Prins Bernhard - de periode tot zijn huwelijk met Juliana
Over Prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld (1909-2004), echtgenoot van Koningin Juliana (1909-2004) is veel geschreven. Hij had door zijn activiteiten in de Tweede Wereldoorlog in de jaren 50-60 een zeer positief imago gekregen. Later werd dat imago steeds meer in negatieve zin bijgesteld door enige affaires en publicaties daarover en over zijn levensloop. Onder andere Annejet van der Zijl schreef een boek dat ook enige minder fraaie zaken uit zijn verleden beschrijft. Ook zijn jonge jaren komen daarbij uitgebreid aan de orde, inclusief zijn jeugd in Posen, tegenwoordig in Polen gelegen. Hij groeide daar op in het milieu van de Pruisische landadel die na de Eerste Wereldoorlog zijn rechten verloor en vaak moest teren op vergane glorie. Prins Bernhard groeide desalniettemin op tot een charmante, gezellige bon vivant die makkelijk mensen voor zich innam. Zo ook de kroonprinses der Nederlanden, Juliana.
Inhoud
Het Huis van Lippe – Biesterfeld
Ten tijde van het
Duitse keizerrijk was in het vorstendom Lippe, gelegen in Westfalen tussen de Weser en de zuidoostflank van het Teutoburgerwoud, na 1895 een conflict ontstaan over de erfopvolging. Groot was Lippe niet, rond 1200 vierkante kilometer, maar wel welvarend en de vorsten woonden in de hoofdstad Detmold in een imposant slot. In 1895 was vorst Woldemar overleden en diens zoon Alexander was geestesziek en dus niet regeringsbekwaam.
De Biesterfelds verwerven een hogere status
In 1897 lukte het graaf Ernst van Lippe-Biesterfeld, telg uit een zijtak van de familie, na de nodige strijd het regentschap ter vervanging van Alexander te verwerven met daarbij het recht van erfopvolging. Deze Ernst, die een landgoed in het oosten van het keizerrijk in Posen bezat, had meerdere kinderen, waaronder zoon graaf Bernhard van Lippe-Biesterfeld (1872-1934) ook wel Berni genoemd, de vader van Prins Bernhard. De familie was een typisch voorbeeld van de conservatieve landadel, trouw aan vaderland en keizer, met de militaire eer hoog in het vaandel. De opvoeding werd onder meer gekenmerkt door strenge discipline.
Berni erfde als tweede zoon van zijn vader niet het recht op de troon van Lippe en begon daarom, zoals gebruikelijk in die adellijke kringen, een carrière als militair. In 1893 werd hij als officier ingelijfd in een regiment huzaren in Posen, niet ver van zijn ouderlijk huis. In ’96 nam hij dienst in een regiment in Paderborn, in de nabijheid van Lippe. In 1903 maakte hij, zoals veel leden van de Duitse aristocratie graag deden, een reis naar de kolonie Duits Oost-Afrika, door het Duitse rijk verworven in het kader van de
‘verdeling van Afrika’ tussen de grote imperialistische mogendheden.
Problemen rond het huwelijk van de ouders van Prins Bernhard
Berni was als officier in Paderborn verliefd geworden op de vrouw van collega-officier graaf Bodo von Oeynhausen. Die vrouw was de aantrekkelijke Armgard, barones von Sierstorff-Cramm; door haar huwelijk met graaf Bodo kon ze zich ze gravin noemen. In 1908 scheidde ze van Bodo en trouwde in 1909 met Berni. Dit was niet volgens de gangbare ‘spelregels’ bij adellijke huwelijken in het keizerrijk. De broer van Berni, Leopold, die als oudste zoon ondertussen vorst van Lippe-Biesterfeld was geworden, vond de gang van zaken niet passen bij de pas verworven nieuwe, hogere status van de familie. Hij keurde het huwelijk, zoals Berni en Armgard het gedacht hadden, af en gaf slechts toestemming voor een zogenaamd morganatisch huwelijk (een huwelijk beneden de stand, van in dit geval de bruidegom, wat meteen beperking van rechten inhield). Als troost wilde hij Armgard wel de titel gravin van Lippe-Biesterfeld verlenen. Berni koos, ondanks de beperking van zijn rechten (waardoor hij bijvoorbeeld geen vorst van Lippe-Biesterfeld zou kunnen worden), toch voor een huwelijk met zijn geliefde Armgard.
Een jong gezin in jaren van 1909 tot de Eerste Wereldoorlog
Na hun huwelijk gingen Berni en Armgard in Oberkassel (bij Bonn) wonen, in het ouderlijk huis waar Berni geboren was en dat hem door zijn ouders was toebedeeld. Door het overlijden van Armgards vader viel hen het landgoed Woynowo in het oosten van Pruisen ten deel (toen in een randgebied van de provincie Posen). Het was gelegen niet ver van het stadje Bomst (
Babimost in het Pools). In de periode 1934 -1945 heette Woynowo officieel Reckenwalde.
Een nieuw tehuis en een zoon
Het landgoed, aan het Woynowo-meer, was niet welvarend; wel hoorde er een groot huis bij, maar dat was verre van comfortabel en nogal verwaarloosd. Berni en Armgard zetten zich daarom volledig in om het te transformeren tot een landgoed van allure.
Op 29 juni 1911 werd hun eerste kind geboren, in het ziekenhuis te Jena. Hij kreeg dezelfde naam als zijn vader: Bernhard, met nog acht andere voornamen daarbij; in de dagelijkse praktijk werd hij Bernilo genoemd. De jonge zoon moest het vanwege het morganatisch huwelijk van zijn ouders doen met de beperkte titel en naam 'graaf van Biesterfeld'. Vader Berni wist echter zijn broer de vorst van Lippe te bewegen ervoor te zorgen dat zijn zoon de dubbele achter naam Van Lippe-Biesterfeld kreeg. Op 30 augustus werd Bernhard gedoopt in de Evangelische Kerk te Züllichau, plm. 10 km van Woynowo. Zijn eerste jaren verliepen in onbezorgde sfeer, in het typische milieu van de landadel in die regio.
