Neoclassicisme 1760 - 1840
Het neoclassicisme (1760 - 1840) was een reactie op de frivole en overvloedige vormentaal die tot uiting kwam in de rococo. Harmonische proporties en zuiverheid van vorm werden nagestreefd.
Wat is neoclassicisme?
Neoclassicisme ontstond vanuit de overtuiging dat de barok en de rococo de architectuur te ver van zijn uitgangspunten hadden verwijderd, en een consequente belangstelling voor wat die uitgangspunten waren. Deze zoektocht werd geholpen door zowel het intellectuele klimaat van de verlichting als door archeologische ontdekkingen.
Ontstaan
De stroming kwam op gang na archeologische vondsten die de belangstelling voor de oudheid opnieuw aanwakkerden. Bijvoorbeeld de vondst van
Pompeii in 1748.Ook de belangstelling voor de uit de oudheid daterende restanten in Griekenland. Daarvoor was men voornamelijk geïnteresseerd in de Romeinse monumenten in Italië.
Er was echter ook een belangrijke theoretische kant. Volgens Marc-Antoine Laugier kon alle architectuur worden herleid naar de ‘primitieve hut’, het antwoord op de noodzaak voor beschutting dat bestaat uit een eenvoudig bouwsel van boomstammen en takken. Deze elementen werden georganiseerd tot basisvormen van driehoeken en vierkanten en weerspiegelen de overtuiging dat de ratio en natuurlijke vormen dezelfde basis hebben. Dit intellectuele bedenksel was een aantrekkelijk alternatief voor de rococo en was schatplichtig aan Vitruvius’ beschrijving van de mythische afkomst van de architectuur, maar ging vel verder dan een heropleving van de antieke vormen.
Kenmerken
Verfijning, grote aandacht voor de contourlijnen, anatomie, rationaliteit, historisch verantwoorde aankleding en situering in klassieke omgeving. Er was een grote drang naar perfectie en de wil om nóg klassieker te worden dan de Grieken zelf. Dit leidde vaak tot stijve en soms levenloze beelden. Door de opgravingen werd het mogelijk om de klassieke bouwwijzen in het echt nader te onderzoeken en nieuwe ontwerpen aan de originele voorbeelden te toetsen. Motieven waren bijvoorbeeld: vazen, urnen, korenaren, sfinxen, guilloches, trofeeën, lauwerkransen etc.
Architectuur
De gebouwen kenmerken zich door sobere, strenge vormen en een monumentaal karakter. Ook werden de klassieke zuilenorden Dorisch, Ionisch en Corinthisch veel toegepast. La Madeleine (foto) is een van de bekendste kerken van Parijs en deze lijkt ook het minst op een kerk. Het gebouw heeft het uiterlijk van een Romeinse tempel, omringd door een rij van 52 Korinthische zuilen.
Een ander neoclassicistisch gebouw; Altes Museum in Berlijn van architect Karl Friedrich Schinkel. De rij enorme Ionische zuilen laat Schinkels strenge en rigoureuze toepassing van het classicisme zien. De Griekse cultuur stond voor een combinatie van cultuur en discipline; dat paste hij hier toe bij de bouw van een museum.
Schilderkunst
In de schilderkunst zijn vooral David (1748-1825) en Ingres (1780 - 1867) de belangrijkste vertegenwoordigers. Er kwam steeds meer belangstelling voor het schilderen van taferelen uit de Romeinse geschiedenis. De reden hiervan was dat men overeenkomsten zag tussen die verhalen en de eigen politieke situatie. Waarden uit de oudheid werden ‘vernieuwd’, afgebeeld in een strenge en strakke, bijna volgens wetten ontwikkelde schilderkunst.