worden. We hoeven alleen maar de Augsburg-inscriptie te lezen. Daaruit valt op te maken dat Postumus usurpeerde omdat hij na de, in zijn naam door Genialis, gewonnen veldslag op de stam der Juthungen zijn buit moest afstaan aan Saloninus. Deze laatste was de vertegenwoordiger van de Romeinse keizer Gallienus. Saloninus en diens raadgever Silvanus resideerden op dat moment in Keulen. Postumus besloot de stad te belegeren. De bevolking van Keulen hield het op een gegeven moment niet meer uit en vermoordde Saloninus en Silvanus. Postumus werd vervolgens als held en nieuwe keizer binnengehaald. De usurpatie was een feit. Het ligt echter niet zo gemakkelijk zoals het hierboven beschreven staat. We hebben hier alleen te maken met een directe oorzaak. De achterliggende redenen voor de usurpatie vallen onder te verdelen in drie aspecten: (1) de ontwikkelingen buiten de grenzen van het Romeinse Rijk; (2) de belangrijkste verhandelingen binnen het imperium; (3) de gebeurtenissen binnen het gebied waarover Postumus gaat heersen.
Ontwikkelingen buiten de grenzen van het Romeinse Rijk
De Augsburg-inscriptie laat één van de belangrijkste aspecten van de derde eeuw zien, namelijk het chronische probleem van de aanvallen van onder meer Germaanse stammen. Hoe grootschalig waren deze aanvallen? Ging het hierbij om invasies van grote groepen Germanen of hebben we te maken met kleine groepjes die op plundertocht gingen? De Engelse historicus Drinkwater denkt dat we het Germaanse gevaar niet te grootschalig moeten zien. Hij spreekt in deze context ook wel van de ‘politics of fear’. Het gaat hier om een door Rome gedeeltelijk verzonnen Germaanse gevaar. De angst praatte men zich aan. Vaak gebruikten, aldus Drinkwater, de Romeinse keizers het Germanenprobleem om er zelf beter van te worden. Dit voordeel kon dan bestaan uit het verwerven van een militaire reputatie of om tijdelijk weg te zijn uit een hachelijke politieke situatie in Rome. Eerdere keizers zoals Tiberius en Domitianus verschaften zich op deze wijze een militaire reputatie. Ook Caligula kon zo even weg zijn van de mede door hem veroorzaakte politieke chaos in Rome. Naast deze ‘politics of fear’ hebben we volgens Drinkwater in de derde eeuw niet te maken met grootschalige aanvallen van Germanen, maar met lange afstandsrooftochten. Vonden er al grote Germaanse aanvallen plaats dan moeten deze in het teken van de Romeinse angstpolitiek gezien worden. Bovendien vormden de Germanen geen etnische eenheid, waardoor een aanval met veel mankracht haast onmogelijk zou zijn. De lange afstandsrooftochten waren dan wel chronisch, maar toch ook zeer infrequent. De aanvallen waren dus goed in te dammen. Toch valt er in de jaren 259-260 een toename te bespeuren. Dit kan de usurpatie van Postumus mede veroorzaakt hebben, omdat er iemand nodig was die het probleem tot oplossing kon brengen. De legitieme Romeinse keizer kon niet overal tegelijkertijd aanwezig zijn, hierdoor waren er maar weinig andere opties dan zelf het heft in eigen te namen en iemand (in dit geval Postumus) aan te wijzen die de problemen mogelijk kon oplossen.
Maar hoe is dit probleem van de Germaanse rooftochten ontstaan? Hiervoor moeten we terug naar de regeerperiode van Septimius Severus (193-211). Onder zijn leiding vonden de laatste grote uitbreidingen van het Romeinse Rijk plaats. De gevolgen voor zowel het rijk zelf als voor de buiten het rijk levende volkeren waren groot. Vooral het Oosten had hiermee te maken. Tot de veroveringen van Septimius bestond er een broos evenwicht tussen Rome en diens belangrijkste tegenstander de Parthen. Perioden van rust werden afgewisseld met perioden van spanning. Deze werden over het algemeen veroorzaakt door de veroveringsdrang van een Romeinse keizer, zoals Septimius Severus. Door zijn veroveringen was het voor een ander volk, de Perzen mogelijk om de macht over het gebied over te nemen. Deze Perzen waren echter een sterkere tegenstander dan de Parthen. Dit blijkt in het bijzonder uit het feit dat in 260 Perzische koning Shapur I keizer Valerianus I gevangen nam. Gallienus stond er vanaf dat moment alleen voor. Dit leidde onder andere tot verzwakking van de grenzen.