Nog een zoon en het begin van de Grote Oorlog
In juni 1914 werd de tweede zoon Ernst Aschwin (Aschwin genoemd) geboren, net als de eerste in Jena. Want later die maand vierde Bernilo zijn derde verjaardag. Twee dagen later werden de Oostenrijkse troonopvolger Franz Ferdinand en zijn vrouw vermoord in Sarajevo. Op 1 augustus begon de wereldoorlog die de naam de Grote Oorlog kreeg en later de Eerste Wereldoorlog werd genoemd. De meeste Duitsers en zeker de keizer en de legerleiding begroetten die gebeurtenis met enthousiasme. Duitsland was machtig geworden als
keizerrijk, een speler van belang op het toneel van de wereldpolitiek en tot de tanden bewapend. Duitsland was zo onoverwinlijk machtig – zo was de heersende mening – dat het zeker zou zegevieren, en snel ook: vóór kerst waren de soldaten ongetwijfeld weer thuis. De vader van Bernhard, die tenslotte als huzaar was opgeleid, wilde graag bijdragen aan de verwachte overwinning en meldde zich dus aan het front. Alleen, met de beoogde snelheid viel het tegen en er trad een – juist voor Berni en Armgard – onverwachte complicatie op:
de Russen hadden zich veel sneller dan verwacht in de strijd gemengd en zouden maar zo Posen binnen kunnen vallen. Deze situatie vormde een bedreiging voor de familie op landgoed Woynowo. Berni bracht daarom, voor hij naar het front vertrok, eerst vrouw en zonen naar familie van Armgard in Driburg (ten oosten van Paderborn).
De Eerste Wereldoorlog - beginjaren
Vader Bernhard vertrok naar het front in Noord-Frankrijk, waar hij ingedeeld was bij het Lipper bataljon, een onderdeel van het Zevende Leger. Hij verbleef er in Ham aan de Somme, ongeveer twintig kilometer ten zuiden van St. Quintin. Uit correspondentie met zijn broer Leopold blijkt dat hij verwachtte spoedig Parijs binnen te zullen trekken. Dat viel echter tegen: de Fransen bleken sterker dan verwacht en de aanval van het Duitse leger liep vast. De oorlog aan het westelijk front werd een loopgravenoorlog waar weinig beweging in zat maar die wel enorm veel doden eiste – zowel aan Duitse als aan Franse/geallieerde kant. Ook twee neven van Berni, die net als hij officier waren in het Duitse leger, sneuvelden in die begintijd. De vader van Bernhard realiseerde zich dat zijn leven net zo goed spoedig ten einde kon zijn. Hij maakte zich zorgen over de toekomst van vrouw en kinderen. Hij rekende erop dat Leopold zo nodig goed voor hen zou zorgen, zo schreef hij zijn broer.
Mede door de revolutionaire ontwikkelingen op technisch gebied in die tijd bleken de gevolgen van oorlogvoering ongekend verschrikkelijk. Berni schreef in september (weer aan zijn broer): “De helft van de manschappen zijn we al kwijt” (van zijn regiment). Wel stabiliseerde tegen oktober de situatie (in de loopgraven). Vader Bernhard kon nu zijn gezin eindelijk bezoeken. Een van de eerste herinneringen van de kleine Bernhard, zo is overgeleverd, was de schrikreactie van zijn moeder toen deze haar echtgenoot weer zag; zijn baard was spierwit geworden.
Terug in Posen
Zo slecht als het ging met de vorderingen van het Duitse leger aan het westelijk front zo goed ging het in het oosten. Het Russische leger dat Posen bedreigde werd vernietigend verslagen. De regio was voorlopig veilig en dus bracht Berni zijn vrouw en oudste zoon medio oktober weer terug naar Woynowo; de jongste zoon bleef langer in Driburg. Berni keerde terug naar het front. Daar viel voor hem weinig te beleven. Hij woonde er als adellijk officier met een beperkte, meer formele functie, op een kasteeltje. In december was hij na bemiddeling van zijn broer tot majoor gepromoveerd. De kerst dat jaar kon hij in alle rust doorbrengen op Woynowo.
Nog steeds optimistisch gestemd begon Duitsland aan het nieuwe jaar. Foto’s uit die tijd tonen de kleine Bernhard op het ouderlijk landgoed, gekleed in een kapiteinsuniformpje. Daar was in de lente ook de jongste zoon weer gearriveerd. Vader Bernhard keerde in die tijd terug naar het westelijk front; zijn onderkomen was nu bij Brussel.
Periode 1915-‘16
In mei ’15 hadden de geallieerden een offensief ingezet bij Artois en Berni berichtte dat het nu wel leek of de hel was losgebarsten. Later werd het weer rustiger en Berni besloot terug te keren naar Woynowo, temeer omdat hij de afgelopen winter bronchitis had opgelopen. In september ‘15, toen hij alweer thuis was, kreeg hij het IJzeren Kruis overhandigd.
Behalve met zijn gezondheid bleef vader Bernhard ook tobben met de financiën. Vanwege de oorlog werd de economische situatie moeilijker; bovendien was door de slechte weersomstandigheden die zomer de oogst grotendeels mislukt. Wat de voortgang van de oorlog betreft was er in 1916 eerst positief nieuws te melden. De Duitsers begonnen in februari bij Verdun een offensief, waarbij de slagkracht van het leger was toegenomen door de inzet, voor het eerst massaal, van de nog prille Duitse luchtmacht. Bernhard was toen vijf jaar; op hem maakten de verhalen die hij daar toen over hoorde grote indruk.
