Middeleeuwse literatuur: geestelijke letterkunde
Ongetwijfeld was een deel van de geestelijke letterkunde bestemd voor het gewone volk. Ze zijn deels ook afkomstig uit het gewone volk. Een monnik legde van mond tot mond vertelde verhalen vast. De verhalen, die door sceptici werden bestempeld als onwaarschijnlijk, kregen zo een zekere autoriteit. Tot de geestelijke epiek behoren onder andere heiligenlevens, exempelen en liederen. Deze in eenvoudige, directe taal gestelde geestelijke epiek bracht het volk de goddelijke boodschap. Deze kloosterliteratuur was, met zijn vaak spannende en soms wrede verhalen ook een wapen tegen de ledigheid. Ledigheid was in de middeleeuwen des duivels oorkussen.
Kloosterliteratuur
In de middeleeuwen was er niet alleen een literair leven aan het hof. Teksten in de volkstaal werden ook geschreven door de monniken in het klooster. Een typisch voorbeeld van kloosterliteratuur zijn de exempelenverzamelingen. Dit zijn verzamelingen van korte verhaaltjes met een anekdotisch karakter. Deze verhaaltjes verduidelijkten op een aantrekkelijke manier allerlei ondeugden en zonden. De stof voor deze verhaaltjes was afkomstig uit de geschiedenis, de bijbel, dierenverhalen (bestiaria) en uit het dagelijks leven. Oorspronkelijk bedoeld om stof te leveren voor de preek, werden deze verhaaltjes spoedig ook buiten de preek gebruikt. Er werden ook exempelen bewerkt tot afzonderlijke teksten. De legende
Beatrijs is het bekendste voorbeeld.
Kloosterliteratuur is niet, zoals je wellicht zou denken, altijd saai en eentonig. De kloosterliteratuur was ook bruikbaar. Kloosterlingen waren de hele dag bezig met hun zieleheil en dat van anderen. Daardoor konden ze verveeld en doodop raken. In de middeleeuwen was ledigheid een zonde. de duivel lag op de loer. Immers, ledigheid is des duivels oorkussen. Gelukkig was de literatuur een nuttig gebruiksmiddel om de kloosterlingen afleiding te bezorgen. De ledigheid kreeg, dankzij de heiligenleven en exempelen, die niet alleen een model waren voor een hoogstaand leven, maar vaak ook heel spannend en gruwelijk waren, geen kans. Ook werd de kloosterliteratuur gebruikt om mensen buiten het klooster te overtuigen van de goddelijke boodschap.
Literatuurgeschiedenis: Geestelijke epiek
God en Kerk stonden in het middeleeuwse denken centraal. In de kloosters vervaardigden de monniken de vaak fraai geïllustreerde en kostbare handschriften. Ze schreven ook teksten in de volkstaal. De volgende teksten behoren tot de geestelijke epiek (dat is de verhalende literatuur).
Bewerking van de evangeliestof
In de bewerkingen van de evangeliestof vertelt een dichter, persoonlijk doorleefd en met veel uitweidingen, een verhaal uit het Nieuwe Testament. Een bekend voorbeeld is
Vanden Levene ons Here. In deze bewerking van de evangeliestof vertelt de dichter Martijn van Turnhout in eenvoudige en bewogen taal over het leven en lijden van Jezus Christus voor het volk dat geen Latijn kent.
Beschrijvingen van het leven van een heilige
Een bekend voorbeeld van een beschrijving van het leven van een heilige is het
Leven van Sinte Brandaen uit circa 1200. De in het verhaal beschreven zwerftocht is een straf voor het verbranden van een boek dat de waarheid over Gods wonderen bevatte. Sinte Brandaen zie de wonderen pas te geloven als hij ze zelf had gezien. Door zijn schuld, zo berispt een engel hem, is de waarheid verloren gegaan. Daarom moet hij nu zelf de wonderen gaan zien en ze opnieuw beschrijven. De onbekende schrijver van dit verhaal had een rijke fantasie, want het verhaal doet sterk denken aan de avonturen van Baron von Munnichhausen. Zo blijkt bijvoorbeeld een onbewoond eiland waar Brandaen denkt aan te leggen de rug van een groot zeemonster te zijn. Dit eiland is een van de wonderen. Een ander wonder dat Brandaen tijdens zijn reis ziet is een godskind dat op een graszode in zee drijft.
De mystiek
Mystiek is een moeilijk te omschrijven begrip. Door zijn hele denken en doen sterk te concentreren op de Godheid, voelt een mysticus als het ware de lijfelijke aanwezigheid van deze Godheid. Hij is, zou je kunnen zeggen, religieus 'high'. Dit 'high-zijn' doet hem hemelse stemmen horen en goddelijke visioenen zien. De bekendste Nederlandse mystici zijn Hadewych en Jan van Ruusbroec. Hun werk, met de persoonlijke godsbeleving, raakte bekend in heel West-Europa. De teksten waren al in hun eigen tijd moeilijk te begrijpen. Ze waren zeker niet bestemd voor een groot publiek.
De legenden
Legenden zijn christelijke, religieuze verhalen. De legenden zijn voor het grootste deel fantasie, maar ze bevatten wel een historische kern. Een bekende Maria-legende is
Theophilus.. Deze Marialegende, met als motief het verbond ('pact') met de duivel, vertelt over Theophilus, een raadsman van de bisschop. Na het overlijden van de beisschop weigert hij om zijn opvolger te worden. De nieuwe bisschop zendt hem wegens lasterpraatjes weg. Dan besluit hij om zijn ziel aan de duivel te verkopen. In ruil voor zijn ziel zal hij in ere worden hersteld. Als hij later berouw krijgt, zoekt hij steun bij Maria. Maria redt hem van de straf in het helse vuur. Een andere bekende Marialegende, met een ontroerende inhoud en een gave vorm, is
Beatrijs. Deze Marialegende heeft als hoofdmotief de tegenstelling tussen de ontrouw van de wereld en de trouw van Maria.
Middeleeuwse Marialegende: Beatrijs
Het meesterwerk
Beatris, een van onze mooiste middeleeuwse verhalende gedichten, begint met de volgende zin: 'Van dichten komt mi cleine bate' (dichten levert mij weinig voordeel op). Het is het verhaal van de door de wereldse liefde geraakte non Beatrijs. Ze klaagt tot Maria dat 'minne worpt mi onder voet' (de liefde heeft mij eronder gekregen). Beatrijs besluit om het klooster te verlaten. Ze legt de kloosterkleding en de sleutels (ze was portierster) bij het beeld van Maria neer, vraagt nogmaals om vergiffenis, en gaat naar buiten. Daar wordt ze door haar minnaar verwelkomd. Ze leven zeven jaar gelukkig samen. Beatrijs wordt moeder van twee kinderen. Na zeven jaar wordt ze door haar minnaar verlaten. Beatrijs zwerft nog zeven jaar met de kinderen rond, Ze moet zich, om de kinderen in leven te houden, prostitueren. Dan zegt een goddelijke stem haar om terug naar het klooster te gaan. Ze keert met haar kinderen terug naar het klooster. Niemand in het klooster heeft haar lange afwezigheid bemerkt, want Maria heeft haar taak waargenomen.