Rijmwoorden A | Rijmwoorden E | Rijmwoorden I | Rijmwoorden O | Rijmwoorden U |
einde - a | a | a | aad | aad - aat | aad - aat | aad - aat |
---|---|---|---|---|---|---|
dra ga ha ! ka la ma na pa scha sla sta vla bega besta verga versla achterna algebra tandpasta basta havanna kassa kastla massa pasta programma propaganda veranda aap na aha ! daarna draagt na drama ga na gaapt na heat na gala laat na lama maakt na mama papa praat na siësta weldra camera pagina paria personalia platina stadia | abracadabra fata morgana naar rata panorama pyjama tiara agenda denk na dilemma elektra extra linea recta pergola siësta weldra arena C&A collega ega etcetera hyena maizena rekent na Hema schema thema weerga zebra dia hierna sla na staart na vraagt na waarna omsla opga opsla somma volgt na vorst na wodka aroma axioma boa bootst na chocola coma diploma Europa harmonica | logica loop na oma opa opera overga oversla proza victoria zodra in natura Boeddha doe na hoepla hoera poeha soesa bijna kijk na aad - aat
baatblaat braadt daad draad gaat graad graat haat kwaad laat maat naad plaat praat raad schaadt smaad straat staat vaat waadt zaad begaat bepraat beraad beslaat bestaat gebaat | gehaat gelaat gepraat geschaad gewaad legaat vergaat verlaat verpraat verraad verslaat versmaad verstaat achterlaat achterstaat aflaat afslaat afstaat apparaat kattekwaad lam slaat beraad magnaat vastpraat vaststaat wandaad aangaat aanlaat aanpraat aanslaat aanstaat apparaat daarlaat dageraad granaat kameraad kwadraat nagaat paraat samengaat samenpraat gekkenpraat heldendaad weggaat weglaat weldaad heengaat meegaat meepraat regelmaat separaat | tegengaat telepaat weerstaat uiteengaat uiteenslaat inderdaad ingaat inslaat inpraat internaat middelmaat misdaad misstaat citaat hiaat klimaat piraat privaat sieraad celibaat delicaat duplicaat fabrikaat kandidaat magistraat patriciaat plagiaat bijpraat heilstaat krijgsraad leidraad voorbijgaat vrijlaat vrijstaat brokaat formaat kordaat obstinaat omgaat ompraat omslaat omstaat ondergaat onraad ontgaat ontraadt ontslaat ontstaat onverlaat opgaat opslaat | opstaat ornaat soldaat aristocraat advocaat autocraat automaat certificaat desolaat diplomaat doorgaat doorlaat doorpraat doorslaat doorstaat homeopaat idolaat opengaat overdaad overgaat overmaat potentaat probaat surrogaat tegenoverstaat teloorgaat tomaat voorgaat voorraad voortgaat toegaat toelaat toeslaat toestaat toeverlaat vroeg of laat huisraad schuilgaat thuislaat uitgaat uitlaat uitpraat vooruitgaat resultaat ruggengraat teruggaat terugslaat accuraat | gruweldaad surrogaat |
aaf - aafdaaft - aag | aag | aag - aagsaagd - aagt | aagd - aagtaai | aai | aaier - aak | aak - aaks |
---|---|---|---|---|---|---|
braaf draaf gaaf graaf laaf raaf schaaf slaaf staaf begraaf gedraaf gegraaf geschaaf handhaaf paraaf paragraaf telegraaf weergaaf octaaf opgaaf fotograaf overgaaf aafd - aaft
draaftgraaft laaft schaaft staaft handhaaft begaafd begraaft beschaafd gedraafd gelaafd geschaafd gestaafd verslaafd aag
