De koninklijke grafkelders in de Nieuwe Kerk te Delft
Sinds de dood van Willem van Oranje werden de meeste leden van het Huis van Oranje-Nassau in de Nieuwe Kerk te Delft bijgezet. Onder het grafmonument van Willem van Oranje en het koor van de Nieuwe Kerk bevinden zich twee koninklijke grafkelders. De grafkelders hullen zich in een waas van geheimzinnigheid. Alleen leden van de koninklijke familie en de burgemeester van Delft hebben toegang tot de crypten. Het is niet precies bekend hoe de kelders er vanbinnen uitzien. Er bestaan geen foto’s van. Toch is het in de loop der tijden sommigen gelukt om een kijkje te nemen in de grafkelders en een aantal schetsen te maken.
De Nieuwe Kerk te Delft, waar de meeste leden van het Huis van Oranje-Nassau bijgezet zijn in de koninklijke grafkelders. /
Bron: Rob Koster, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)Willem van Oranje vermoord in Delft
Op 10 juli 1584 werd Willem van Oranje, die in het Prinsenhof te Delft verbleef, neergeschoten door Balthasar Gerards. Willem had in zijn testament bepaald dat hij in de crypte van de Oranjes in de Grote Kerk te Breda wilde bijgezet worden. Daar vonden immers ook zijn eerste vrouw, Anna van Egmond, en zijn jong overleden eerste dochter, Maria van Oranje, een laatste rustplaats.
In 1584 was de stad Breda echter in handen van de Spanjaarden en de bijzetting van het lichaam van Willem in de Grote Kerk bleek onmogelijk. Men koos daarom voor de Nieuwe Kerk in Delft. Het lichaam van de prins werd bijgezet in een grafkelder onder het koor van de Nieuwe Kerk. Boven deze kelder richtte men een voorlopig grafmonument op. Het hart van de prins werd in een loden kistje geplaatst en bewaard door zijn weduwe, Louise de Coligny.
Het zou nog tot 1614 duren (Willem was toen al dertig jaar dood) voordat begonnen werd met de bouw van een definitief
grafmonument. Dit prachtige monument vormt nu één van de belangrijkste trekpleisters van de Nieuwe Kerk te Delft. Het loden kistje met het hart van Willem van Oranje vond men tijdens de restauratie van het monument (1996-2001) terug onder het liggende marmeren beeld van Willem. Het kistje werd nadien ongeopend teruggeplaatst.
De oude grafkelder
Onder het grafmonument van Willem van Oranje bevindt zich de oude grafkelder van de Oranjes. Deze crypte bevat de lichamen van Willem van Oranje en zijn vierde vrouw Louise de Coligny, maar ook de stoffelijke overschotten van zijn rechtstreekse afstammelingen. In 1752 moest deze oude kelder reeds worden uitgebreid. Ook werden toen de houten kisten vervangen door loden kisten.
Om ons een beeld te vormen van de oude grafkelder, moeten we ons baseren op een potloodschets die werd gemaakt door V.E.L De Stuers in 1890, die de oprichter was van de Nederlandse monumentenzorg. Foto’s van de kelders bestaan er immers niet.
Een schets van de oude grafkelder gemaakt door V.E.L. De Stuers in 1890. /
Bron: Robert Prummel, Wikimedia Commons (Publiek domein)Op de tekening zien we links onderaan de kist met het lichaam van Willem van Oranje. Rechts onderaan werd zijn vierde vrouw Louise de Coligny bijgezet. Bovenaan links bevindt zich de grote doodskist van prins Maurits. Deze zou met harnas bijgezet zijn. Sommige bronnen spreken over een gouden harnas, maar hierover bestaat geen zekerheid. Bovenaan rechts vinden we de lijkkist van prins Frederik Hendrik.
De nieuwe grafkelder
In de periode van 1795 tot 1813 (de Franse overheersing van Nederland) leefden de Oranjes als bannelingen in het buitenland. Overleden Oranjes werden bijgezet of begraven in hun ballingsoorden. In de loop van de 19de en 20ste eeuw bracht men de meeste stoffelijke resten van de in het buitenland overleden Oranjes over naar de grafkelders in Delft.
In 1813 keerde Willem I als soeverein vorst terug naar Nederland. Toen de weduwe van stadhouder Willem V, Wilhelmina van Pruisen, in 1820 overleed, was er geen plaats meer voor haar in de oude grafkelder. Haar lichaam werd noodgedwongen voorlopig bijgezet in een grafkelder onder de kerk te Apeldoorn.