Ontwikkelingen binnen het Romeinse Rijk
Door de veroveringen van Septimius kreeg het rijk te maken met ‘imperial overstretch’. Communicatie werd steeds moeilijker Het duurde langer voor een bericht van de ene kant naar de andere kant van het rijk geraakte. Een vanuit Constantinopel verzonden edict kwam pas na 186 dagen in Carthago aan. Niet alleen de afstand, maar ook het seizoen had hiermee te maken. Zo moest er een goede wind staan. Gevolg was dat berichten over bijvoorbeeld een aanstaand conflict pas laat op de plaats van bestemming aankwamen en er hierdoor dus veel later kon worden ingegrepen. Daarnaast had het rijk nooit echt te maken gehad met een macht die het voortbestaan van het imperium kon bedreigen. Verdedigingsoorlogen kende het rijk niet echt. Er bestond geen grote cavalarie en het leger was mede daardoor niet echt mobiel. Tot slot was het noodzakelijk om meer soldaten te rekruteren. De grenzen moesten uiteraard bewaakt worden. Het rekruteren veroorzaakte een verhoogde druk op de voedsel- en goud/zilverreserves.
In de context van de derde eeuw wordt er ook vaak gewezen op de afname van de invloed van de senaat. Deze zou zijn veroorzaakt doordat de machtsbalans tussen keizer, leger en senaat steeds meer verstoord was geraakt. De keizer was vaak moeilijk te controleren omdat hij regelmatig afwezig was. Er werd steeds minder over de keizerlijke politiek gedebatteerd en steeds meer bestuurlijke functies werden toegekend aan equites en niet aan senatoren. Maar wat hebben de hier genoemde punten te maken met de gevangenneming van Valerianus I of de opkomst van Postumus? Valerianus was al op hoge leeftijd toen hij keizer werd. Vanwege de problemen op allerlei terreinen benoemde hij dan ook Gallienus als co-regent. Dit liep een tijd lang ’goed’. Gallienus kon zich bezig houden met het Westen en zijn vader met het Oosten. Dit veranderde drastisch in het jaar 260, omdat Gallienus er toen ineens alleen voorstond. Hij kon niet overal tegelijkertijd aanwezig zijn. Een aantal rijksdelen zag haar kansen schoon en ging usurperen. In korte tijd riepen Odaenathus (in Palmyra), Macrianus en Quietus (in onder andere Pannonië, het huidige Hongarije en Joegoslavië) zich tot keizer uit. Kunnen we de usurpatie van Postumus ook in dit verband zien? De datum van de usurpatie is hierbij van belang. Tegenwoordig is er onder historici overeenstemming dat de gevangenneming van Valerianus rond 259-260 plaatsvond en de usurpatie van Postumus in 260. Er kan daarmee dus een verband liggen tussen de Romeinse catastrofe en de usurpatie.
Interne ontwikkelingen aan de Rijngrenzen
De Rijnregio was als gebied altijd al kwetsbaar geweest voor invloeden van zowel binnen als buiten het Romeinse Rijk. Deze gevoeligheid voor veranderingen, zoals beslissingen die werden genomen door keizers kwam tijdens de derde eeuw nog sterker aan het licht. Naast het meer rekruteren van soldaten (wat verhoging van de belasting inhield), was het ook mogelijk om troepen te verplaatsen. Tijdens de regeerperiode van Valerianus kreeg de Rijnregio hiermee te maken. Het probleem werd verergerd tijdens Gallienus’ alleenheerschappij. Hij moest keuzes maken en hierdoor was de aanwezigheid van de keizer of een geschikte representant vaak ver te zoeken. De bevolking en de soldaten waren dan ook niet tevreden toen Gallienus de situatie stabiel achtte en de jonge en onervaren Saloninus als zijn representant ter plaatse benoemde. Wat er als gevolg van deze ontevredenheid gebeurde is bekend. De soldaten kwamen in opstand en riepen Postumus tot keizer uit.