blaagdraag graag haag jaag klaag knaag laag maag plaag raag | slaag traag vaag vlaag vraag waag zaag behaag beklaag belaag gedraag gejaag geklaag geplaag gestaag gevraag verdaag verdraag verjaag verlaag vertraag vervaag afvraag sarcofaag vandaag aanvraag navraag wegjaag wel graag nederlaag wedervraag hinderlaag strikvraag windvlaag omlaag onderlaag ondervraag opdaag opdraag opjaag oplaag opvraag de volle laag doordraag doorjaag doornhaag doorvraag | doorzaag voordraag voortjaag overdraag overvraag toedraag toelaag uitdaag uitdraag uitjaag uitvraag bijdraag bijvraag aags
daagsHaags slaags eerdaags iets laags iets traags iets vaags aagt - aagd
’t daagtdraagt jaagt knaagt klaagt maagd plaagt slaagt vraagt waagt zaagt bedraagt behaagt beklaagt belaagt gedaagd gejaagd geklaagd geknaagd geplaagd geslaagd gevraagd gewaagd verdaagd verdraagt verjaagd | verlaagt vertraagd vervaagt afgezaagd afvraagt aandraagt aangeklaagd aangevraagd aanklaagt aanvraagt najaagt navraagt wegjaagt wegvaagt meevraagt mishaagt ondervraagt ongevraagd onvertraagd opdaagt opdraagt opgejaagd opjaagt opvraagt doorjaagt doorzaagt overdraagt overvraagt uitdraagt uitvraagt terugvraagt aai
aaibaai draai fraai graai haai kraai maai naai paai RAI (gebouw) saai taai vlaai | waai zaai zwaai aandraai aanwaai ai ai! bye bye (Eng) haaibaai lawaai papegaai taai taai bezaai gedraai gegraai gekraai gemaai terugdraai teruggraai verdraai verfraai verwaai afdraai afzwaai handomdraai vastdraai kind noch kraai pierewaai wegwaai detail meedraai omdraai ommezwaai omwaai opdraai oplawaai opwaai verfomfaai doordraai doorwaai opendraai toedraai uitdraai uitwaai bijdraai | fraaier maaier saaier taaier waaier zaaier armoedzaaier doordraaier oproerkraaier aak
blaakbraak draak haak kaak knaak kraak maak raak schaak slaak smaak spaak spraak taak vaak waak wraak zaak bewaak gekraak geraak vermaak verzaak afbraak afmaak afspraak dagtaak vasthaak vastmaak vastraak wansmaak zwartmaak aanmaak aanraak aanspraak blaaskaak namaak | nasmaak openbaarmaak samenspraak vraagbaak rechtspraak wegmaak wegraak leedvermaak tegenspraak in de haak inmaak 't is raak 't is zaak bijsmaak bijzaak vrijmaak vrijspraak wijsmaak losmaak losraak ontwaak opmaak opspraak (in-) doorbraak doormaak grootspraak hoofdzaak oorzaak openmaak overmaak schoonmaak voorspraak toespraak zoekmaak zoekraak uitbraak uitmaak uitspraak aaks
haaksraaks (zei iets-) snaaks waaks zaaks (niet veel) |
aakt | aakt - aal | aal | aal | aal - aalsaalt - aald | aalt - aam | aam - aamtaamd |
---|---|---|---|---|---|---|
blaakt braakt haakt kraakt maakt naakt raakt schaakt slaakt smaakt staakt waakt wraakt bewaakt bespraakt gehaakt gekraakt gemaakt genaakt geraakt geschaakt gestaakt gewraakt vermaakt verzaakt achterraakt afmaakt vasthaakt vastmaakt vastraakt zwart maakt aan(ge)raakt aanmaakt namaakt openbaarmaakt wegmaakt wegraakt welbespraakt inmaakt lichtgeraakt mismaakt spiernaakt vrijmaakt wijsmaakt losmaakt losraakt onbespraakt onbewaakt ontwaakt opmaakt opgemaakt(on) vervolmaakt volmaakt(on-) | doormaakt openmaakt overmaakt schoonmaakt veroorzaakt voortmaakt zoekmaakt zoek(ge)raakt uitbraakt uitmaakt uitraakt aal