Prins zur Lippe-Biesterfeld
Ook positief voor de familie was dat vorst Leopold in februari 1916, in een decreet, bekendmaakte dat Armgard en haar zonen alsnog de prinselijke titel “zur Lippe-Biesterfeld" kregen. Niet alleen kon Berni nu het vorstelijke kroontje toevoegen aan zijn familiewapen, ook werd de toelage uit de staatskas van het vorstendom voor Berni en zijn gezinsleden verhoogd en zijn familielijn steeg flink op de ladder van de erfopvolging. De vreugde op Woynowo was natuurlijk groot en men begon direct met een forse verbouwing die het onderkomen een vorstelijke allure moest geven.
Aan het front was de ontwikkeling niet gunstig: 1916 was het jaar van de slag aan de Somme, waarbij alleen al aan Duitse kant meer dan 160.000 doden vielen. ’16 was ook het jaar van de slag bij Verdun waaraan het Duitse leger in februari zo optimistisch was begonnen. De slag duurde tot in december, was een van de bloedigste uit de hele oorlog, en leverde geen terreinwinst op, in tegendeel: Duitsland verloor de slag die een symbool werd van de zinloze oorlog.
Verdere gang van zaken tijdens de Eerste Wereldoorlog, 1917 -’18
De toch al niet zo rooskleurige financiële situatie van Berni en Armgard werd er door de verbouwing bepaald niet beter op. Daarbij kwam dat vanwege de oorlog de betaling van rente uit Amerikaanse tegoeden uitbleef. Weer bracht hulp van broer Leopold uitkomst. Maar de economische problemen bleven groot in heel Duitsland, inclusief Woynowo. Met name in de grote steden was voedselschaarste; er werd honger geleden.
Revolutie in Rusland, verslechtering van de situatie in Duitsland
De ontevredenheid onder de bevolking van de oorlogvoerende landen inclusief de soldaten aan het front nam toe. In Rusland kwamen het volk en onderdelen van leger en vloot in opstand; het was duidelijk: het tijdperk van het tsarenregime was ten einde. De tsaar trad af, er kwam een
voorlopige regering. In Berlijn was eind april de onrust groot onder de bevolking. Ondertussen bleef de strijd aan de fronten onbeslist. De kansen keerden ten gunste van de geallieerden toen Amerika zich in de strijd mengde. Bij Malmaison (Zuid-België) namen de Amerikanen in het najaar het volledige Lipper bataljon gevangen… Maar Berni en de zijnen bleven geloven in de Duitse eindoverwinning. De kleine Bernhard was ondertussen zes jaar. Gekleed in een militair uniformpje maakte een trotse vader in die tijd een foto van hem.
De grote ommekeer in Duitsland
In december 1917
sloot de Duitse regering een wapenstilstand met het nieuwe communistische regime in Rusland. In maart 1918 werd met de Russen de vrede van Brest-Litovsk gesloten. Dit alles tot ongenoegen van Berni. Onderwijl werd de situatie in Duitsland steeds hopelozer. Mensen stierven van honger in de straten van Berlijn. Door de wapenstilstand in het oosten konden er nu wel meer troepen ingezet worden door de Duitsers aan het westelijk front. Maar ’t bracht niet de gewenste verandering ten goede. Eind juli 1918 leden ze een grote nederlaag in de Tweede Slag aan de Marne, Noord-Frankrijk. Eind september zagen de regering en de legerleiding er geen heil meer in. Toen ook nog delen van leger en vloot in opstand kwamen dwongen ze Keizer Wilhelm af te treden; hij kreeg
asiel in Nederland. In plaats van een monarchie werd het Duitse rijk een republiek. Op 10 november kwam Duitsland met de geallieerden een wapenstilstand overeen die uiteindelijk leidde tot vrede. De vorsten ondervonden in die novembermaand dat ook hun tijdperk voorbij was. (In het boek van A. v.d. Zijl over Bernhard, dat hier voornamelijk gevolgd wordt, is onder meer die verandering treffend beschreven.) Een voor een waren de vorstendommen gevallen, als dominostenen.
Een nieuwe situatie na de Eerste Wereldoorlog
Zo was er aan een eeuwenlange heerschappij van de Duitse vorsten inclusief de Pruisische landadel een einde gekomen; hun rechten vervielen. Zo eindigde ook de bijna 800 jaar vorstelijke macht van de Lippes. De Biesterfeld-tak had daarvan slechts dertien jaar kunnen genieten. De kleine Bernhard was in het najaar van 1918 toen zich dat alles afspeelde zeven jaar. Hij was dus een kind, maar zal toch wel iets hebben meegekregen van de moeilijke, chaotische situatie waarin het gezin van Berni in die tijd moet hebben verkeerd. Juist hun landgoed immers lag in het deel van het Duitse rijk waarvoor de consequenties van de nieuwe situatie het grootst waren: het oosten.
Vertrek naar Driburg
In december 1918 brak er in de regio een opstand uit en Poolse rebellen bezetten onder andere Bomst, niet ver van Woynowo. Berni besloot, net als in augustus 1914, zijn gezin in veiligheid te brengen bij de familie van Armgard in Driburg. In die tijd waren er overal in Duitsland vrijkorpsen actief, veelal gevormd uit teruggekeerde frontsoldaten, die probeerden in Duitsland de oude orde weer te herstellen. Zo ook in de regio rond Woynowo. Toen deze daarin geslaagd waren, besloot Berni in maart 1919 weer terug te gaan.