Willem I, intussen Koning der Nederlanden, liet een nieuwe grafkelder bouwen achter de oude kelder. Het koor van de Nieuwe Kerk werd om die reden wat opgehoogd. De toegang tot beide grafkelders werd verplaatst naar de linkerzijde van het grafmonument van Willem van Oranje. Dit werk was gereed in 1822, waarna het lichaam van Wilhelmina van Pruisen alsnog kon worden bijgezet in de Nieuwe Kerk te Delft.
Schets van de nieuwe grafkelder, gemaakt door E.A. Tilly in 1890. /
Bron: Robert Prummel, Wikimedia Commons (Publiek domein)Een schets van de nieuwe grafkelder
Vlak voor de bijzetting van koning Willem III in 1890, slaagde de Franse journalist E.A. Tilly erin om een kijkje te nemen in de grafkelders. Hij maakte een schets van de nieuwe grafkelder, zodat we ons ook van deze kelder een beeld kunnen vormen.
De nieuwe grafkelder is heel wat ruimer dan de oude. Merk op dat de kisten verzegeld zijn (de koordjes rond de kisten met de zegels van de bijgezette persoon). Er liggen ook vele bloemenkransen. In de loop van de jaren werd de plaats van de kisten verschillende malen gewijzigd. Naar aanleiding van het vijfentwintigjarig jubileum van de regeringsperiode van koningin Wilhelmina, werd in 1923 opnieuw een verbouwing van de grafkelders uitgevoerd. Men verplaatste de toegang tot de grafkelders terug naar de voorzijde van het grafmonument, terwijl de toegang aan de linkerzijde van het monument in gebruik bleef als dienstingang. Een twee ton zware sluitsteen sloot de hoofdingang af.
Het grafmonument van Willem van Oranje met op de voorgrond de sluitsteen die de hoofdingang van de grafkelders afsluit. /
Bron: Sander van der Wel, Flickr (CC BY-SA-2.0)Resurrectionem exspectat Guilelmus Primus Pater Patriae
Deze Latijnse tekst bevindt zich op de twee ton zware arduinen sluitsteen, die de toegang tot de grafkelders afsluit. Hij werd gekozen door koningin Wilhelmina. De tekst betekent: “Op de wederopstanding wacht Willem de Eerste, Vader des Vaderlands”.
Bij elke bijzetting moet de zware steen worden verwijderd. De kist kan dan via een trap in de grafkelders worden gedragen. De kleinere dienstingang aan de linkerzijde van het grafmonument dient alleen om de grafkelders te inspecteren, werken uit te voeren, of om leden van de koninklijke familie toe te laten de grafkelders te bezoeken.
De burgemeester van Delft is commissaris van de koninklijke grafkelders en sleutelbewaarder. Het is zijn taak om de kelders minstens een keer per jaar te inspecteren. Bovendien moet hij ervoor zorgen dat leden van de koninklijke familie toegang hebben tot de grafkelders indien zij dat wensen. Werkzaamheden in de grafkelders mogen alleen uitgevoerd worden door beëdigde vakmensen. In principe heeft niemand anders toegang tot de crypten dan leden van de koninklijke familie, de burgemeester van Delft, en personeelsleden en ambtenaren die hiervoor speciale toestemming hebben gekregen.
In 2013 werd begonnen met de restauratie van de Nieuwe Kerk te Delft. Samen met deze restauratie werden ook de koninklijke grafkelders gerenoveerd, waarbij de plaatsing van de kisten nogmaals werd gewijzigd. Dit bleek noodzakelijk om voldoende ruimte te kunnen vrijmaken voor toekomstige bijzettingen.
Per vergissing afgedaald in de grafkelders
De dienstingang van de grafkelders, links naast het grafmonument van Willem van Oranje. /
Bron: LooiNL, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Hoewel het zonder speciale toestemming verboden is om de grafkelders te betreden, zijn twee journalisten er in 1911 toch in geslaagd om “per vergissing” samen met prins Hendrik in de crypten af te dalen.
Het verhaal van L.E. Mokveld verscheen destijds in een aantal kranten. L.E. Mokveld, die journalist was bij de Delftsche Courant, was samen met zijn collega Jan van Aggelen aanwezig bij de bijzetting van prinses Pauline in 1911. Prinses Pauline was een dochter van de latere koning Willem I, die in 1806 op zevenjarige leeftijd overleed in Brunswijk, waar de Oranjes toen in ballingschap verbleven. In 1911 werden haar stoffelijke resten overgebracht naar de koninklijke grafkelders in Delft.