aalbaal daal draal dwaal faal haal kaal kraal kwaal maal paal praal schaal schraal sjaal smaal staal straal taal vaal zaal aanhaal banaal fataal kabaal kanaal nasaal behaal bepaal bestraal betaal gedraal gemaal gepraal gesmaal pedaal verhaal vertaal afdaal afdwaal afhaal garnaal | gastmaal kwartaal lamstraal loyaal massaal sandaal schandaal vandaal wartaal abnormaal achterhaal admiraal afscheidsmaal allemaal andermaal bacchanaal galgenmaal kardinaal kathedraal klassikaal machinaal magistraal maximaal nachtegaal pastoraal ademhaal avondmaal catastrofaal kapitaal manuaal materiaal radicaal centraal herhaal weghaal telkenmaal verticaal eenmaal egaal legaal metaal tweemaal weegschaal bestiaal celebraal fenomenaal generaal geniaal helemaal levensverhaal menigmaal neerhaal speciaal zegepraal | ditmaal inhaal hinderpaal imperiaal infernaal instrumentaal middagmaal principaal filiaal finaal rivaal signaal vitaal spiraal ideaal illegaal initiaal liberaal minimaal mijlpaal neutraal terughaal uithaal normaal omhaal onthaal ophaal portaal collegiaal commensaal hospitaal kolossaal pontificaal zonnestraal bokaal doorhaal globaal koraal lokaal moraal royaal totaal opaal ovaal horizontaal joviaal monumentaal overhaal proces verbaal professoraal provinciaal journaal voertaal bloedkoraal | boekentaal moedertaal brutaal instrumentaal monumentaal muzikaal aals
iets kaalskoeterwaals nogmaals toenmaals aalt - aald
daaltdraalt dwaalt faalt haalt maalt praalt smaalt straalt taalt behaald bemaald bepaald bestraald betaald gedaald gedraald gedwaald gefaald gehaald gemaald gepraald gesmaald gestraald getaald herhaalt terughaalt verdwaalt verhaalt vermaalt verschraald vertaalt vervaalt achterhaald afdaalt afdwaalt afgedaald afgedwaald afgehaald afgestraald afhaalt | afstraalt aan(ge)haalt(d) omvergehaald weggehaald weghaalt mestvaalt neer(ge)daalt(d) (ge)zegepraalt(d) in(ge)haalt(d) omstraalt onbepaald onthaalt op(ge)haalt(d) door(ge)haalt(d) door(ge)straalt(d) aam
blaamfaam kraam naam raam schaam aangenaam(on-) raadzaam spaarzaam spraakzaam veraangenaam bedachtzaam(on-) dakraam langzaam onachtzaam(ver-) bekwaam(on-) beraam betaam tezaam erfgenaam herbergzaam(-on) opmerkzaam werkzaam zeldzaam eenzaam gemeenzaam in hemelnaam in vredesnaam leerzaam mededeelzaam vereenzaam vreedzaam infaam in naam | lichaam minzaam lijdzaam zwijgzaam volgzaam zorgzaam gehoorzaam(-on) monogaam polygaam voornaam behoedzaam genoegzaam(zelf) moeizaam voedzaam behulpzaam deugdzaam duurzaam buigzaam uitkraam aamd - aamt
kraamtraamt schaamt beaamt befaamd beraamt beschaamd betaamt genaamd geraamd veraangenaamt veronachtzaamt vereenzaamt belichaamt onbeschaamd gehoorzaamt |
aan | aan | aan | aan - aandaant | aand - aanderaap | aap - aar | aar |
---|---|---|---|---|---|---|
aan baan gaan graan haan kraan laan maan slaan spaan staan traan waan zwaan begaan bestaan gedaan gegaan teruggaan terugslaan vergaan vermaan verslaan verstaan afgaan afslaan afstaan argwaan bakt aan brandt aan kalmaan kan ’t aan klampt aan pakt aan papt aan past zich aan schaft ‘t aan tast ’t aan valt aan vandaan vangt aan vat ’t aan achteraan af en aan afgedaan belandt aan aangaan aanslaan aanstaan banaan daaraan draait aan gaapt aan haakt aan haalt ’aan klaagt aan maakt aan maant aan | nagaan naslaan raad aan raakt ’aan staat aan vraagt aan waait aan aangedaan gadeslaan karavaan samaritaan samengaan waar vandaan belt aan brengt ’t aan eraan heft aan meldt zich aan stelt zich aan sterkt aan treft aan trekt ’aan weg(ge)gaan wendt aan zwelt aan cellofaan welgedaan zelfvoldaan breekt aan geeft aan heeft aan heengaan kleedt zich aan