De Fries-Frankische oorlogen
Tijdens de vroege middeleeuwen – die begonnen aan het begin van de vijfde eeuw en eindigden aan het einde van de tiende eeuw – vonden er in het noorden van de Nederlanden diverse oorlogen plaats. De strijdende partijen waren de Friezen en de Franken en deze oorlogen tezamen werden dan ook wel de Fries-Frankische oorlogen genoemd. Waar het Friese Rijk (Magna Frisia) rond 716 nog haar grootste omvang ooit bereikte was hier in 734 niets meer van over toen het Friese Rijk definitief ten onder ging en onderdeel werd van het Frankische Rijk. Toch weigerden de Friezen zich bij de nieuwe situatie neer te leggen en in de jaren die volgden kwamen ze dan ook nog regelmatig in opstand.
Gedurende de vroege middeleeuwen (begin 5e eeuw tot en met eind 10e eeuw) vonden er in het noorden van de Nederlanden, meerdere oorlogen plaats tussen de Friezen en de Franken. Deze oorlogen werden gezamenlijk ook wel de Fries-Frankische oorlogen genoemd en ze waren de aanleiding voor de ondergang van het Friese koninkrijk in het jaar 734. Aan de periode van oorlog kwam in 793 eindelijk een einde toen de Friezen voor de laatste keer in opstand kwamen en keizer Karel de Grote de pacificatie van Saksen ondertekende.
Inhoud
Een kaart van Nederland rond 716. In het westen en noorden woonden de Friezen. In het oosten en zuiden de Franken /
Bron: Sémhur / RACM & TNO, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)Achtergrond
Ongeveer een kwart eeuw na de Grote Volksverhuizing – die omstreeks 600 plaatsvond – kregen de Friezen het aan de stok met de Franken. De reden van hun ruzie was gelegen in het feit dat de Friezen hun macht wilden uitbreiden naar het zuiden, terwijl de Franken juist wilden oprukken naar het noorden. De diverse gevechten die tussen de Friezen en Franken plaatsvonden werden veelal uitgevochten in de streek rondom Utrecht (Latijn: traiectum), waarin – naast Utrecht – ook de belangrijke handelsstad Dorestad (Latijn: Dorestate - huidig: Wijk bij Duurstede) was gelegen.
Eerste schermutselingen
Het eerste wapenfeit van de Friezen vond plaats toen zij onder leiding van koning Audulf, ook wel Adolf (geboorte- en overlijdensdatum onbekend) stonden. In een slag, waar verder geen details over bekend zijn, wisten de Friezen de Franken te verslaan en hun gebied uit te breiden tot aan de Zwin (een zeearm die Brugge verbond met de Noordzee). Onder leiding van koning Dagobert I (603 - 638 of 639) wisten de Franken de Friezen weer terug te dringen tot boven de Rijn en ze namen zowel Utrecht als Dorestad weer in bezit. Lang duurde dit echter niet want na het overlijden van koning Dagobert I kregen zijn zoons ruzie over de verdeling van het Frankische Rijk. Aangezien de macht van de Franken in het grensgebied in hoog tempo afnam besloten de Friezen hun kans te wagen en rond het jaar 650 hadden zij Utrecht en Dorestad weer in handen.
Slag bij Dorestad
Omstreeks het jaar 680 kwam koning Radboud – Fries: Redbad – (geboortedatum onbekend - 719) aan de macht, maar hij had vanaf het begin van zijn bewind zijn handen vol aan de Franken. De Frankische hofmeier, Pepijn van Herstal (circa 635 - 714), had de opdracht gekregen om de streek rond Utrecht te heroveren en in 689 naderde hij Dorestad. Koning Radboud en zijn troepen hadden zich verschanst in castellum (Romeins fort) Duristate, maar werden al snel door de troepen van Van Herstal omsingeld. De slag eindigde in een nederlaag voor de Friezen en de Franken namen opnieuw bezit van Dorestad en Utrecht. Ondanks de nederlaag bleef de macht van koning Radboud rond de Utrechtse Vecht onverminderd groot, wat koning Radboud de mogelijkheid gaf in gesprek te blijven met hofmeier Van Herstal.