Een veel gestelde vraag onder historici die onderzoek doen naar de Rijnregio in de Romeinse tijd is in hoeverre het gebied echt Romeins was. We komen dan al snel bij het begrip romanisering. Selle gaat ervan uit dat, omdat er door de Romeinen sterk werd ingezet op de regionale politiek, het romaniseringproces werd vertraagd. Deze aandacht op de regionale politiek zou veroorzaakt zijn door het sterke zelfbewustzijn van de Gallische aristocratie. Dit kwam mede tot uiting tijdens de Varusslag in het jaar 9. Germaanse soldaten behaalden onder leiding van de aristocratische Arminius een belangrijke overwinning op de Romeinen. Iets wat bij beide bevolkingsgroepen in het geheugen gegrift stond. Men kan echter ook kanttekeningen zetten bij deze beredenering van Selle. Het zou ook goed kunnen dat de Romeinen om het regionale bewustzijn in te dammen, het romaniseringsproces versnelden. Kijk maar naar puur Romeinse steden als Trier, Keulen en Xanten, die volgens de structuren vergelijkbaar waren met bijvoorbeeld Rome. In de hier genoemde steden kon men net als in Rome, badhuizen, fora, amfitheaters en geplaveide wegen vinden. Wel moet er bij dit alles natuurlijk afgevraagd worden hoeveel bijvoorbeeld een Gallische boer merkte van de Romeinse aanwezigheid. Het regionale bewustzijn, als dat er al in grote mate geweest zou zijn, kan dan naar mijn idee hoogstens op de achtergrond (de Rijnregio was Postumus’geboortestreek) een rol bij de usurpatie hebben gespeeld.
Het einde van Postumus als heerser van het Gallische Deelrijk
'Als gevolg van de rebellie van deze man in Gallië, werd Postumus, de moedigste van iedereen, vermoord, nadat hij de macht van Rome weer terug had gebracht in haar oude toestand in de tijd dat Gallië aan de rand van de afgrond stond wegens Gallienus’ buitensporigheden. Lollianus was, inderdaad, een zeer dappere man, maar in het aangezicht van de opstand was zijn kracht niet toereikend genoeg om hem de macht over Gallië te geven'.
Dit citaat is één van de meest directe getuigenissen van het einde van de macht van Postumus. Het spreekt van ene Lollianus ofwel Laelianus die in opstand is gekomen tegen de Gallische keizer. Postumus weet de opstand nog te onderdrukken, staat alleen niet toe dat zijn soldaten de stad zouden plunderen om zodoende de nodige buit te maken. Dit laatste leidde tot ontevredenheid met de dood van Postumus tot gevolg. In 269 roept Laelianus zich in Mainz tot keizer uit. Ook hier hebben we te maken met een directe aanleiding. De achterliggende redenen moeten dus nog onderzocht worden.
Invloeden van buiten het rijk
De belangrijkste taak van Postumus was het beschermen van de grenzen tegen invallen van Germanen. Ook Gallienus wist dit en liet derhalve Postumus lange tijd met rust. De Romeinse keizer kon zich hierdoor op belangrijkere zaken richten. Het accepteren van het bestaan van het Gallische Deelrijk zou men dus vanuit Romeins perspectief als een noodzakelijk kwaad kunnen zien.
In hoeverre was Postumus succesvol in het volbrengen van deze moeilijke taak? Duidelijk is dat er geen toename, maar juist een afname aan aanvallen van Germanen te constateren valt, nadat Postumus de macht over het gebied had overgenomen. Het deelrijk kende zelfs sinds lange tijd een periode van relatieve rust. Het niet plaatsen van verdedigingsmuren rond steden of andere strategische plaatsen is hiervan een getuigenis. Dit alles wil niet zeggen dat Postumus geen last meer heeft gehad van Germaanse aanvallen. De rooftochten hielden aan, maar waren zoals gezegd goed in te dammen. Postumus had zelfs nog een enkele keer voordeel van de Germaanse aanvallen. De Agri Decumates, het gebied tussen de Rijn en de Donau werd wegens de genoemde dreiging opgegeven en werd daardoor Germaans. Het gebied werd opgegeven omdat het één van de weinige verbindingen vormde tussen de legers van Postumus en die van Gallienus. Door het gebied over te laten aan de Germanen werd het voor Gallienus moeilijker om een aanval op de Gallische keizer te wagen.