kweekt aan leert aan meegaan meet ’t aan neemt aan sleept aan smeert aan spreekt aan steekt aan treedt aan weerstaan beveelt aan tegenaan tegengaan tegenstaan teken aan uiteengaan uiteenslaan bindt aan dichtgaan dichtslaan dikt ’t aan dringt aan ingaan | inslaan misgaan misslaan misstaan stilstaan wipt aan dichtgegaan ingegaan ingestaan misgegaan misverstaan biedt aan dient aan hieraan tenietgedaan vliegt aan ziet aan blijft bijstaan gijpt aan ijsbaan kijkt ’t aan prijst aan reikt aan rijbaan voorbijgaan wijst aan klopt aan komaan komt aan lokt aan omgaan omslaan omstaan ontdaan ontgaan ontslaan ontstaan opgaan opslaan opstaan orgaan orkaan spontaan voldaan volstaan kondigt aan onderaan onderdaan ondergaan ondergedaan onvoldaan opgedaan opgegaan (erin) opgestaan tekort gedaan boort aan doorgaan doorslaan | doorstaan hoort aan knoopt aan koopt aan loopbaan loopt aan profaan sopraan spoorbaan spoort aan toont aan vooraan voorgaan voorstaan voortaan voortgaan bovenaan bovengaan bovenstaan ervoor staan oceaan opengaan opengedaan openslaan openstaan overgaan overslaan overstaan(ten) teloor(ge)gaan doet aan groeit aan in bloei staan moedigt aan snoeshaan toe(ge)gaan toeslaan toe(ge)staan voelt aan voert aan durft aan humaan stuurt(erop)aan vulkaan vult aan duidt aan schuilgaan sluit aan uit(ge)gaan uitslaan uit(ge)staan vooruitgaan aand-aant
baant ('n weg)gaand maand slaand staand | taant waant aangaand aan(ge)maand aanstaand begaand bestaand betraand teruggaand vermaand verwaand diepgaand meegaand uitgaand uitslaand uitstaand baande gaande maande slaande staande taande traande waande aangaande aan(ge)maande aanstaande begaande bestaande betraande gebaande teruggaande vermaande verwaande diepgaande meegaande uitstaande verregaande aander
buitenstaanderspaander verstaander(BR] verwaander aans
ondermaansspartaans aap
aapgaap jaap kaap knaap raap schaap schraap slaap aangaap | naäap samenraap samenschraap vergaap verslaap esculaap wegkaap opraap snotaap smulpaap uitslaap aar
baarbar (kroeg) blaar daar gaar haar jaar klaar maar naar paar raar schaar snaar spaar staar vaar waar? waar zwaar bedaar bespaar bewaar bezwaar gebaar gestaar gevaar gewaar repertoire vergaar verklaar aldaar altaar barbaar brancard dankbaar(on) gangbaar had ‘t klaar half gaar hangar hang naar panklaar strafbaar tastbaar (on) van waar vatbaar (on) | aantastbaar accessoir babbelaar brabbelaar da 's heel naar handelaa(onder handelbaar (on) handgebaar kandelaar martelaar onschatbaar ontvlambaar ontwarbaar sjacheraar scharrelaar wandelaar zabbelaar bazaar draagbaar laat daar najaar waarnaar adelaar familiaar gaat ernaar kaviaar makelaar ratelaar schakelaar verzamelaar aanvaardbaar begaanbaar bepaalbaar bestaanbaar betaalbaar genaakbaar toelaatbaar uitstaanbaar verjaagbaar verklaarbaar verslaanbaar verzadigbaar weerstaanbaar denkbaar elkaar ernaar ervaar kenbaar krenkbaar merkbaar rekbaar telbaar (on) trefbaar (on) zegbaar (on) aanvechtbaar(on) afwendbaar(on) espressobar exemplaar geweldenaar |
- aar | aar | aar | aar - aardaart | aard - aart | aarde - aarsaarte | aarts - aas |
---|---|---|---|---|---|---|