Teleurstelling en grote onvrede
Veel vorstelijke families konden hun verlies van macht en bezit na de Eerste Wereldoorlog compenseren dankzij door de eeuwen heen opgebouwd privékapitaal. De Lippe-Biesterfelds konden dat niet in vergelijkbare mate. Dus kwam de familie, ook het gezin van Berni en Armgard, financieel in zwaar weer. De landadel, en dat gold zeker Berni en de zijnen, was over ‘t algemeen zwaar teleurgesteld, ja, verbitterd door de gang van zaken. Dat gold ook ten aanzien van het vredesverdrag dat op 28 juni 1919 in Versailles tot stand kwam. Dat betekende onder meer dat grote delen van het oosten van Pruisen bij Polen zouden worden gevoegd. De adel en de conservatieven in ’t algemeen voelden zich verraden door de nieuwe Weimar-regering van de sociaal-democraat Ebert – die had Duitsland in hun ogen verkwanseld aan de geallieerden. Te meer omdat ‘Weimar’ hen oude privileges had ontnomen en ook nog eens aanzienlijke grondbelastingen oplegde. Onder hen leefde sterk het idee dat het verliezen van de oorlog en het ontstaan van Weimar de schuld was van joden en socialisten.
Een adellijk bestaan in de Grenzmark, 1919-‘24
Het enige bezit dat Berni nog overbleef was het landgoed in Woynowo. Bijna geheel Posen was nu, sinds ‘Versailles’, Pools gebied geworden. Woynowo lag nog net in de grensstreek die Duits bleef en de naam
Grenzmark Posen-Westpreußen kreeg. Eigenlijk woonde de familie nu in een probleemgebied waar weinig welvaart (meer) was; de geslachten van aanzien die het zich konden veroorloven trokken weg. Berni en zijn gezin konden dat niet. Eerst In december 1920 veroorloofden zij zich weer eens een vakantie in de sneeuw in Beieren. Ook bij de familie in Detmold kwamen ze weinig.
Een gevolg van de teloorgang van de Pruisische, adellijke tradities in die regio was onder meer dat Bernhard niet op jonge leeftijd al naar een dure, strenge kostschool ging. Vanaf zijn negende jaar werd hij thuis onderwezen door een inwonende onderwijzer. Dat leverde hem in ieder geval de nodige vrijheid op. Hij heeft zijn jeugd, zoals hij het zelf zei, als bijzonder gelukkig ervaren.
Een keer ten goede
Berni en Armgard probeerden in die beperkte situatie een paardenfokkerij op te bouwen. Broer Leopold had in 1921 het uitkeren van een toelage (apanage) weer hervat. Vanwege de grote vraag naar paarden – in de oorlog waren er acht miljoen gesneuveld – meenden de ouders van Bernhard dat het geld van de toelage, mede om hun welvaart op te krikken, het best geïnvesteerd kon worden in de paardenfokkerij.
Helaas, in 1923 begon voor Duitsland een ongekende inflatie met de daarbij behorende economische neergang. Het was de tijd dat Hitler opkwam. Gelukkig kwamen de geallieerden in ’24 te hulp met het zogenaamde
Dawesplan. Dat betekende een aanpassing van de wurgende regelingen die bij het verdrag van Versailles in 1919 waren afgesproken ten aanzien van de herstelbetalingen door de Duitsers. Ook werden de grenzen opengesteld voor investeringen in het verarmde land. (Hierbij dient aangetekend te worden dat het Dawesplan op den duur niet toereikend bleek. Daarom schoten de Amerikanen in ‘29 extra te hulp door middel van het plan-Young. Helaas kwam dat plan door de grote depressie, die in Europa het eerst en vooral Duitsland trof, niet uit de verf).
Het Dawesplan betekende in ‘24 de (voorlopige) redding van Duitsland. Ook voor de familie Lippe-Biesterfeld, die nu weer geld ontving van de Amerikaanse instantie die haar beleggingen beheerde. Ook Berni en zijn gezin profiteerden blijkbaar, want al in februari ging de vader van Bernhard in verband met zijn gezondheid in Hamburg aan boord van een cruiseschip om een zeereis naar Zuid-Amerika te maken.
Bernhard in opleiding
De nieuwe welvaart betekende voor Bernhard het einde van de vrijheid. Hij moest nodig naar een echte (Pruisische) school op niveau en daar was nu eindelijk geld voor. In april 1924 ging hij, samen met z’n broer, naar kostschool. Dat was het voormalige
Königliche Pädagogium in Züllichau dat in de 19e eeuw bekend stond als een van de beste jongenskostscholen van Duitsland. Maar het prestige van de school was na de oorlog gedaald, samen met de algehele neergang van de regio in die periode en de kostschool was steeds meer ook een gewone dagschool voor kinderen uit de betere klasse geworden. Broer Aschwin was iemand met een inschikkelijk karakter, bovendien leergierig en slim. Met Bernhard ging het minder soepel. De tucht en wat hijzelf noemde het ‘kazerneachtige karakter’ van de school lagen hem niet.
Op de kostschool in Züllichau
Het leven op school speelde zich af in een zogenaamde
stube, een groep van acht leerlingen die een woonkamer en slaapzaal deelden. De bedoeling was dat de leerlingen zo leerden kameraadschappelijk met elkaar om te gaan. Dat leven lag Aschwin beter dan Bernhard. Die kon zich moeilijk aanpassen. Volgens eigen zeggen werd hij gepest omdat hij een prins was maar leerde hij er wel vechten. Met sport – die bezigheid werd steeds populairder juist ook bij de aristocratie – kon hij zich ook niet veel aanzien verwerven. Alleen met paardrijden had hij de nodige ervaring opgedaan – op Woynowo hield men zich veel bezig met paarden en paardrijden; Armgard had zich tot een verdienstelijk amazone ontwikkeld. Andere sporten waren ook niet echt weggelegd voor de jonge prins want hij was tenger, had slechte ogen en was vanwege een zwakke constitutie thuis altijd ontzien. Kortom, Bernhard was ongelukkig op die kostschool.
Mogelijk als reactie op zijn eenzaam bestaan daar leerde hij er wel vriendschap hoog te waarderen. Die vriend vond hij in eerste instantie in een andere eenling op school: Rudi Pfennig. Hij was de zoon van een houthandelaar die niet intern was. Bernhard bracht een groot deel van zijn vrije tijd door bij Rudi thuis en deze logeerde in de weekenden vaak op Reckenwalde. Ze hielden zich dan veel bezig met tennissen op het daarvoor aangelegde veld op het landgoed.
