De paleizen van Koning Willem I
Koning Willem I had meerdere paleizen tot zijn beschikking, zomer- en winterpaleizen, zowel in de Noordelijke als de Zuidelijke Nederlanden (België). Belangrijk en bekend zijn Paleis Noordeinde, Huis ten Bosch, Paleis op de Dam, Soestdijk, Het Loo, Het koninklijk paleis te Brussel, het kasteel van Laken en het paleis aan de Meir te Antwerpen. Vanzelfsprekend spelen de eenwording met België (1815) en de scheiding (1830-1839) een belangrijke rol in het geheel. Zo ook het groothertogdom Luxemburg.
Inhoud
Paleizen ter beschikking gesteld
Artikel 4, eerste lid, van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis luidt: „Aan de Koning wordt ten laste van het Rijk het paleis Noordeinde te ’s-Gravenhage, het paleis Huis ten Bosch te ’s-Gravenhage en het paleis op de Dam te Amsterdam tot gebruik ter beschikking gesteld”(Wettekst 2008). De kosten vallen onder de kosten van het koninklijk huis die door de staat worden vergoed.
Deze paleizen stonden ook al ter beschikking van
Koning Willem I (1772-1843). Soestdijk ontbreekt in de opsomming. Het was in 2008 niet meer in gebruik als paleis; dat was de situatie sinds 2004, het jaar dat de laatste bewoners, Prins Bernhard en Prinses Juliana, beiden overleden. Vóór hen was het ook in gebruik geweest bij de Oranjes. Ook bij Willem I en zijn familie, dus hieronder krijgt ook Soestdijk aandacht.
Het Verenigd koninkrijk der Nederlanden
Met de inval van de Fransen in Nederland, in 1795, kwam er een eind aan het stadhouderschap van de Oranjes in de Republiek der zeven verenigde Nederlanden. De stadhouderlijke familie - met daarbij de erfprins Willem Frederik, de latere Koning
Willem I - ging in ballingschap naar Engeland.
Na een bewogen leven in onder meer Engeland, Pruisen en Fulda keerde Willem Frederik in november 1813 terug naar het gebied dat eens de Republiek was; hij kreeg in eerste instantie de titel ‘soeverein vorst’.
Op het congres van Wenen (1814-1815) werden de Nederlanden van de voormalige Republiek samengevoegd met de Zuidelijke Nederlanden die voorheen onder Oostenrijks bewind stonden. De 17 Nederlanden vormden nu een eenheid,
een koninkrijk, met als koning de zoon van de laatste stadhouder, Willem V: Willem Frederik, nu genoemd: Koning Willem I.
De eenheid bleef bestaan tot de
Belgische opstand (1830-1831) er een eind aan maakte en België (de vroegere Zuidelijke Nederlanden) een onafhankelijke staat werd. De eenheid bracht met zich mee dat koning Willem niet alleen paleizen had in het Noorden, de voormalige Republiek, maar ook in het Zuiden. Er waren twee hoofdsteden / twee regeringscentra: in het Noorden Amsterdam en in het Zuiden Brussel.
Luxemburg
Het Groothertogdom Luxemburg moet in dit verband ook aan de orde komen maar is wel een verhaal apart.
Op het congres van Wenen was het groothertogdom door de grote mogendheden toebedeeld aan koning Willem I persoonlijk, als compensatie voor het verlies van zijn Duitse bezittingen (waaronder het vorstendom Fulda). Luxemburg hoorde echter niet bij het Koninkrijk der Nederlanden maar bij de Duitse Bond. Luxemburg vormde een zogenaamde personele unie met de Nederlanden (dat wil zeggen, met elkaar verenigd in de persoon van de Oranjevorst). Daarmee kan het Groothertogelijk paleis in de hoofdstad Luxemburg ook gerekend worden tot de paleizen van koning Willem I.
Bij de scheiding Noord en Zuid in 1831/1839 bleef het groothertogdom bezit van de Oranjes. Die situatie duurde tot en met het bewind van koning Willem III. Toen deze in 1890 stierf, kon zijn opvolgster, Wilhelmina, geen groothertogin van Luxemburg worden omdat voor die functie alleen mannen in aanmerking kwamen. Zo kwam Luxemburg in handen van familie van de Oranjes: Adolf van Nassau-Weiburg. Nu was er geen personele unie meer met Nederland.
Noordeinde
In 1754 was het gebouw gekocht door de stadhouderlijke familie die gewoonlijk in het stadhouderlijk hof aan het Binnenhof verbleef. Prinses Wilhelmina van Pruisen, vrouw van stadhouder Willem V, moeder van Willem Frederik, hield er society-bijeenkomsten. In 1791 gingen Willem Frederik en zijn echtgenoot Wilhelmina van Pruisen (‘Mimi’) er wonen nadat ze op 1 oktober dat jaar in het huwelijk waren getreden. Een jaar later werd daar zijn oudste zoon de latere koning Willem II geboren.