hengelaar herkenbaar(on) herstelbaar(on) lessenaar met elkaar metselaar miskenbaar(on) ontembaar overtrefbaar(on) onschendbaar weerlegbaar(on) weliswaar zwendelaar bleef daar breekbaar (on) deed maar deelbaar (on) eerbaar (on) eetbaar (on) eetwaar leesbaar (on-) leraar weerbaar bedelaar berekenbaar bespeelbaar evenaar kameelhaar kegelaar leverbaar redenaar rekenaar tekenaar toerekenbaar verbeterbaar verbreekbaar verenigbaar verzekeraar waarneembaar weduwnaar wie reed daar? wie weet waar! drinkbaar is klaar ligt klaar minnaar vindbaar (on) winnaar zichtbaar (on) bedwingbaar begin maar bemiddelaar beschikbaar | discobar doordringbaar kinderschaar onmisbaar onwrikbaar overwinnaar prikkelbaar schrikkeljaar uitwisbaar (on) wichelaar dienaar dierbaar directoire gitaar hiernaar niet waar pilaar sigaar ziedaar afzienbaar genietbaar steunpilaar blijkbaar grijpbaar schijnbaar strijdbaar zeilklaar zijn daar zijn klaar bedrijfsklaar bereikbaar berijdbaar eigenaar onfeilbaar onverslijtbaar rijmelaar treiteraar vergelijkbaar komt daar kostbaar ongaar onklaar ontwaar onwaar trottoir zondaar bewonderaar commentaar navolgbaar(on) | roddelaar ronselaar stotteraar wonderbaar zonneklaar ho maar ! hoorbaar (on) hoor maar koopbaar (on) koopwaar loodzwaar oorbaar (on) plooibaar toonbaar (on) voorjaar voorwaar bewoonbaar doodsgevaar goochelaar gooien maar moordenaar onontkoombaar ontroostbaar onverstoorbaar ooievaar openbaar tovenaar verkoopbaar(on) veroveraar voor elkaar beoefenaar boemelaar boezelaar boudoir (Fr.) boulevard (Fr.) onnoembaar onuitroeibaar onvermoeibaar ploeteraar proefjaar uitvoerbaar(on) vloeibaar voelbaar (on) woekeraar knutselaar kunstenaar onblusbaar onduldbaar onvermurwbaar pruttelaar puzzelaar | ruchtbaar schuldenaar terugvaar(on) vervulbaar(on) vruchtbaar(on) huwbaar huzaar bruikbaar (on) duikelaar huichelaar kluizenaar luisteraar ruilbaar betrouwbaar houdbaar(on) oudejaar ouderpaar kreukbaa(on) treuzelaar aard- aart
aardbaard baart haard kaart ’t klaart maart paard paart schaart spaart staart taart vaart waard zwaard bedaard behaard bejaard bevaart bewaart(d) bezwaard geaard gekaart gebaart gepaard geschaard gespaard | gestaard terugvaart vergaard verjaart(d) verklaart(d) vermaard verzwaard achtenswaard bastaard lafaard landaard standaard aanstaart aanvaart(dt) nakaart paardenstaart ervaart vermeldenswaard wel bij vaart welvaart bedevaart bijeengegaard evenaart geëvenaard(on) hemelvaart wedervaart wreedaard zeevaart bewonderenswaard op(ge)klaart(d) onrust baart ontaard ontwaart onvervaard rondvaart rondwaart stokpaard boomgaard (ge)openbaart(d) noemenswaard bejaard gevrijaard gierigaard grijsaard luiaard ruimtevaart uiteraard uitvaart | aarde baarden haarden schaarde spaarde staarde waarde zwaarden bedaarde behaarde bejaarde besnaarde bespaarde bewaarde bezwaarde geaarde gebaarde gepaarde gespaarde vergaarde verjaarde verklaarde vermaarde verzwaarde aanvaarden lafaarden eigenwaarde vrijwaarde ontaardde ontwaarde onvervaarde opklaarde boomgaarden toonaarden voorwaarde aars
eerstejaars etcegards kaars laars (zie aarts) aarte (n)
bedevaartengevaarte hemelvaarten kaarten taarten uitvaarten zwaarte | aards achterwaarts bergopwaarts bovenaards bovenwaarts huiswaarts landwaarts neerwaarts opwaarts stroomafwaarts voorwaarts zijwaarts aas