Naar Berlijn
Toen Berni en Armgard het zich konden veroorloven – de paardenfokkerij liep goed en ook verder ging het hen financieel voor de wind – achtten ze het blijkbaar tijd geworden om het voor hun zoon hogerop te zoeken. In 1926 maakte Bernhard de overstap naar de elite-school het Arndt-Gymnasium in Dahlem, een voorstad van Berlijn. Het was een school waar de oude waarden van het Keizerrijk nog hoog gehouden werden. Veelzeggend was dat ook de zonen van rijkspresident Hindenburg daar hun opleiding kregen. Datzelfde jaar trouwens deed Bernhard geloofsbelijdenis in de lutherse kerk te Züllichau. Vader Berni hield daarbij een toespraak die eindigde met de woorden: “Word een ridderlijk Duitser en een Christen.” (V.d. Zijl, p. 117).
Op het Arndt-Gymnasium
De jongens op die school woonden in een groepje van achttien samen met een leraar en zijn gezin in een
Schülerheim. Het idee daarvan was dat de jongens ver van huis toch in een gezin opgroeiden. In het geval van Bernhard was die leraar een oud-officier; de tucht was streng, zowel ‘thuis’ als in de klas. Veel lichaamsoefening in de frisse lucht en sport waren een belangrijk onderdeel van de opleiding. Met sport presteerde hij, net als op de vorige school, niet goed, wel met creatieve vakken. Met de leervakken ging het in het begin bovengemiddeld goed zelfs. Later werd het minder omdat hij, volgens een beoordeling in 1929, juist omdat het hem zo gemakkelijk afging, te weinig aandacht aan de studie besteedde.
Ook zijn gedrag was in de grote stad veranderd. In het vrije Berlijn had hij kennis gekregen aan een heel andere type vrienden dan de brave burgerjongen Rudi in Züllichau. Zijn vriend voor het leven daar was de drie jaar oudere Fabian Graaf van Dohna-Schlodien, met een vader die teerde op een heldhaftig verleden als leider van een Berlijns vrijkorps. De jonge graaf zelf was een nonchalante, vaak onverschillige knaap die graag streken uithaalde. Spoedig was ook Bernhard recalcitrant gedrag gaan vertonen (V.d. Zijl, p.121).
Overplaatsing
In verband daarmee volgde al in 1927 overplaatsing naar een andere afdeling van het internaat. Daar leerde hij jongens kennen aan wie hij later, zoals V.d. Zijl het omschrijft, “alle politiek ongewenste smetten in zijn levensverhaal zou toeschrijven” (p. 123). Het betrof de gebroeders Langenheim. De jonste, Adolf – en hij schijnt qua karakter veel op zijn oudere broer Heinrich te hebben geleken – werd later door de staf van het internaat omschreven als “een brutale vlerk op wie men echter moeilijk boos kon zijn en die bij zijn kameraden zeer geliefd was”. Deze gebroeders, drie in getal, groeiden op in een milieu dat revanchistische ideeën had en bovendien antidemocratisch en antirepubliek was.
Bernhard in de jaren 20
In de sfeer van onvrede die heerste ten tijde van de Weimar-republiek konden Hitler en zijn nazipartij gedijen. In 1928 waren er verkiezingen en de nazipartij (NSDAP) mocht voor het eerst sinds de mislukte
Putsch van 1923 weer meedoen. A. v.d. Zijl, die niet nalaat het eenzijdig positieve beeld dat in pro-Bernhardboeken (zoals de geautoriseerde biografie van Alden Hatch uit 1962) van de prins geschetst wordt in negatieve zin bij te stellen, vertelt (p. 126) dat neef Ernst zur Lippe een van de eerste Duitse prinsen was die zich aanmeldde als lid van de nazipartij. De partij die onder andere beloofde de privileges terug te zullen geven die de ‘verradersrepubliek’ van de noodlijdende landeigenaren had afgepakt. Zo illustreert de schrijfster hoe de mentaliteit en de politieke ligging van velen was in het milieu waarin Bernhard opgroeide.
Roaring twenties
Bernhard heeft altijd het beeld van zichzelf naar buiten gebracht – zie bijvoorbeeld het boek over hem van A. Hatch – dat hij niet geïnteresseerd was in politiek. Dat moge zo zijn, hij is ongetwijfeld niet ontkomen aan de invloed van de sfeer die er ten aanzien van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen toen heerste in zijn milieu. Maar in ieder geval was er na de verkiezingen van 1928 nog niet veel aan de hand. De NSDAP had slechts 12 van de ruim 500 parlementszetels gewonnen, in 1926 was Duitsland toegelaten als lid van de Volkenbond en in ’28 mochten Duitse atleten ook weer meedoen met de Olympische Spelen. Kortom, er heerste, relatief gezien, rust, welvaart en stabiliteit in Europa en ook in Duitsland. En Berlijn was een bruisende stad waar alles kon en het geld ‘vrolijk rolde’ zoals Stefan Hafner schreef in een van zijn vele boeken over die tijd; de
roaring twenties ‘schitterden nergens zo fel als daar’.
Hoe dan ook, Bernhard lukte het in ieder geval wel de eindexamenklas te bereiken toen hij 17 jaar was.
Persoonlijkheidsbeschrijving
In die periode had Bernhard het prima naar z’n zin in Berlijn. Zeker toen hij op zichzelf mocht gaan wonen – en dat natuurlijk ook deed. Hij kon nu ’s avonds gaan en staan waar hij wilde. In dat examenjaar, 1928, moest er ook beslist worden welke studie hij na het gymnasium zou gaan volgen. Rechten, was de bedoeling, met een carrière in de diplomatie in het vooruitzicht. In verband met de beoogde toekomst werd er door school een beoordeling van de leerling in kwestie op papier gezet. Daaruit blijkt dat zijn leerprestaties bovengemiddeld goed waren. Zijn persoonlijkheid werd minder goed beoordeeld. Juist omdat hij zo makkelijk succes behaalt, zo werd geschreven, ontbreekt het hem aan wilskracht. Tegenslag door ziekte en geestelijke moeilijkheden kan hij daarom moeilijk overwinnen. Hij is in zekere mate oppervlakkig van aard.