Naar mijn idee is de ondergang van Postumus als heerser dan ook niet veroorzaakt door de aanvallen van Germanen. Postumus nam zelfs Germaanse hulptroepen in dienst die het moesten gaan opnemen tegen Germanen. De moraal bij de tegenstander werd hierdoor danig verzwakt. Bovendien probeerde Postumus de Germaanse stamhoofden om te kopen. Dit omkopen kon hij doen, doordat hij de beschikking had over één van de grootste goudreserves uit de Oudheid. Deze reserves lagen in Spanje, het gebied dat zich had aangesloten bij het Gallische Deelrijk. Aan de grenzen van het deelrijk bleef het daarom relatief rustig. Dat wil niet zeggen dat er geen aanvallen van Germaanse groepen plaatsvonden op andere delen van het Romeinse Rijk. In 268 werd de Balkan (een gebied dat behoorde tot het Romeinse Rijk en niet tot het Deelrijk) geteisterd door verscheidene aanvallen van zogenaamde Skythai. Gallienus moest zich eerst met dit probleem bezighouden alvorens hij zich op de Gallische keizer kon gaan richten. Postumus had daarmee in ieder geval tot 269 (de usurpatie van Laelianus) de mogelijkheid om zijn rijk militair, bestuurlijk en economisch goed te organiseren.
Ontwikkelingen in het Gallische Deelrijk
Wat wilde Postumus bereiken met zijn usurpatie? Ondanks het feit dat Potter aangeeft dat verschillende segmenten van de maatschappij werden gegallicaniseerd kan er geen sprake zijn van een door Postumus gesticht separaat rijk. In bijna alles was het gebied waarover hij heerste Romeins. Zijn munten vertonen sterke overeenkomsten met die van zijn Romeinse tegenhanger en hij vereerde typisch Romeinse goden als Jupiter en Sol. Als het stichten van een eigen rijk dus niet het doel van Postumus was, wat dan wel? Een usurpatie was er meestal op gericht om de macht over het gehele rijk over te nemen, maar Postumus lijkt nooit een aanval op de rest van het Rijk hebben voorbereid. Een aanval op Rome zou wellicht veel populariteit onder zijn soldaten opleveren, maar zijn gebied zou hierdoor kwetsbaarder zijn geworden voor eventuele aanvallen van Germanen. Bovendien had Postumus ook nog geen zoon die hem zou kunnen opvolgen. Dit was niet het enige waarom hij geen aanval op Gallienus waagde. Postmus wilde eerst een solide basis voor zichzelf en zijn bevolking opbouwen.
Het verwerven van steun voor zijn positie was een van de belangrijkste doelen. Onder de bevolking moet hij toch populair zijn geweest omdat hij voor een periode van relatieve rust zorgde, mede omdat hij de Germanen buiten de deur wist te houden. Deze steun was alleen nog niet voldoende. Hij moest ook geruggesteund worden door de grootgrondbezitters en de soldaten. De eerste groep bestond vaak uit ex-militairen. Militairen vormden tijdens de derde eeuw de invloedrijkste groep. Zij konden een keizer maken en breken. De grootgrondbezitters werden daarom ook bij het bestuur betrokken. Kijken we naar de actieve soldaten, dan kunnen we daar kort over zijn. De steun van het leger was vrij broos. Het niet wagen van een aanval op Rome leidde tot ontevredenheid. Dit laatste kon nog enigszins getemperd worden door het uitgeven van bonussen, maar hiervoor was weer solide economische basis nodig.In het opbouwen van deze basis lijkt Postumus ook succesvol te zijn geweest. Allereerst had Postumus de beschikking over één van de grootste graanschuren uit de oudheid, te weten Gallië. Ten tweede had hij ook nog eens het geluk dat Spanje zich bij het Deelrijk had aangesloten. Dit gebied bezat belangrijke reserves aan goud en zilver. Toch valt er een economische neergang rond 268 te bespeuren. Dit werd allereerst veroorzaakt door een bestuurlijke crisis als gevolg van het feit dat Postumus aan de pest leed. Ten tweede was er sprake van een toename aan uitgaven en een daling aan goudreserves. De toename aan uitgaven had te maken met het gegeven dat hij steeds meer bonussen uitgaf om zijn soldaten tevreden te houden. Daarnaast was er sprake dat Postumus de Germaanse stamhoofden probeerde om te kopen en zijn leger aanvulde met dure hulptroepen. De daling aan goudreserves was het gevolg van uitputting van de mijnen en het opzeggen van het bondgenootschap tussen Spanje en het Deelrijk. Postumus zag zich genoodzaakt de gehaltes aan goud en silver in de munten te verlagen om zodoende toch nog dezelfde hoeveelheid munten te kunnen slaan. Deze werden alleen minder waard, dus een daling in de koopkracht van de soldaten. Buit maken vormde één van de weinige opties om de soldij te kunnen aanvullen. Vandaar dat het leger ook niet blij was toen Postumus hen na de usurpatie van Laelianus verbood de stad Mainz te plunderen.