aasbaas blaas daas dwaas gaas haas kaas raas vaas waas geblaas geraas relaas verbaas en face havanna’s massa’s programma’s varkensblaas camera's drama’s mama's paashaas pagina's panorama’s papa's paria's pyama's tiara’s |
aas - aast | aats | abbel - abel | ach - ag | ag - acht | acht | achter - achtsad - at |
---|---|---|---|---|---|---|
agenda’s dilemma’s extra's vechtersbaas arena's collega’s ega's helaas hyena's schema's schemerwaas speculaas thema’s zebra's kippengaas sinterklaas wild geraas alinea's dia's pieterbaas villa's dogma's lokaas opblaas diploma's oma’s opa's opera's schoonmama's schoonpapa's beunhaas soulaas uitblaas uitraas aast (en)
aastblaast daast graast haast maast naast raast daarnaast waarnaast gehaast geraasd verbaasd | verdwaasd verhaast ernaast welhaast uitblaast uit(ge)raast(d) aats
kaats (bal) maats plaats praats schaats accuraats buitengaats delicaats desolaats idolaats karaats kordaats obstinaats probaats werkplaats aatse (n)
haat zekaatsen laat ze plaatsen plaats ze raad ze schaatsen terugkaatsen verplaatsen weerkaatsen werkplaatsen aats
allerlaatstgeplaatst kaatst laatst misplaatst plaatst schaatst verplaatst abbel
babbelbrabbel grabbel | kabbel knabbel krabbel schnabbel sabbel gebabbel gebrabbel gegrabbel gekabbel geknabbel gekrabbel gesabbel abberd
belabberdtabberd abel
abominabelBabel (toren) capabel comfortabel deplorabel fabel kabel miserabel notabel rendabel sabel ach - ag
achBach dag lach mag plag lag rag slag vlag zag bedrag beklag beslag bezag gedag gedrag gelach gelag (hard-) gewag gezag verdrag vermag | verslag alledag handslag hartslag van slag wangedrag aanslag aanzag genadeslag hagelslag hamerslag maandag schaduwslag schaterlach herfstdag lentedag nekslag veldslag levensdag neerslag tegenslag weerslag zweepslag glimlach inslag middag misslag namiddag spinrag winstbejag winterdag zigzag grijnslach vreugdelach grondslag klokslag omslag ontslag ontzag opslag polsslag spotlach doodslag doorslag hoongelach mokerslag oogopslag overdag overstag toverslag | voorslag zomerdag hoefslag toeslag terugslag uitslag vuistslag acht bracht dacht dracht gracht jacht klacht kracht lacht macht nacht pacht placht pracht schacht slacht smacht tracht vacht vlagt vracht wacht zacht bedacht betracht bevracht geacht gebracht gedacht gepacht geslacht gesmacht getracht gevlagd gewacht teruggebracht teruglacht veracht verbracht verdacht verkracht verpacht verwacht verzacht afgebracht aflacht af(ge)slacht | af(ge)wacht almacht brandwacht jammerklacht mankracht spankracht van kracht aan(ge)bracht aandacht aan gedacht aanklacht maannacht nabetracht na(ge)dacht nageslacht praal en pracht smaragd sterrennacht sterrenwacht werkkracht eendracht sneeuwjacht tweedracht verbeeldingskracht weeklacht lichaamskracht middernacht minacht wilskracht windkracht omgebracht ondoordacht ongeacht ongedacht onmacht onverwacht opdracht op(ge)bracht volbracht volmacht] door(ge)dacht door(ge)bracht overmacht overnacht voordracht zomernacht goedenacht toedracht uitdacht | uitbracht uitlacht stuwkracht achter
lacht erpachter slachter wachter wacht er zachter geachter kwam erachter lag achter daarachter staat er achter hield ’t achter hierachter liep achter bleef achter ligt achter loopt achter blijft achter komt achter onverwachter stond achter achts-ags
goedlachss nachts ondoordachts spoorslags verdachts (on)verwachts ad - at
