De gevolgen van de industriële revolutie voor de kunst
De industriële revolutie die in de 19e eeuw door Europa waarde, had niet alleen grote gevolgen voor de productiemogelijkheden en werkomstandigheden van die tijd, maar ook voor de kunst. Door de enorme sociale veranderingen die de industriële revolutie met zich mee bracht werden de oude gilden en ambachten verdrukt ten koste van ongeschoolde fabrieksarbeiders. De gevolgen die dit had voor de kunst waren enorm en zorgden voor de latere Arts en Crafts beweging van William Morris.
Wake-up call voor de kunst
Rond 1850 was Engeland optimistisch; het land was rijker dan ooit. Engelsen waren tevreden om te leven in de meest progressieve en praktische tijd ooit. In 1851 hield Prins Albert een tentoonstelling van ruwe materialen en technisch gemaakte producten van over de hele wereld. De esthetische kwaliteit van de producten was erg slecht. Al snel startte er discussies in Engeland en andere landen, waarom de expositie zo gefaald had en de producten zo lelijk waren. Waarom zouden de wonderbaarlijke technische verbeteringen, zoals machines, niet helpen om de kunst ook te verbeteren? De producten op de tentoonstelling van 1851 waren door machines gemaakt, en dat zag je er helaas echt aan af...
Wat was er slecht aan de gefabriceerde kunst?
Alle eisen (en fundamenten, principes) waar decoratie aan moest voldoen, en tapijten in het speciaal, zijn werden in de objecten van de tentoonstelling genegeerd. Het is duidelijk te zien dat er aan een aantal zaken niet voldaan is:
• De basisprincipes waaraan goede patronen moeten voldoen zijn genegeerd
• De integriteit van het oppervlakte klopt niet
• Walgelijk veel detail (vulgariteit in detail)
Het was niet alleen zo dat de machine de smaak uit industriële producten had geslagen, maar het had ook de laatste overlevende ambachtsmannen aangetast in hun producten. De ongevoeligheid van de artiest voor de schoonheid van de pure vormen, pure materialen en pure decoratieve patronen was extreem doorgeschoten.
Waarom was de machine zo’n ramp voor de kunst?
Men vroeg zich af; hoe had het zo ver kunnen komen? Een van de redenen was de industriële groei en de uitvinding van machines.
De overgang van de middeleeuwse naar de moderne (toen moderne) toegepaste kunst werd rondom het einde van de 18e eeuw bereikt. Na 1760 zette een plotselinge versnelling in technische verbeteringen in. Ook kwamen nieuwe Europese denkbeelden op (rationaliteit, experimentele wetenschap, inductieve filosofie). De verandering in denkbeelden werd gevolgd door een verandering in sociale idealen. Industrie betekende dat de bourgeoisie tegenover de Kerk en de Adel kwam te staan. Het oude middeleeuwse sociale systeem (de belangrijkheid van de geestelijkheid en de adel) werd weggevaagd en daarmee ook de klasse van culturele beschermheren en de klasse van door gildes getrainde ambachtsmannen. Dit gebeurde overal in Europa, ook in Engeland. Het startte vroeg in de 18e eeuw en eindigde in 1832 met de “Reform Bill”.
De industriële groei was enorm, de verbeteringen in industriële machinerie en toepassingen en de groei van het aantal uitvindingen waren tot die tijd ongekend. Het tempo van deze ontwikkelingen wordt geïllustreerd door enkele uitvindingen weggezet in de tijd:
- 1713 Abraham Darby maakte gietijzer met behulp van kolen in plaats van hout
- 1740 Benjamin Huntsman bedacht het proces om staal te smelten
- 1810 verbeteringen in de ovens om ijzer te maken
- 1839 Nasmyth bedacht de industriële grote hamer die op stoom werkte
Gevolgen hiervan waren dat de productie plotseling sterk begon te groeien, waardoor de bevolking ook plotseling begon te groeien.
Midden in deze “race”, was er geen tijd over om alle verbeteringen en uitvindingen tot in detail te verbeteren. Door het uitsterven van de middeleeuwse ambachtslieden, werden de vorm en het uiterlijk van alle producten overgelaten aan ongeschoolde fabrikanten. Door de wake-up call van de exhibition in 1851 ontstonden nieuwe stromingen die uiteindelijk zouden leiden tot onze moderne kunst, de Arts & Crafts beweging van William Morris, die de industrie als zeer negatief voor de wereld zag en terugwilde naar de oude ambachten, was hier een gevolg van.