Ontwikkelingen in het Romeinse Rijk
Gallienus trachtte na het debacle van 260 toch het Romeinse Rijk weer in haar oude glorie te herstellen. Hiervoor bedacht hij vooral twee in het oog springende maatregelen. Allereerst creëerde hij een cavalerie, waardoor het mogelijk werd om snel van de ene naar de andere brandhaard te gaan. Ten tweede werd het voor senatoren moeilijker om toegang te krijgen tot militaire functies. Hij probeerde hiermee het leger verder te professionaliseren. Verder kreeg Gallienus te maken met verschillende usurpaties, waarbij in het bijzonder die van Macrianus en Qieutus om zijn attentie vroegen. Als gevolg van deze opstand ontstond in Egypte een burgeroorlog. Dit conflict moest zo snel mogelijk tot een einde worden gebracht om zodoende de belangrijke graanleveranties veilig te stellen. Mede hierdoor was het pas in 265 voor Gallienus mogelijk om Postumus aan te vallen Dit was geen daverend succes. In open veld behaalde Gallienus samen met diens generaals Claudius (de latere keizer Claudius II Gothicus) en Aureolus (generaal van de cavalerie) nog een overwinning, maar Postumus had de tijd om te vluchten naar een stad. Bij de belegering van een tot op heden nog onbekende Gallische stad was Gallienus in het nadeel. Aan de cavalerie had hij niet veel meer. Toch zette hij door. Gallienus raakte gewond en moest uiteindelijk de aftocht blazen. Postumus z’n rijk bleef voortbestaan.
Er valt nog iets te concluderen uit de afloop van de aanval van Gallienus op Postumus. Een oorlog kost geld. Voor beide partijen rezen de kosten de pan uit. Postumus leed ook nog eens aan de pest, dus Gallienus had hem de genadeklap kunnen toebrengen. Toch faalde hij om drie redenen. Allereerst kreeg hij te maken met de rebellie van zijn ruitergeneraal, Aureolus. Hij voelde zich misschien buiten spel gezet tijdens de belegering van de stad waar Postumus zich schuilhield. In 268 werd de opstand van Aureolus tot een einde gebracht. Vervolgens kreeg Gallienus te maken met aanvallen van de Skythai. De derde reden werd Gallienus tenslotte fataal. Hij kreeg te maken met een samenzwering, waarschijnlijk veroorzaakt doordat hij geen einde kon maken aan de lange reeks van usurpaties. De bij de samenzwering betrokken Claudius greep vervolgens de macht. Diens aandacht lag met name bij het bestrijden van de Gothen en niet bij het omverwerpen van Postumus.