Na zijn aankomst in Nederland vestigde de erfprins van Oranje, Willem Frederik, zich in het ‘Huis Huguetan’ aan het Lange Voorhout. (dec. 1813) – het huidige gebouw van de Hoge Raad. ‘Noordeinde’, toen nog het Oude Hof genoemd, moest worden verbouwd om het als paleis-volgens-de-eisen-des-tijds geschikt te maken.
‘Het Oude Hof’ wordt paleis Noordeinde
Architect Bartholomeus Ziesenis ging ermee aan de slag. Hij kreeg veel kritiek van de vorst en diens gemalin op zijn plannen - steeds maar weer moest het, zoals zo vaak bij Willem I, zuiniger. ’t Schoot niet op. In 1815 kreeg Ziesenis ontslag; hij werd opgevolgd door een andere architect: Jan de Greef. Die ging voortvarend te werk en in 1817 was de zuidwest-vleugel zover gevorderd dat de koning er zijn intrek in kon nemen.
Noordeinde deed, net als tegenwoordig, dienst als startpunt voor de jaarlijkse opening van de Staten-Generaal. Ook toen vertrok de Koninklijke rijstoet vanuit dit paleis naar het gebouw waar de leden van de Eerste en Tweede Kamer gezamenlijk waren vergaderd.
Noordeinde was ook het officiële winterpaleis van de koning (bij wet was bepaald dat de koning recht had op een winter- en een zomerpaleis). Bovendien deed het dienst als werkpaleis. Het andere werkpaleis was het Koninklijk Paleis in Brussel. In die werkpaleizen verrichtte hij zijn bestuurstaken. De audiënties van de koning werden er ook gehouden.
Noordeinde werd ook nog bewoond door de kroonprins, de latere Willem II, voordat deze zijn intrek nam in het paleis aan de Kneuterdijk (dit paleis bleef koninklijk bezit tot 1937 toen Koningin Wilhelmina het verkocht).
Huis ten Bosch
Het begon met de
Sael van Oranje, waarvan de bouw begonnen werd in 1645. Het diende als zomerresidentie voor stadhouder Prins Frederik Hendrik van Oranje en zijn vrouw, Prinses Amalia. Na de dood van Frederik Hendrik maakte Amalia er een mausoleum van ter nagedachtenis aan haar man.
De stadhouders na Frederik Hendrik verbouwden het paleis. Tijdens de regering van Willem IV werd het uitgebreid met twee zijvleugels. Het was het favoriete zomerpaleis van hem, en ook van zijn zoon Willem V. Hier werd Wilhelm Frederik geboren, in 1772. In 1795, na vertrek van de stadhouderlijke familie, werd het paleis geconfisqueerd en tot nationaal bezit verklaard (en dat is het altijd gebleven).
In 1806 werd een broer van keizer Napoleon, Lodewijk Napoleon, koning van Holland en hij vestigde zich in eerste instantie op Huis ten Bosch. (Later verhuisde hij naar Utrecht en vervolgens naar het stadhuis op de Dam in Amsterdam dat hij als paleis liet inrichten - zie verder hierna). Net als zijn broer de keizer gewoon was te doen (zie hieronder paragraaf 5 en 6) richtte Lodewijk Napoleon ook dit paleis in in de Franse Empire-stijl met bijbehorende Empire-meubels.
In 1815 nam koning Willem I het Huis in gebruik als zomerpaleis. De koninklijke familie verbleef er regelmatig. De latere Koningin Sophie, echtgenote van Koning Willem III, gebruikte het zomerverblijf na haar scheiding 'van tafel en bed' van de koning.
Het Loo
Willem I was dus zuinig van aard. Dat bleek ook uit de verbouw dan wel aanpassing van zijn andere paleizen. Zoals bij Het Loo.
Dit paleis was in 1684 als jachtslot gekocht door stadhouder Willem III. Nadat deze ook koning van Engeland was geworden, liet hij het verbouwen en uitbreiden in de jaren 1692-1693. In de Franse tijd werd het paleis gerenoveerd door koning Lodewijk Napoleon. Dus hier kon Willem I volstaan met achterstallig onderhoud, waarbij hij - om de kosten zoveel mogelijk te beperken - er op toezag dat alleen het echt noodzakelijke aangepakt werd. Hij liet de tuinen aanpassen in de toen gangbare Engelse landschapsstijl
Het Loo was het favoriete paleis van koningin Wilhelmina, die er permanent woonde na haar aftreden in 1948; zij overleed er ook. In 1975 kreeg het een museumbestemming.
