Noordse mythologie: Het scheppingsverhaal
Net zoals vele andere culturen en religies heeft ook de Noordse mythologie haar eigen scheppingsverhaal. Het scheppingsverhaal was een poging van de vroeg Noord-Europese volkeren om het ontstaan van het heelal, de wereld en alles wat daarin leeft te verklaren. Volgens de Noordse mythologie bestond het universum, voor het ontstaan van de aarde, uit een grote gapende leegte die Ginungagap werd genoemd. Aan de beide uiteinden van Ginungagap zijn twee werelden gelegen, namelijk de koude ijs- en nevelwereld Niflheim in het noorden en de hete vuurwereld Muspelheim in het zuiden. Toen beide werelden met elkaar in aanraking kwamen ontstond er leven.
Inhoud
Schepping van het leven
De noordelijke wereld Niflheim en de zuidelijke wereld Muspelheim raakten elkaar niet van de ene op de andere dag. In de koude wereld Niflheim was een bron gelegen die Hvergelmir (ruisende ketel) werd genoemd. Vanuit Hvergelmir ontsprongen een twaalftal giftige rivieren die de verzamelnaam Elivágar kregen en afzonderlijk Svöl, Gunurd, Formfimbul, Þul, Slíd, Hríd, Sylg, Ylg, Víd, Leiptr en Gjöll werden genoemd. Door de intense kou in Niflheim bevroor het water van Elivágar, net als de waterdampen die opstegen uit de rivieren en deze vormden al snel rijplaag op rijplaag. Op deze manier kroop Niflheim steeds verder naar de zuidelijke wereld Muspelheim, tot beide werelden met elkaar in aanraking kwamen en de 'kale vlakte' Vigrid vormden. De hitte van Muspelheim deed de rijplagen van Niflheim smelten en uit de waterdruppels ontstond de eerste man. De man kreeg de Oudnoorse naam Ymir (tussenwezen), was afgrijselijk om te zien en, volgens de Noordse mythologie, de stamvader van ons allemaal. Uit het zweet dat Ymir produceerde tijdens zijn slaap, schiep hij een man en een vrouw die de stamouders werden van de rijpreuzen.
Rijpreus Ymir doet zich tegoed aan de melk van oerkoe Audhumla /
Bron: Nicolai Abildgaard, Wikimedia Commons (Publiek domein) Oerkoe Audhumla
Naast de rijpreus Ymir vormden de gesmolten waterdruppels ook oerkoe Audhumla, met wiens melk Ymir zich kon voedden. De koe voedde zich op haar beurt door het zilt van de bevroren rijpstenen in Virgid te likken en op de eerste dag dat zij dit deed kwam er plotseling een bos haar tevoorschijn uit het ijs. Op de tweede dag likte Audhumla het hoofd en de torso van de man vrij en op de derde dag had ze Búri, de tweede oerreus en stamvader van de goden, uit het ijs bevrijd. Búri kreeg vervolgens een zoon, hoe is niet duidelijk, die hij Bor(r) noemde. Ondertussen was Ymir uitgegroeid tot een enorme plant die allerlei wezens voortbracht, zo ook de vrouwelijke reus Bestla die voorbestemd was voor Bor en hem drie kinderen schonk; Odin, Vili en Vé. Deze drie broers waren de eerste drie Noordse goden en brachten op hun beurt de goddelijke geslachten Asen en Wanen voort.
De moord op Ymir
De plant Ymir bracht niet alleen diverse wezens voort, hij nam ook al het licht uit de wereld weg door zijn enorme omvang. Om het licht weer terug te krijgen besloten de drie broers, Odin, Vili en Vé, om Ymir (op) te offeren. Bij de moord op Ymir vloeide er zoveel bloed dat alle rijpreuzen, op twee na, verdronken. De twee overlevenden, Ymirs kleinzoon Bergelmir en zijn vrouw, wisten zich in veiligheid te brengen in een holle boomstam waarmee ze naar een nieuwe wereld voeren die de naam Jötunheim kreeg. Daar brachten Bergelmir en zijn vrouw een geheel nieuw generatie aan rijpreuzen voort; de Jötun (ook wel Thursen genoemd).
Schepping van de aarde & het heelal
Odin, Vili en Vé namen het lichaam van Ymir vervolgens mee naar Ginungagap en schiepen uit zijn vlees vervolgens de aarde. Ymirs botten werden de bergen, zijn botsplinters en kiezen werden stenen en keien. Uit zijn bloed werden de zeeën en meren gevormd die nodig waren om de aarde bijeen te houden en zijn schedel werd het hemelgewelf. De hemel werd verlicht door de zon, de maan en de sterren die op hun beurt waren ontstaan uit de vonken die opstegen uit Muspelheim toen het vuur in aanraking kwam met het ijs en de rijp van Niflheim.
De beweging van de zon & de maan
Zowel de zon als de maan waren in beweging omdat ze werden bereden door een man en vrouw. Dit was nodig omdat beide hemellichamen achterna werden gezeten door een wolf. Eens in de zoveel tijd lukte het de wolf die op zon joeg om de zon in zijn bek te nemen, maar lang kon hij dit niet volhouden omdat hij iedere keer weer zijn bek brandde. Het moment dat de wolf de zon pakte noemen wij tegenwoordig een zonsverduistering. Ook de maan heeft het zwaar te verduren. Zij was minder snel dan de zon en daarom lukte het de wolf die haar achterna zat om iedere keer een hapje van haar te nemen. Op deze manier werd de maan iedere dag een beetje kleiner, maar bleek uiteindelijk toch sterker dan de wolf omdat ze iedere keer weer opnieuw werd geboren.
Dwergen
Om te voorkomen dat het hemelgewelf op de aarde viel veranderden Odin, Vili en Vé vier maden, die hadden geleefd in het vlees van Ymir, om tot dwergen. De vier dwergen werden vervolgens vernoemd naar de vier windstreken: Norðri (noorden), Suðri (zuiden), Austri (oosten) en Vestri (westen), en ieder op een hoek van de aarde geplaatst om Ymirs schedel te dragen. Alleen de eerste vier dwergen werden gemaakt van maden, de overige dwergen werden aanvankelijk gemaakt van steen en aarde. De dwergen werden in de Noordse mythologie vaak gezien als egoïstische en hebberige wezens, maar ook als zeer bedreven metaalbewerkers. Ze maakten vele artefacten die toebehoorden aan de goden zoals Odins speer Gungnir en zijn ring Draupnir, Thors hamer Mjölnir en Freya's halsketting Brísingamen.
Schepping van de mens
Vervolgens hielden Odin, Vili en Vé zich bezig met de schepping van de mens welke voorbestemd was om te wonen in de wereld Midgard. Om te voorkomen dat de reuzen, dwergen en andere kwaadaardige wezens de mensen konden bereiken maakten de drie goden van Ymirs wenkbrauwen een wal die Midgard beschermde. Vervolgens werden de eerste twee mensen gemaakt van hout dat de drie broers vonden op het strand, maar na de bouw waren beide mensen levenloos. Odin schonk hen adem, leven en spraak, van Vili kreeg de mens zijn bewustzijn en beweeglijkheid en Vé schonk hen een uiterlijk en gehoor. De twee mensen werden door de broers aangekleed en voorzien van een naam: Ask (es) en Embla (iep of slingerplant), naar de verbintenis die deze twee planten met elkaar hebben.