badblad dat fat gat glad had jat kat klad krat lat mat nat pad |
at - ad | at - ade | adem - ade(n) | aden - aderaf | af | af | af - afelavel - affen |
---|---|---|---|---|---|---|
plat prat rad rat schat spat stad trad vat wad wat wrat zat beklad bespat betrad bevat bezat debat fregat gehad gejat geklad geschat gespat gevat terughad terugjat terugspat terugtrad vergat vervat achterzat af(ge)mat dagblad vastzat aanvat hazenpad nadat patat samenvat samenzat schaakmat hervat meezat neerzat tegenzat dit en dat inzat lichtstad fiat ietwat | drijfnat wijnvat omdat om had omvat opdat totdat boven zat doordat oorlogspad open zat woordenschat zodat zowat kunstschat mulat tussen zat ade
baaddegade kade kwade laadde lade raadde schaadde schade spade waadde beraadde genade retirade serenade te rade versmaadde versmade aanraadde accolade ballade balustrade barricade facade maskerade parade escapade jeremiade limonade tirade | ongenade pommade aubade bevoorraadde chocolade orangeade overlaadde promenade goede genade adem
ademuitadem veradem aden
badenbladen braden daden draden gaden graden kaden laden maden naden paden raden schaden traden waden zaden begenaden beladen beraden betraden geladen geraden gewaden verraden versmaden aan(ge)raden balladen dagbladen kameraden vastberaden wandaden heldendaden weldaden | misdaden sieraden uitbraden uitladen uittraden gruweldaden ontraden vol(ge)laden doorwaden oorlogspaden overladen voorraden (be-) ader (t)
aderbader bladert dader kader nader(t) vader(t) bebladerd benadert genaderd vergader(t) verrader dooraderd doorblader(t) af
afblaf Daf draf gaf kaf laf maf paf staf straf begaf geblaf gemaf vergaf verschaf afschaf brak af dank 't af had 't af handelt af | hangt af jakkert 't af kan 't af knapt af mat af nam af pakt ’t af raffelt ’t af kan ’t af sprak af stak af stamt af stapt af trad af valt af wacht af wandelstaf zag ervan af zakt af aanschaf bakent af betaalt af daalt af draagt 't af dwaalt af ga af haalt ‘m af karaf maakt 't af maatstaf raadt ‘t af sla 't af straalt af takelt af vraag me af bekaf belt af bestelt ‘t af hebt ‘t af ketst af legt 't af perst 'm af sterft af telt ‘t af trekt ‘t af veraf wendt af werkt ‘t af zegt af zendt 't af zet 'm af bleef 'r af breekt 't af | dreef af gleed ‘r af heeft 't af keek af keert zich af kreeg 't af leert ‘t af neemt af reed af rekent af scheept 'm af schreef af smeekt ‘t af sneed 't af spreekt af steekt af treedt af weegt 't af week af weert ‘t af wees ‘t af zweert ’t af dwingt ’t af ging af liflaf pikt 't af schrikt af springt af wikkelt `t af wimpelt 't af wisselt ‘t af giraffe hield 'm af hielp 'm af liep af stierf af viel af vliegt eraf blijft 'r af drijft af glijdt af krijgt 't af kijkt af leidt af lijfstraf rijdt af scheidt zich af schrijf ’t af snijdt 't af vrijaf vijf gaf (de-) wijkt af' wijst 't af zei af dong af | dwong af komaf kon af kortaf lost 'm af om gaf omgaf opgaf rost 'm af schrok af stompt af sprong af stond 't af trok af zondert zich af loopt af roomt 't af schoof ‘t af slooft zich af sloot 't af stoot af vooraf voorgaf woog 't af droeg ’t af sloeg 't af troeft 'm af vloeit af vroeg zich af beult zich af keurt ’t af kust ’t af schudt ’t af stuurt ’t af buitenaf schuift ’t af sluit ’t af snauwt ‘m af afel - avel