Na een grondige restauratie, waarbij ook de Engelse landschapstuinen van koning Willem I werden ‘teruggerestaureerd’ naar de oorspronkelijke classicistische stijl van de 17e eeuw, werd Het Loo met ingang van 1984 als museum opengesteld voor bezichtiging door het publiek.
Paleis op de Dam
Lodewijk Napoleon had het indrukwekkende stadhuis van Amsterdam op de Dam ingericht als paleis. Op 1 december 1813 werd Willem I er uitgeroepen tot Soeverein Vorst en hij tekende er de proclamatie waarmee hij die waardigheid aanvaardde. Op 30 maart 1814 liep de vorst met zijn gevolg vanuit dat Paleis naar de Nieuwe Kerk - net als de Oranjevorsten in onze tijd dat doen - om daar tot soeverein vorst te worden gehuldigd. (Pas later – en dat stond mede in verband met de terugkeer van Napoleon - durfde Willem I zichzelf tot koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden uit te geroepen. De inhuldigingsplechtigheid vindt 21 september 1815 plaats in Brussel.
Het was in het paleis op de Dam, in de zomer van 1814, dat de koning zijn eerste officiële staatsbezoek ontving:
tsaar Alexander I van Rusland .
Het voormalige stadhuis werd dan wel, net als door Lodewijk Napoleon, door Koning Willem I als paleis gebruikt, de stad Amsterdam was, na vertrek van Lodewijk Napoleon, weer eigenaar geworden. In 1935 verkocht de stad het gebouw (voor tien miljoen gulden, terwijl het geheel grondig gerestaureerd moest worden…, aan het Rijk. Het Rijk stelde het vervolgens ter beschikking aan het Koninklijk Huis, in die zin, dat het Huis er desgewenst over kan beschikken. De officiële naam luidt tegenwoordig: Koninklijk Paleis Amsterdam
Soestdijk
Soestdijk was tot 1795 een jachtslot van de Oranjes geweest; eigenlijk was het een landgoed met een jachtslot. Evenals Het Loo was er een zogenaamde hameau, een boerengehucht waar de hooggeboren kinderen (van het slot) in aanraking konden komen met het echte natuurleven. Dat paste bij de Verlichte opvoedingsidealen die zeker ook een rol hebben gespeeld bij de opvoeding door prinses Wilhelmina van Pruisen van haar kinderen, inclusief de oudste, Willem Frederik.
Of de prins er als kind vaak vertoefde ter wille van zijn vorming en opvoeding, is niet bekend. Als de Oranjes op Soestdijk vermaak zochten in de jacht zal hij er in ieder geval ook wel eens bij geweest zijn, mogen we aannemen.
Net als andere bezittingen van de familie werd ook Soestdijk na 1795 geconfisqueerd en naderhand door Lodewijk Napoleon in bezit genomen. Hij vond het nodig om het slot flink uit te breiden en in te richten in de Empirestijl, de stijl van Napoleon zou je kunnen zeggen. Architect Jean-Thomas Thibault, van 1806-1810 de eerste ‘rijksbouwmeester’, kreeg daartoe de opdracht.
Nadat de Oranjes op Soestdijk teruggekeerd waren, kreeg de kroonprins, de latere Willem II, het landgoed in 1815, als blijk van waardering voor zijn optreden in de slag bij Waterloo. Architect De Greef, dezelfde die ook bij de verbouw van Noordeinde betrokken was, zette het werk van Thibault voort. Hij was uiteindelijk verantwoordelijk voor de vorm van het paleis zoals we het tegenwoordig kennen. De vrouw van Willem II, de tsarendochter
Anna Paulowna, zorgde ervoor dat het, ook qua inrichting de allure kreeg die de held van Waterloo volgens haar verdiende – compleet met een gedenknaald.
Koninklijk Paleis te Brussel
In maart 1815 was Willem I in Amsterdam dus koning geworden. Op 21 september van datzelfde jaar volgde zijn inhuldiging in Brussel.
Eerst zou er een nieuw paleis in de Zuidelijke hoofdstad van het rijk gebouwd worden. Maar dat was toch wel erg prijzig, dus werd besloten om bij het Warandepark, in het hart van Brussel, twee panden te verbinden en te verbouwen tot paleis: hôtel Belgiojoso en het ernaast gelegen hôtel Bender.
Hôtel Belgiojoso had gediend als paleis voor Lodewijk Napoleon. Hôtel Bender was particulier eigendom en werd door koning Willem I gehuurd om als residentie voor zijn tweede zoon Prins Frederik te dienen. (De koning kon het met Frederik goed vinden, dit In tegenstelling tot zijn oudste zoon, kroonprins Willem).
