Tweede Wereldoorlog - Zoutkamp; tewerkstelling in Duitsland
Geert Frik werd geboren in 1922, in Zoutkamp, toen vissersdorp aan de Lauwerszee, provincie Groningen. Hij werkte in zijn jonge jaren bij de garnalendrogerij Errit de Vries. In de periode augustus 1943 mei 1945 werd hij tewerkgesteld in Duitsland, in Lübeck. Hij werd gedwongen en dat onderging hij als een groot onrecht. Maar verder
volgens eigen zeggen heeft hij het er achteraf gezien en vergeleken met vele lotgenoten nog helemaal niet zo slecht getroffen.
De periode 10 mei 1940 12 augustus 1943
In Zoutkamp kwam in de Tweede Wereldoorlog al spoedig een Duits garnizoen. Dat stond ongetwijfeld in verband met het feit dat het een havenplaats was. (In Pieterburen
was eveneens een garnizoen gelegerd). Ook de Kriegsmarine was in Zoutkamp aanwezig. Verder merkte Geert Frik in die beginjaren niet zoveel van de oorlog. Zijn vader had er als visser meer mee te maken. Zo moest deze eens een keer naar een officier van de Kriegsmarine, die in het huis van Wieringa ingekwartierd was (thans Churchillweg 23). Vader werd er van beschuldigd dat hij op Engelsmanplaat was geweest. En dat was verboden (want daar zouden bijvoorbeeld wel eens Engelse piloten uit neergeschoten toestellen kunnen zitten). Het bleek echter dat niet hij, maar Folgert Oostema er geweest was. In ieder geval kreeg vader Frik een flinke uitbrander omdat hij de Duitser te woord stond met de handen in de zak een houding trouwens die heel gewoon was onder de Zoutkamper vissers.
Naar Duitsland
Geert werkte in de beginjaren van de oorlog bij de garnalendrogerij van Errit de Vries. Deze had een onmisbaarheidsverklaring voor Geert. Dat was vanwege diens arbeid in een sector die belangrijk was voor de voedselvoorziening (ook vissers en hun knechten hoefden niet zo bang te zijn dat ze naar Duitsland moesten om daar te werken, zolang ze maar aan het vissen bleven). Toch moest hij een keer naar het bureau voor de arbeidsvoorziening; ze hielden hem daar blijkbaar wel in de gaten. Toen hij later een oproep kreeg om weer te komen, had hij wel door dat het niet goed zat en hij ging gewoon niet. Hij besloot onder te duiken. Maar zoiets is makkelijker gezegd dan gedaan waar moest je heen? Hij probeerde wel wat adressen in de omgeving, maar hij kon nergens terecht. Dus bleef hij maar gewoon thuis.
Op transport
12 augustus 1943 's nachts tegen een uur of twaalf werd er bij de familie Frik, aan de Dorpsstraat, op de deur geklopt. Piet de Graaf, politiechef (en NSB-er) op het bureau in Wehe-den Hoorn, kwam Geert halen en hij werd in een cel opgesloten. De volgende dag moest hij een pas hebben hij moest immers naar Duitsland. Dus ging hij, met een politieman naar het gemeentehuis in Ulrum, voor die pas. In Ulrum wilde hij graag meteen even een afscheidsbezoekje brengen aan zn aanstaande zwager Roelf Reukema. Dat mocht van de betreffende agent, maar dan moest hij beloven dat hij ook weer terugkwam. Dat deed hij en zo zat hij de volgende nacht in de gevangenis in Groningen.
De volgende dag werd hij naar het station gebracht. Daar trof hij voor het eerst lotgenoten. Onder anderen Jan Cremer, die uit de buurt van de stad Groningen kwam. Met hem zou Geert veel optrekken hij sprak tenminste ook Gronings, en dat schiep een band in een gezelschap waar je zoveel vreemde dialecten hoorde. Van Groningen ging de reis per trein naar Duitsland. Na Hamburg was Neumünster het volgende station. Hier moest het gezelschap uitstappen. Geert sjouwde twee koffers mee; een grote en een kleine. Na in die plaats in barakken overnacht te hebben, ging de reis naar de eindbestemming: Lübeck.
De IJzergieterij
Even buiten Lübeck bevond zich de IJzergieterij waar de groep waarvan Geert deel uitmaakte aan het werk moest. Er heerste in de IJzergieterij bepaald geen streng regime. Het eten was niet slecht en het was nogal eenvoudig om alles wat ze tekort kwamen er zelf bij te 'versieren'. Er was gelegenheid om desgewenst zelf wat te koken. En er was er een levendige handel ontstaan tussen de arbeiders van de fabriek en de bewoners van Lübeck. Er 'viel je wel eens wat in handen' en dat kon altijd geruild worden met Duitsers in Lübeck of omgeving tegen eten of andere benodigdheden. Ze hoefden zaterdags en zondags niet te werken. Ze konden, als ze vrij waren, het terrein ook verlaten. Op zaterdagavond naar de bioscoop in Lübeck was een gangbaar uitje.
Nu was er, in de buurt van Lübeck, ook een Hollandse firma actief. Veel Nederlanders in de IJzergieterij hadden het idee dat het aangenamer zou zijn om daar te werken. Dus verliet een vijftal van hen, waaronder Geert Frik, de IJzergieterij om zich aan te dienen bij de Hollandse Firma. Maar helaas de Hollander kon hen niet gebruiken en verwees de jongelui naar een soort arbeidsbureau. Daar werden ze vervolgens weer opgehaald door mensen van de gieterij. Straf hebben ze er nooit voor gekregen.