Rechtenstudie
Hij moge dan vaak ziek zijn geweest, een negatieve beoordeling in verband daarmee lijkt misplaatst – dat hij geen sterk gestel had kan hem niet verweten worden. Degenen die denken dat de prins er z’n voordeel mee probeerde te halen, staven dat graag met het feit dat hij door ziekte verhinderd was om, zoals eigenlijk moest, in januari ‘29 examen te doen. Dat gebeurde pas in april. In ieder geval, hij slaagde en liet zich inschrijven aan de rechtenfaculteit van de
Friedrich-Wilhelms-Universität te Berlijn (tegenwoordig de Humboldtuniversiteit). Nog diezelfde maand werd hij ernstig ziek; hij werd met longvliesontsteking opgenomen in het ziekenhuis. Een gevolg van die ziekte was dat Bernhards ouders het beter achtten dat hij niet in Berlijn ging studeren. De lucht was daar verre van fris, en juist frisse lucht zou zijn gezondheid ten goede komen. Dus vervolgde de zoon zijn rechtenstudie in het kuuroord Lausanne in Zwitserland, aan het meer van Genève. Daar trof hij trouwens ook zijn oude vriend Rudi Pfennig die er eveneens studeerde – het was vader Pfennig blijkbaar goed gegaan in de houthandel.
Economische crisis
Bernhard was nog maar net met z’n studie begonnen of aan de tot dan zo heldere lucht pakten zich donkere wolken samen. De economische depressie begon in het najaar van 1929. Juist in Duitsland kwam de crisis extra hard aan omdat de welvaart grotendeels op buitenlandse investeringen was gebaseerd; die hielden nu op. En binnen Duitsland kwam de klap in de
Grenzmark, als zwakke regio, extra hard aan. De subsidies voor de grensregio, de
Osthilfe, stopten. En wat Berni en Armgard daarbij nog extra tegenzat: de vraag naar luxepaarden verminderde sterk. De inkomsten liepen al met al sterk terug en daarvan ondervond ook Bernhard in Lausanne de gevolgen, want zijn studie daar kostte veel geld, eigenlijk te veel voor zijn ouders in een economisch slechte tijd.
Krap bij kas, maar toch gezellig
Bernhard zat vaak krap bij kas. Toch was hij in trek bij de feestjes die georganiseerd werden. En hij was een graag geziene gast. Want, aldus later een Amerikaanse mede-studente, hij was
free and easy. A. v.d. Zijl verwoordt het zo (p.141): "Wie niet rijk is in die kringen moet leuk zijn. En hij was leuk. Gewapend met de perfecte manieren van zijn vader, de levenslust en sociale antennes van zijn moeder en de brutale humor die hij in zijn Berlijnse schooldagen had opgedaan, was hij een jongen met wie het altijd gezellig was, in wiens gezelschap altijd wel iets gebeurde.” Dat wil niet zeggen dat Bernhard de studie leuk vond. Hij vertelde later: “Eerlijk gezegd had ik een hekel aan de rechtenstudie, maar het moest van mijn vader.” Gelukkig voor hem ging het bij het heersende schoolsysteem meer om
Bildung dan om leerprestaties en dat stelde hem in staat z’n studentenbestaan daar relaxed en gezellig te houden en zonder veel inspanning toch voldoende vorderingen te maken.
Vertrek uit Lausanne; geveld door ernstige ziekte
Najaar 1930 vertrok Bernhard uit Lausanne en schreef zich in bij de
Ludwig-Maximiaans-Universität te München – verondersteld mag worden dat zijn ouders de dure studie in Zwitserland niet meer konden betalen. Hij ging er niet direct aan de studie maar hield eerst, in gezelschap van zijn moeder, vakantie: ze logeerden bij een rijke relatie in Nederland. Vervolgens ging hij naar Reckenwalde, want het nieuwe studieseizoen in München begon pas in oktober ‘31. Op Reckenwalde werd de prins (weer) ziek, nu was het borstvliesontsteking. Weer was het ernstig; de koorts hield maar aan en Bernhard vermagerde zienderogen. Zowel hijzelf als zijn ouders dachten dat hij het deze keer niet zou overleven. Een chirurgische ingreep, waarbij een grote hoeveelheid pus werd verwijderd – zo vertelde hij aan zijn biograaf A. Hatch – bracht verlichting en de koorts zakte. Voor een aantal maanden vertrok hij weer naar zijn ouders om aan te sterken voor hij de nodige tweede operatie kon ondergaan.
Diepe crisis, maar ook weer een gezellig studentenleven
In die tijd nam de economische crisis in Duitsland ernstige vormen aan. Met name door een stormloop in juli van buitenlandse investeerders op de Duitse banken om hun kapitaal veilig te stellen liep de situatie uit de hand. Er was geen vertrouwen meer in de Duitse banken, ook Duitsers zelf probeerden hun kapitaal veilig te stellen. De onrust en ontevredenheid namen nog toe. Hitler en de zijnen sponnen er garen bij: met de verkiezingen in de zomer van ’32 behaalden de nazi’s maar liefst 230 zetels (tegen 12 in 1928). In Berlijn vonden regelmatig straatgevechten plaats tussen communisten en nationaal-socialisten. Bernhard had er in oktober 1932 zijn studie rechten aan de Friedrich-Wilhelmuniversiteit weer hervat. Vele oude bekenden zag hij er terug; bovendien studeerde broer Aschwin daar nu ook.