L.E. Mokveld en zijn collega sloten zich volgens voorschrift aan achter de rouwstoet, die werd geleid door prins Hendrik. De kist van Pauline werd onmiddellijk naar de grafkelder gedragen, zonder rouwdienst in de kerk. De leden van de rouwstoet volgden mee in de grafkelder, terwijl de twee journalisten door niemand werden tegengehouden en niet beter wisten dan mee in de grafkelder af te dalen. Niemand had blijkbaar door dat Mokveld en Van Aggelen daar niet thuishoorden. Mokveld vertelde eveneens dat prins Hendrik van de gelegenheid gebruik maakte om de kist van Willem van Oranje te groeten. Daarvoor moest men door een lage gang kruipen, met prins Hendrik voorop, daarachter zijn gevolg, én de twee journalisten.
Wat Mokveld zich later vooral nog herinnerde, was de volstrekte kaalheid van de kelders: er was niets te zien, buiten de muren met nissen waarin de kisten stonden en hier een daar een vrijstaande kist.
Balseming: een voorrecht van het Koninklijk Huis
In Nederland verbiedt de Wet op de Lijkbezorging de balseming van een lichaam, tenzij hiervoor toestemming wordt verleend door de minister van Volksgezondheid (artikel 71 eerste lid). Bij balseming wordt het bloed uit het lichaam verwijderd en een conserverende stof aangebracht, waardoor de ontbinding langzamer verloopt. Bovendien mag volgens deze wet de ingang van een grafkelder zich niet bevinden in een kerk (artikel 26).
Beide bepalingen gelden echter niet voor het Koninklijk Huis (artikel 87 eerste lid): “Deze wet is niet van toepassing op de lijkbezorging van leden van het Koninklijk Huis”.
In de meeste gevallen werden de lichamen van overleden Oranjes gebalsemd. Van koningin Wilhelmina en koningin-regentes Emma is bekend dat zij wegens godsdienstige redenen balseming hebben geweigerd. Ook prins Bernhard wilde niet gebalsemd worden na zijn dood.
De balseming van een lichaam was in vroegere tijden noodzakelijk, omdat het erg lang kon duren voordat een overleden persoon kon worden bijgezet. Prins Maurits bijvoorbeeld, zoon van Willem van Oranje, overleed op 23 april 1625 en werd bijgezet in de oude grafkelder op 26 september 1625. Bij Louise de Coligny, vierde vrouw van Willem van Oranje, duurde het nog langer. Zij overleed in Frankrijk op 13 november 1620; haar lichaam moest worden overgebracht naar Delft en kon pas worden bijgezet op 24 mei 1621!
Geen toestemming voor historisch onderzoek
Toen een Delfts onderzoeksteam in 2009 een aanvraag indiende om het lichaam van Willem van Oranje te onderzoeken, werd deze door de burgemeester van Delft prompt afgewezen. Het team, dat de moord op Willem van Oranje onderzocht, wilde de lichaamslengte van Willem kennen en daarom de kist openen en de stoffelijke resten bestuderen. Maar dit werd niet toegestaan. Voor zover bekend heeft niemand ooit toelating gekregen om historisch onderzoek te verrichten in de grafkelders.
In nevelen gehuld
Rond de koninklijke grafkelders in Delft blijft een waas van geheimzinnigheid hangen. De Oranjes doen weinig of geen mededelingen over de grafkelders. Op de
officiële website van het Koninklijk Huis vinden we één pagina over de koninklijke crypten, met de lijst van Oranjes die er een laatste rustplaats vonden.
In de periode van het overlijden van prins Bernhard verscheen op televisie een
animatiefilmpje waarin de opbouw van de grafkelders in grote lijnen wordt beschreven. Dit filmpje kan nu bekeken worden op YouTube.
In de Nieuwe Kerk te Delft bevinden zich informatieborden met een plattegrond van de grafkelders waarop de ligging van de kisten staat aangegeven. Verder kan men de zware sluitsteen boven de toegang tot de crypten bezichtigen. Het prachtige grafmonument van Willem van Oranje is natuurlijk de grootste blikvanger in de Nieuwe Kerk, en een bezoek meer dan waard.
De koninklijke grafkelders blijven echter gesloten, zowel voor onderzoekers als voor geïnteresseerde burgers. En dat is waarschijnlijk het beste. De nauwe gangen in de crypten lenen zich niet voor massaal bezoek. Bovendien verdient de laatste rustplaats van overledenen, koninklijk of niet, het nodige respect. Geen enkele familie zou immers toestaan dat de rust van haar gestorven verwanten en voorouders voortdurend wordt verstoord.