Conclusie: De ironie van Postumus als heerser van het Gallische Deelrijk
Na de opkomst en ondergang van Postumus als heerser te hebben onderzocht kan men wellicht niet anders concluderen dan dat diens heerschappij ironisch te noemen is. Enerzijds bevatten zowel het aan de macht komen als beëindigden van zijn keizerschap veel overeenkomsten, anderzijds valt op dat Postumus te maken kreeg met de symptomen van derde eeuw, maar er zelf ook één was. Een belangrijk symptoom was het maken van buit. Dit was van vitaal belang in het geval van beide ijkpunten. Bij het aan de macht komen van Postumus werd duidelijk dat er in zijn naam een overwinning op de Juthungen werd behaald. Deze gewonnen slag zorgde voor een grote buit, die vervolgens afgestaan moest worden aan Saloninus en Silvanus. Uiteraard waren Postumus en zijn soldaten het hier niet mee eens en kwamen in opstand. Vervolgens werd de leider van de ‘opstandelingen’ tot keizer geproclameerd, net zoals vele anderen voor en na hem. Ongeveer tien jaar later deed zich een zelfde soort situatie voor. Postumus kreeg te maken met de usurpatie van Laelianus. Deze opstand werd neergeslagen. Je zou verwachten dat de troepen van de Gallische heerser de stad Mainz (waar Laelianus resideerde) mochten plunderen om zodoende de nodige buit te kunnen maken. Postumus stond dit echter niet toe, met het gevolg dat hij door zijn eigen troepen om het leven werd gebracht. Postumus kwam dus om dezelfde redenen om het leven als Saloninus en Silvanus een decennium eerder. Na de dood van Postumus bleef het deelrijk nog een korte tijd bestaan. Eerst kwam Marius aan de macht en vervolgens Victorinus. Tijdens zijn regeerperiode deed zich een zelfde soort situatie voor als bij Postumus. Met dat verschil dat Victorinus wel geleerd had van het verleden. In 269 brak in de Franse stad Autun een opstand uit. Victorinus en zijn leger versloegen deze opstandelingen. Hij liet zijn troepen wel de stad plunderen. Victorinus wist immers wat er na de usurpatie van Laelianus met Postumus gebeurt was. Het wordt duidelijk dat zich in iets meer dan tien jaar drie vrijwel identieke situaties voordeden. Ironisch genoeg zorgden twee van de drie identieke situaties voor zowel de opkomst als ondergang van Postumus als heerser over het Gallische Deelrijk. Het maken van buit vormde daarbij een steeds terugkerend fenomeen binnen het Gallische Deelrijk en de gehele derde eeuw an sich.
© 2012 - 2024 M1chel, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
De veroveringen van RomeNadat Rome een republiek was geworden, groeide het snel uit van een kleine stadstaat tot een wereldrijk. Door een gedisc…
Alle Romeinse KeizersTijdens het Romeinse keizerrijk zijn er zeer veel keizers gepasseerd. Ze worden opgedeeld in verschillende dynastieën. H…
Van Flevomeer naar ZuiderzeeNoord-Holland en Friesland worden tegenwoordig verbonden door een lange dijk, de Afsluitdijk. Door de aanleg van de Afsl…
Bronnen en referenties
- Artikelfoto: © The Trustees of the British Museum
- D.S. Potter, The Roman Empire at bay. AD 180-395 (London 2004)
- Alaric Watson, Aurelian and the third century (Londen 1994)
- H. Halfmann, Itinera Principum. Geschichte und Typologie der Kaiserreisen im römischen Reich (Stuttgart 1986)
- Pat Southern, The Roman Empire from Severus to Constantine (Londen 2001)
- Jonathan P. Roth, The Logistics of the Roman army at war (264 B.C. – A.D. 235) (Leiden 1998)
- Historia Augusta, Tyranni Triginta III (Loeb editie)
- Jörg Spielvogel, Septimius Severus (Darmstadt 2006)
- Fergus Millar, The Roman Near East. 31 BC – AD 337 (Cambridge 1993)
- Fergus Millar, The Roman Empire and its Neighbours (London 1967)
- Richard Duncan-Jones, Structure and scale in the Roman economy (Cambridge 1990)
- Sebastian Selle, Das Gallische Sonderreich unter Postumus: 260 n. Chr.-269 m. Chr. (Norderstedt 2007)
- Talbert, The Senate of imperial Rome (New Jersey 1984)
- Peter Eich, Zur Metamorphose des politischen Systems in der römischen Kaiserzeit. Die Entstehung einer ‘personalen Bürokratie’ im langen dritten Jahrhundert (Berlijn 2005)
- I. Mennen, Power and status. Administration, appointment policies and social hierarchies in the Roman Empire. AD 193-284 (Nijmegen 2010)
- Tilmann Bechert, Römische Archäologie in Deutschland (Stuttgart 2003)
- Egon Schallmayer, Der Limes. Geschichte einer Grenze (München 2006)
- Eckhard Meyer-Zwiffelhoffer, Imperium Romanum. Geschichte der römischen Provinzen (München 2009)
- J.G.F. Hind, Whatever happened to the ‘Agri Decumates’? Britannia, Vol. 15. (1984) 192.
- J.F. Drinkwater, The Gallic Empire (Stuttgart 1987)