navelrafel snavel tafel verkavel wafel zwavel affen
blaffenmaffen paffen |
affen - agen | agen(d) | agen - ager | aille - aire | aire -ereak | ak | ak |
---|---|---|---|---|---|---|
straffen aanschaffen afschaffen lijfstraffen age
gragelage sage trage vage bgijdrage gestage inzage oplage toelage bagage blamage camouflage chantage emballage etage etalage fabricage gage garage massage menage page pakkage passage percentage persiflage personage pluimage rage ravage sabotage stage stellage vrijage agen(d)
blagendagen dragen hagen jagen(d) klagen(d) knagen(d) kragen lagen magen | plagen(d) sagen schragen slagen(d) vragen(d) vlagen wagen(d) zagen(d) bedragen(d) behagen(d) beklagen(d) beslagen gedragen geslagen terugdragen terugplagen(d) terugvragen(d) terugzagen verdagen verdragen verjagen verlagen versagen verslagen vertragen vervagen afvragen(d) afzagen lamgeslagen platgeslagen sarcofagen aanklagen aanslagen aanvragen aanzagen haatdragend hamerslagen najagen(d) navragen(d) veldslagen wegjagen(d) wegvagen(d) welbehagen welslagen levensdagen meevragen nederlagen wedervragen weeklagen hinderlagen kwinkslagen | middagen mishagen(d) misslagen strikvragen windvlagen bijdragen(d) bijvragen(d) bontkragen grondslagen omslagen onderlagen ondervragen(d) ontslagen opdagen opdragen(d) opgedragen opgeslagen opjagen oplagen opvragen rondvragen volkswagen volle lagen volslagen zonnedagen doorjagen(d) doorslagen doorvragen(d) doorzagen(d) doorzagen(d) mokerslagen overdragen(d) overgeslagen overvragen(d) overzagen voorslagen zomerdagen toelagen toeslagen toezagen kruiwagen uitdagen(d) uitdragen(d) uitslagen uitvragen(d) vuistslagen ager
dragerjager | klager lager mager plager slager trager vager zwager aanklager behager belager verjager vermager doorzager zwijntjesjager aggeren
sjacherenversjacheren waggelen aille - alje
braillemedaille rapalje taille aine (ène)
antennegène migraine mondaine musicienne scène aire-ère
affaireair autoritair carrière cassière cellulair commissionair consulair couvert culinair disciplinair etagère expert fair flair frigidaire | geluidsbarrière imaginair literair meubilair militair miljonair misère necessaire ordinair parlementair parterre populair precair première primair reglementair revers revolutionair sanitair savoir faire secretaire secundair solidair spectaculair stationair unfair universitair vestiaire veterinair visionair vocabulaire volontair vulgair ak
bakbrak claque dak hak jak klak knak krak kwak lak mak pak plak prak slak smak snak sprak stak | strak tak vak vlak wak wrak zak zwak beplak besprak bestak gebak geklak gekwak gemak gesmak terugpak terugsprak terugstak verbrak vervlak verzwak wegsmak wegvlak afbrak afdak afpak afsmak afsprak afstak aftak afzak barak knapzak platzak vastpak vastplak vastsprak vaststak aanpak aansprak attaque baanbrak klabak maniak naaldhak nagellak slabak tabak vergaarbak beetpak | meepak meesprak meestak meezak neerkwak neersmak tegensprak dikzak inpak insmak instak inzak klikklak krikkrak mikmak tiktak piepzak leien dak tijdvak cognac hobbezak onderdak ongemak ontbrak ontstak opplak opstak schobbejak zonnepak openbrak oversprak goedzak toesprak toestak voerbak ‘koude kak' zoutzak luilak uitbrak uitpak uitsprak uitstak uitvlak uitzak |