Spoedig vervolgde Bernhard in Berlijn het gezellige studentenleven zoals hij dat gewend was. Zijn ouders lieten hem zijn gang gaan. Zelf omschreef hij dat zo: “In die hele heerlijke periode heb ik geen slag uitgevoerd.” (V.d. Zijl p. 157) “hun houding was: ‘Hij is ziek geweest laat hem nu maar eens van het leven genieten.’"
1933: Hitler aan de macht
Omdat de democratische en anti-democratische leden van de Rijksdag sinds de verkiezingen van november 1932 ongeveer even groot in aantal waren en elkaar in een houdgreep hielden, was Duitsland onbestuurbaar geworden. Bovendien stond het land financieel aan de rand van de afgrond. Door de nood gedwongen benoemde Rijkspresident Paul von Hindenburg de leider van de grootste partij, de nazi-partij, dus Adolf Hitler, op 30 januari 1933 tot rijkskanselier. Zo kwam Hitler aan de macht binnen het bestel van de democratische Weimar-republiek. Hindenburg en de andere voormannen van de conservatieve elite hadden gehoopt dat ze hem wel in de hand zouden kunnen houden, maar dat bleek al snel een illusie. Gebruik makend van de democratie werd diezelfde democratie in snel tempo door Hitler en de zijnen afgebroken. Op 31 maart ’33 kende de regering onder leiding van Hitler zichzelf onbeperkte wetgevende bevoegdheid toe, daarbij gesteund door de meerderheid van het parlement. De joden, de linkse leiders en over het algemeen de opposanten tegen zijn regime waren daarbij de eerste slachtoffers. Al op 1 april daaropvolgend volgde een boycot van joodse bedrijven, de eerste van een serie maatregelen die het leven van de joodse gemeenschap in het land steeds verder beperkte.
Student Bernhard in het begin van het nazi-tijdperk
Het werd spoedig duidelijk dat degene die nog iets wilde bereiken in het ‘Nieuwe Duitsland’ snel lid moest worden van Hitlers partij, de NSDAP. Het aantal aanmeldingen van nieuwe partijleden was dan ook geweldig groot. Ook Bernhard en zijn vrienden werden lid. Volgens zeggen van de prins zelf was dat als aspirant-lid en dat moest wel om de studie voort te kunnen zetten (wat door A. v.d. Zijl tegengesproken wordt).
De val van de Weimar-republiek en de daarop volgende heerschappij van de nazi’s bracht ingrijpende veranderingen met zich mee. Mede natuurlijk vanwege de deplorabele toestand waarin het land aan het eind van de Weimar-periode had verkeerd was men over ’t algemeen in Duitsland, zeker in het begin, enthousiast over het bewind van Hitler. De zaken werden nu tenminste eens flink aangepakt. Onderwijl ging dat regime systematisch verder met het nazificeren van de maatschappij, inclusief de
Gleichschaltung waarbij alle verenigingen, kranten, partijen etc. onder nazileiding werden geplaatst. Tekenend is ook dat Woynowo nu een goed-Duitse naam kreeg: Reckenwalde.
Overlijden van vader
Ook Bernhard, zijn familie en vrienden klaagden niet over het nieuwe regime. Ze gingen ogenschijnlijk zonder problemen door met hun oude leventje. Zo werden er bijvoorbeeld flinke reizen gemaakt. Onder meer naar Marokko. In juni 1934 overleed vader Berni – hij was toen al geruime tijd ziek geweest. De uitvaart vond plaats in Detmold. Tijdens een treurrede werd gewag gemaakt van veel tegenslagen die hij in zijn leven had moeten verduren. Dat was maar al te waar. Vooral de voortdurende financiële zorgen speelden daarbij een rol, mede doordat de familie steeds boven haar stand probeerde te leven. Dat had er zelfs toe geleid dat het grootste deel van Reckenwalde al was overgegaan in andere handen toen Berni nog leefde; zodoende kon hij alleen het huis met de tuinen nalaten. Officieel behoorde Prins Bernhard in 1934 niet meer tot de landgoedbezittende klasse.
Betrokkenheid bij de Nazi’s en andere omstreden zaken
A. v.d. Zijl schrijft, na jarenlang onderzoek in de archieven, in haar boek over Bernhard dat hij lid is geweest van de NSDAP, de SA (
Schutz Abteilung - officieel om Hitler en zijn aanhang te beschermen) en verenigingen die onder nazi-invloed stonden. Onderzoeker en tevens bekend criticus van Bernhard, Gerard Aalders vertelt dat hij het bewijs van NSDAP-lidmaatschap in Amerikaanse archieven heeft gevonden. De prins heeft zijn NSDAP-lidmaatschap en steun aan Hitler altijd ontkend. Wel is duidelijk dat de prins, en dat zei hij dus ook zelf, sinds oktober 1932 lid was van de Motor SA. Over het algemeen stelde hij bij dergelijke beweringen dat hij zich om opportunistische redenen aanmeldde, dat het bijvoorbeeld nodig was om te kunnen studeren. Maar hij zei ook dat het nodig was om examen te kunnen doen en dat is nooit met bewijzen gestaafd.
Sportvliegen en studie
Bekend is ook dat Bernhard en enkele van zijn vrienden de vliegsport beoefenden en lid waren van het eveneens aan de NSDAP gelieerde
Deutscher Luftsportverband (DLV). De leden weden ook wel ingezet bij het oefenen van manoeuvres van de
Luftwaffe. Zo ook in september 1934; Bernhard en een vriend deden mee met een houten sportvliegtuigje. Tijdens de oefening verongelukte het vliegtuigje, maar Bernhard en zijn vriend overleefden het. Op aandringen van zijn moeder, zo vertelde Bernhard later, stopte hij vervolgens met de vliegsport. Door historici wordt zijn versie van de gebeurtenis in twijfel getrokken. Zo zijn er diverse verhalen van en over Prins Bernhard waarover historici het niet eens zijn wat betreft het waarheidsgehalte. Bijvoorbeeld zijn lidmaatschap van de ruiterdivisie van de SS. Evenals zijn betrokkenheid bij de SA heeft Bernhard ook nooit ontkend betrokken te zijn geweest bij de SS (
Schutz Staffel). Zijn verdedigers en ook Bernhard zelf doen dat af als een van zijn vele jeugdzonden die hij deed om zonder al te veel inspanningen hoger op te komen; naïef en sowieso onschuldig.