Hôtel Belgiojos werd eerst uitgebreid met vertrekken ten behoeve van het verblijf van Koningin Wilhelmina en Prinses Marianne, de jongste dochter van het koninklijk paar; deze sloten aan bij de werk- en privévertrekken van de koning, Vanaf 1819 werd er gebouwd aan een verbinding met het andere ‘hôtel’. Een moeizame klus, te meer omdat Bender 2.40 mtr. lager lag.
Ook werkte ruzies tussen de betrokken architecten niet bevorderlijk, zo ook niet de zuinige inslag van de koning. De architect Tieleman Franciscus Suys moest het karwei tenslotte klaren. Al met al is er vele jaren aan het paleis ge- en verbouwd. De Koninklijke familie verbleef daarom vaak op het kasteel van Laken (zie hieronder). Uiteindelijk, in 1829, was het Koninklijk Paleis het voltooid. Niet lang dus voor het definitieve vertrek van de koninklijke familie Van Oranje uit Brussel. (Suys bleef ook daarna trouwens architect des konings; van de nieuwe Belgische koning wel te verstaan: Leopold I van Saksen-Coburg.)
Volgens de grondwet van 1815 dienden ook de kroonprins en de kroonprinses over een winterpaleis en een zomerverblijf te kunnen beschikken.
De kroonprins, die in 1816 in het huwelijk was getreden met Anna Paulowna, woonde eerst in de voormalige kanselarij van Brabant, in de Rue du Conseil. Daar werd in 1817 de latere koning Willem III geboren. Later werd er voor het kroonprinselijk paar een paleis gebouwd aan de Hertogstraat, met uitzicht op het Warandepark - thans het Paleis der Academiën - en daarbij een zomerverblijf in Tervueren, ten oosten van Brussel.
kasteel van Laken (Brussel)
Het buitengoed ‘Schoonenberg’, zoals het aanvankelijk heette, was in de jaren 1781-1784 gebouwd voor de keizerin van Oostenrijk, toen landvoogdes van de Zuidelijke Nederlanden. In de Franse tijd, in 1804, kocht Keizer Napoleon het en richtte het in naar zijn smaak. De keizer schonk het later aan zijn echtgenote, Joséphine de Beauharnais.
Toen Koning Willem I het in gebruik nam, in 1815, werd het opnieuw ingericht. Opmerkelijk detail daarbij: de kapel werd aangepast aan de religie van de vorst (de protestantse religie dus). In 1817 liet de koning er een grote orangerie bij bouwen. Daar konden ook grote feesten worden gehouden. Zo vond er in 1825 het feest plaats ter gelegenheid van het huwelijk van Prins Frederik en zijn nicht Prinses Louise van Pruisen.
Willem I vergrootte het buiten aanmerkelijk door de aankoop van aangrenzende landgoederen. Zo ontstond er een omvangrijk bezit, met veel vijvers, een Hollandse boerderij en diverse
follies. Voor prins Frederik werd een van de aangekochte huizen verbouwd tot buitenplaats.
Paleis te Antwerpen (aan de Meir)
Gebouwd in de 18e eeuw als stadspaleis voor een rijke koopman. Kwam in 1811 in bezit van keizer Napoleon - voor de keizer was Antwerpen, vanwege de strategische ligging ten opzichte van Engeland, een belangrijke stad. Hij liet het, vergelijkbaar met het kasteel te Laken, verfraaien en inrichten met Empire-meubels. Hij heeft er nooit zelf gewoond. Tsaar Alexander I wel, tijdens Napoleons verblijf op Elba.
Nadat de Franse keizer voorgoed was verdreven kwam het paleis in bezit van de Oranjes. Koning Willem I liet er een representatieve ontvangstruimte inrichten, de Zaal van de XVII Provinciën, ook wel Hollandse Salon genoemd. De ruimte moest indruk maken en met name de grootheid van de Oranjedynastie tot uitdrukking brengen. Daartoe werden onder andere reliëfs met taferelen uit de geschiedenis van de Nederlanden en de Oranjes in de wanden gemaakt. Ook werden er medaillons aangebracht. Opvallend daarbij is de prominente plaats van Karel V: naast die van de Oranjes. Koning Willem I benadrukte graag de doorgaande lijn van Karel V naar de Oranjes, voor wat betreft de eenheid van de Nederlanden.
De koning beleefde weinig plezier aan al zijn inspanningen, want het duurde tot juli 1830 voor de inrichting klaar was. En op 27 oktober kwam Antwerpen in handen van de Belgische opstandelingen, wat tot gevechten met het Nederlandse leger en bombardementen op de stad leidde.
Toen de Oranjedynastie de macht had verloren in de Zuidelijke Nederlanden, kwam het paleis in handen van de het Belgische koninklijk huis.
Lees verder