Vrede
Diverse jaren na de nederlaag bij Dorestad lukte het koning Radboud om vrede te sluiten met Pepijn van Herstal en om hun nieuwe vriendschap te bezegelen en problemen in de toekomst te voorkomen vond er een huwelijk plaats. In 711 gaven Radbouds dochter Thiadsvind (677 - overlijdensdatum onbekend) en Van Herstals tweede zoon, Grimoald II (geboortedatum onbekend - 714), elkaar het jawoord. Maar hun huwelijk mocht maar drie jaar duren omdat Grimoald II in april 714 werd vermoord. In december 714 overleed ook hofmeier Pepijn van Herstal en onder zijn nakomelingen brak er een strijd om de opvolging uit. Deze strijd mondde uiteindelijk uit in de Frankische Burgeroorlog waarbij zowel Neustrië (het noordwestelijke deel van het Frankische Rijk) als Austrasië (het noordoostelijke deel van het Frankische Rijk) een eigen hofmeier kozen.
Slag bij Keulen
Door handig gebruik te maken van de situatie die was ontstaan in het Frankische Rijk, werd de Friese koning Radboud uiteindelijk de lachende derde in het verhaal. De koning van Neustrië, Chilperik II (670 - 721), had koning Radboud via zijn hofmeier, Raganfrid (geboortedatum onbekend - 731), benaderd met de vraag of hij wilde samenwerken. Koning Radboud had hier op zijn beurt wel oren naar en wist met de hulp van Chilperik en Raganfrid al snel Utrecht en Dorestad weer te heroveren. Vervolgens trokken de troepen vanaf de monding van de Rijn stroomopwaarts naar Keulen, de toenmalige hoofdstad van Austrasië.
Radboud de overwinnaar
In Keulen was men echter al voorbereid op de slag die komen ging en de Neustrische en Friese troepen werden dan ook opgewacht door de Autrasische hofmeier, Karel Martel (circa 689 - 741); de bastaardzoon van voormalig hofmeier Pepijn van Herstal. Martel en zijn – in de haast bijeengeraapte – troepen waren echter geen partij voor de ervaren Friezen en de slag eindigde dan ook in een flinke nederlaag voor Austrasië. Koning Radboud en zijn troepen keerden na de slag direct terug naar Friesland waar zij werden ontvangen als helden. Voor koning Radboud betekende de overwinning namelijk dat hij het toppunt van zijn macht had bereikt en het Friese Rijk bereikte in 716 haar grootste omvang ooit. Raboud wees Utrecht opnieuw aan als hoofdstad en joeg de christelijke predikers, die door de Franken waren gestuurd, zijn gebied uit.
Slag bij Amel
Karel Martel had na de Slag bij Keulen echter besloten om het er niet bij te laten zitten en hij reisden met zijn troepen naar de noordelijke Ardennen. Martel wilde daar wachten op een geschikt moment om de strijd aan te gaan met de (terugtrekkende) troepen van Chilperik en Raganfrid. Toen de vijandelijke legers op een middag zaten te rusten nabij de plaats Amel, vielen Martel en zijn mannen aan. Na zijn aanval begon Martel meteen aan een georganiseerde terugtocht en de troepen van Chilperik en Raganfrid zetten de achtervolging in. Martel wist de vijand op deze manier in een door hem gelegde hinderlaag te lokken waarna de strijd snel was beslist. Zowel Chilperik als Raganfrid konden net op tijd ontsnappen, maar vele van hun mannen vonden die dag de dood. Tijdens deze slag liet hofmeier Martel zien wat een militair genie hij was en de vijfentwintig jaar die volgden verloor Martel geen enkele slag.
Verovering van het Friese Rijk
Toen koning Radboud het nieuws ontving dat zijn beide bondgenoten waren verslagen begon hij direct met het maken van plannen om Martel opnieuw aan te vallen. Maar voordat koning Radboud zijn plannen tot uitvoer kon brengen, overleed hij. Over eventuele kinderen van koning Radboud zijn geen gegevens bekend en het gebrek aan een opvolgers speelde de Friezen uiteindelijk parten. Toen het Karel Martel te oren kwam dat de Friezen 'stuurloos' waren viel hij direct aan en wist het gehele gebied dat ten westen van de Vlie was gelegen toe te voegen aan het Frankische Rijk. In 733 begon Karel Martel zijn veldtocht tegen de Friezen en in 734 kwam deze ten einde tijdens de Slag aan de Boorne. Martel wist de Friezen daar te verslaan en kon daarna heel Westerlauwers Friesland (het deel ten westen van de rivier de Lauwers) aan zijn rijk toevoegen.