De studie wordt afgerond
Ook is men het niet eens over de redenen waarom Bernhards rechtenstudie zo lang duurde, hij er na de zomer van ’34 weer mee begon en vervolgens niet doorging voor de examens die hem toegang tot de diplomatieke dienst konden verschaffen. Feit is dat hij inderdaad de studie weer hervatte, samen met een vriend extra lessen volgde en in juni 1935 met goed gevolg staatsexamen deed om de bevoegdheid van referendaris te kunnen verkrijgen. Maar hij ging niet verder voor een bevoegdheid om in de diplomatieke dienst te kunnen werken. Volgens eigen zeggen vanwege de veranderingen in het landsbestuur sinds de nazi’s aan de macht waren gekomen. Volgens familieleden waren er voor de bewoners van Reckenwalde financiële redenen: ze hadden geen geld en ze moesten daarbij eigenlijk ook nog nodig onderhoud plegen aan het verwaarloosde huis.
Het koninkrijk der Nederlanden komt in beeld
Een diplomatieke carrière zat er dus niet in, zo ook niet een militaire. Eigenlijk was er nog maar één manier om zijn ambitie een internationale loopbaan te kunnen beginnen: in het bedrijfsleven. Per 1 september 1935 kon hij, waarschijnlijk via voormalige contacten van zijn vader of nog bestaande van zijn moeder, aan de slag als stagiair bij de Parijse dochteronderneming van het Duitse chemiebedrijf IG Farben:
Société pour l’Importation de Matières Colorantes et de Produits Chimiques aan de Avenue Hoche. In de Franse hoofdstad verkeerde Bernhard graag in kringen van hooggeplaatste voormalige landgenoten die er een aangenaam society-leven leidden.
De Amerikaanse prinses
Een aardige bijkomstigheid van een stageplaats voor Bernhard in Parijs was dat hij er een riant onderdak kon krijgen bij een vriendin van zijn moeder, de Amerikaanse Allene Tew (1972-1955), die bekend is als "De Amerikaanse prinses" sinds de publicatie van het gelijknamige boek over haar van A. v.d. Zijl. De societydame Tew was na meerdere huwelijken schatrijk geworden. Ze was ook getrouwd geweest met Prins Hendrik XIII van Reuss. De prins had het landgoed Trebchen bewoond, niet ver van Woynowo (en niet onbelangrijk in verband met de geschiedenis van het Nederlandse koningshuis: de prinsen Reuss waren verwant aan het Huis van Oranje-Nassau.) Allene was bevriend geraakt met de moeder van Bernhard. De kinderloze Allene ontfermde zich graag over de charmante, levenslustige jongeman, behandelde hem als een zoon en verwende hem graag; Bernhard kon krijgen wat hij maar wenste. ‘De Amerikaanse prinses’ zou tijdens de huwelijksreis door hem nog ingeschakeld worden om het uiterlijk van
Juliana, met name wat betreft kleding te verbeteren.
Verloving met prinses Juliana
Over het tot stand komen van de verbintenis tussen Juliana en Bernhard zijn meerdere versies in omloop. J. Waterink schetst in zijn
Onze Jonge Koninging thuis (een tijdgebonden lofzang op Juliana en Bernhard) de romantische versie (p. 107 e.v.): de charmante jonge prins ziet in februari 1936 tijdens een wintersportvakantie in Igls (ten zuiden van Innsbrück) prinses Juliana, hij vraagt beleefd nader kennis te mogen en zo begint het, als een idylle in de bergen. Dan vinden er later enige geheime ontmoetingen plaats, want de jongelui moeten voor ze een eventuele verloving bekendmaken ervan overtuigd zijn dat er sprake is van echte, wederzijdse liefde. Zo groeide er een oprechte liefde tussen de twee en op 8 september ’36 werd de verloving officieel bekendgemaakt.
L. de Jong stelt in het deel
Voorspel van zijn boeken over de Tweede Wereldoorlog (p. 518 e.v.) al dat er mogelijk met opzet een ontmoeting werd georganiseerd tijdens een bezoek aan de Olymische winterspelen in Garmisch-Partenkirchen in februari ’36. A.v.d. Zijl komt met het volgende verhaal (p. 187): Hofkringen in Nederland zijn al geruime tijd op zoek naar een geschikte gemaal voor de kroonprinses die al midden twintig is en nog steeds zonder echtgenoot zit. Het lukt maar niet; enige geschikte kandidaten geven niet thuis. Familie van Armgard is op de hoogte van de zoektocht en in het najaar van 1935 wordt Bernhard op het spoor van Juliana gezet. De prins heeft volop belangstelling en hij laat via een tante een ontmoeting met Juliana organiseren in Igls, in februari ’36. Er volgen nadere afspraken. Bernhard maakt prompt een enorme promotie bij IG Farben, alles verloopt verder volgens plan en in september wordt de verloving bekendgemaakt, 7 januari 1937 wordt het huwelijk voltrokken.
Het is duidelijk dat A. v.d. Zijl in haar boek over Prins Bernhard het eenzijdig positieve beeld, dat bijna tot het eind van de 20e eeuw zorgvuldig in stand gehouden werd, grondig bijgesteld heeft. Zij was trouwens niet de eerste en ook niet de laatste die dat deed.
De definitieve biografie over de Prins kan pas geschreven worden als historici toestemming krijgen de archieven van het koninklijk huis te raadplegen – zoals gebeurde ten behoeve van de
biografie over Koningin Wilhelmina door C. Fasseur.
Lees verder