Veel vrijheden; weinig problemen
Er waren niet alleen Nederlanders tewerkgesteld in de fabriek, ook Fransen maakten deel uit van de groep, en een aantal Russen. Onder hen waren ook gevangengenomen soldaten. Die werden elke morgen, onder begeleiding van Duitse soldaten, naar de fabriek gebracht en 's avonds weer opgehaald.
Zelfs van bombardementen door geallieerde vliegtuigen hebben ze nooit veel last gehad, hoewel Lubeck als havenplaats, waar bovendien veel fabrieken en bedrijven waren, toch wel het nodige te verduren kreeg (zie foto). Dat de gieterij altijd gespaard bleef was maar goed ook, want een fatsoenlijke schuilkelder was er niet. Een soort gat in de grond, waar maar een paar man in konden, daar hadden ze zich mee moeten redden.
Ook positieve ervaringen
Slecht hadden ze het er dus niet. Er waren zelfs allerlei zaken nog luxer dan thuis. Zo heeft Geert zich daar voor het eerst van z'n leven gedoucht. Ook ging hij in Lubeck voor het eerst van z'n leven zwemmen in een zwembad. Zelfs kregen ze nog een week vakantie. Maar die moest je dan wel in Lübeck doorbrengen.
Er was dus alle gelegenheid om er van door te gaan. Maar daar kwam niet van; waar moest je uiteindelijk heen?!
Nationaliteiten
Wie en beetje brutaal was, kwam heel ver in die situatie. Met name de Fransen haalden de gekste dingen uit. Zo slachtten ze, voor eigen gebruik, eens een paard. En een van hen nam zelfs doodleuk een Duitse vrouw mee naar de barakken en bedreef daar op de brits boven die van Geert - luidruchtig de liefde.
Voor alle nationaliteiten, inclusief de Duitsers, gold en geldt zo is Geerts ervaring geweest -: je hebt overal slechten en goeden tussen zitten. Nu waren die Duitse bewakers natuurlijk geen lieverdjes en met name de Russen moesten het vaak ontgelden. Zo was op een keer een Rus grint aan het scheppen, maar dat ging naar de zin van zijn Duits bewaker niet snel genoeg. Die maakte aanstalten om erop te slaan. Voordat hij zich realiseerde wat hij deed, sprong Geert er tussen en beet de Duitser in zn beste Duits toe dat de man niet vlugger kon als hij geen eten kreeg. Wonderlijk genoeg had dit het gewenste effect: de Duitser sloeg niet en nog wonderlijker: Geert kreeg er naderhand geen last mee.
Eten, drinken en verdiensten
Zoals al gezegd, honger hebben ze er nooit geleden, ook niet tegen het eind van de oorlog. Bovendien kreeg degene die zwaar werk wilde doen, toeslagkaarten voor extra eten. Geert zag niet op tegen zwaar werk en verwierf heel wat extra kaarten. Ze hadden ook pauzes en dan kwam het wel eens voor dat ze een biertje kregen. Eventuele tekorten wat betreft voeding en drinken kon je zelf wel aanvullen; al moest je niet opzien tegen minder fatsoenlijke daden. Zo werden er bijvoorbeeld regelmatig steenkolen uit de fabriek gestolen. Dan ging men met een zak vol steenkolen naar Lübeck en ruilde die daar bij burgers in voor groenten of andere eten.
Onrecht
De arbeiders kregen ook loon en heus niet zo weinig: 30 D-Mark per week verdiende Geert en dat was, omgerekend, niet minder dan wat hij in Zoutkamp kreeg. Geert wil eerlijk bekennen: toen ik uit Duitsland terug kwam, zag ik er goed uit. Maar hoe je het ook wendt of keert: je zat er gedwongen, en dus wilde liever vandaag dan morgen weer naar huis. En vooral dat onrecht, dat je opgepakt was en naar een vreemd land gebracht om daar te werken, terwijl je niets misdaan had dat was het ergste.
Voor de IJzergieterij was cokes natuurlijk van essentieel belang om te kunnen draaien. Tegen het eind van de oorlog ontstond er gebrek aan kolen. Dat betekende in de praktijk heel eenvoudig dat ze minder hoefden te werken
Bevrijding
Op zekere dag in mei 1945 vlogen er vliegtuigen laag over de fabriek. Dat waren de Engelsen, hun bevrijders. Er werd een witte vlag uitgestoken en toen was het over. Ze konden gaan. Maar waar moest je heen. Dat was niet zo duidelijk, dus ging men maar naar Lübeck. Onderweg en in de stad werd heel wat gestolen.
Later werd het duidelijk dat ze zich moesten verzamelen in een kazerne; vele nationaliteiten zaten er bij elkaar. Daar was het Rode Kruis aanwezig om het vertrek te regelen. Dan kwam er weer een auto voor vertrek en dan was het maar afwachten of je meekon. Dat duurde Geert Frik allemaal te lang. Op een gegeven moment is hij gewoon op een vrachtauto gesprongen. Onderweg stopte de auto een keer bij een weiland. Er werd een koe, die daar liep, gemolken. Er was dus wat te drinken en verder ging het weer.
Terug in Nederland
Tenslotte passeerde men de grens bij Nieuweschans en toen was het niet ver meer naar de stad Groningen. Daar moest iedereen naar gebouw De Harmonie. Geert kwam echter onderweg een neef tegen die in de stad woonde en daar is hij toen mee naar huis gegaan. Vervolgens werd het laatste stuk naar Zoutkamp per fiets afgelegd.
Vanzelfsprekend was iedereen thuis dolblij dat hij weer terug was; uiteindelijk bleek zijn vader meer moeite gehad te hebben met zijn langdurig verblijf in Duitsland dan Geert zelf.
Lees verder