Moord op Bonifatius
In de jaren die volgden kwam het niet meer tot een (grote) veldslag tussen de Friezen en de Franken, maar dit betekende niet dat de Friezen zich bij de situatie hadden neergelegd. Ze kwamen op verschillende manieren, meerdere keren tegen de Franken in opstand. Dit gebeurde voor het eerst in 754 toen de eerste bisschop van Friesland, Bonifatius (672 of 675 - circa 754), arriveerde in Dokkum met het idee de Friezen te kerstenen. Bonifatius riep een grote vergadering uit waarbij de Friezen hun bekering konden bevestigen door zich te laten dopen. Helaas trof de bisschop op de dag van de vergadering geen groep bekeerlingen aan, maar Friese strijders die woedend waren op Bonifatius omdat hij diverse Friese heiligdommen had verwoest. In het tumult dat volgde werd Bonifatius door de Friezen doodgeslagen.
De Grote Friese Opstand
In 786 werd Karel de Grote (747 of 748 - 814) koning der Franken waarna hij al snel de opstandige Friezen weer aan zich wist te onderwerpen. Met het binnendringen van Oost-Frisia had koning Karel echter de Saksen voor het hoofd gestoten en de Saksenoorlog was het gevolg. Onder aanvoer van de Saksische leider Widukind (743-807) weigerden de Saksen om de wapens tegen Karel de Grote neer te leggen en gesteund door hun moed kwamen in 782 ook de Friezen ten oosten van de Lauwers in opstand. De Friese opstand was hiermee geboren en deze sloeg al snel over naar de – al eerder door het Frankische Rijk ingenomen – westelijke gebieden. De Friezen ondernamen rooftochten waarbij vele Frankische kerken in vlammen op gingen en de diverse Frankische bisschoppen die in Frisia actief waren, moesten het gebied ontvluchten.
Karel de Grote overwint
De reactie van Karel de Grote liet echter niet lang op zich wachten en in 783 zette hij wederom een groot leger in dat het tegen de opstandelingen moest opnemen. De veldtocht die Karel organiseerde was in eerste instantie gericht op het onderwerpen van de Saksen. Maar toen de Friezen in 784 Widukind steunden in de strijd door hem een leger van Friese strijders te sturen, speelden ook zij zich bij Karel de Grote in de kijker. Ondanks de felle strijd die de Saksen voerden, moest Widukingd zich in 785 uiteindelijk toch overgeven en hierna werd ook de Friese opstand met harde hand de kop ingedrukt. Karel de Grote strafte de opstandige Friezen ook nog door hen het recht op een het mannelijk erfdeel te ontnemen waardoor vele Friezen hun status van vrij man verloren.
De Opstand van 793
In 793 riep Karel de Grote zowel de Friezen als de Saksen op voor militaire dienst, omdat hij zijn zinnen had gezet op het veroveren van het Avarenrijk (huidig Kroatië, Tsjechië, Slowakije en West-Hongarije). Helaas voor Karel waren zowel de Friezen als de Saksen geenszins van plan om hem te helpen en de Friezen kwamen opnieuw in opstand. Onder leiding van de Friese hertogen Unno en Eilrad (van beide geboorte- en overlijdensdatum onbekend) kwam als eerste het oosten van Frisia in opstand en daarna ook het westen. Ook tijdens deze opstand koelden de Friezen hun woede op diverse christelijke kerken en vele christelijke missionarissen werden (opnieuw) gedwongen om het gebied te verlaten. Toen Karel de Grote het nieuws bereikte dat de Friezen weer in opstand waren gekomen, was hij woedend. En hij gaf zijn legerleiders dan ook de opdracht om de opstand met zeer harde hand neer te slaan. Over de duur van de opstand en de eventuele gevolgen daarvan voor de Friezen is overigens geen informatie bekend.