Weyn Ockers: Pantoffelgooister in de 16e eeuw
Weyn Ockers werd geboren in de rumoerige 16e eeuw. Zij nam samen met haar dienstmeid deel aan de Beeldenstorm in 1566 op de Oude Kerk in Amsterdam. Hierbij zou zij haar pantoffel naar een Mariabeeldje op het altaar van Simon Slecht hebben gegooid. Ze heeft dit uiteindelijk met de dood moeten bekopen. Weyn is vooral bekend geworden in de geschiedenis omdat de historici haar "pantoffel-incident" vaak als voorbeeld gebruiken om de willekeur bij het vervolgen van ketters duidelijk te maken.
Inhoud
Weyn Ockers
Adriaen Ockersdochter Weyn Duijf, roepnaam Weyn, werd geboren in de 16e eeuw in Amsterdam. Weyn komt uit een financieel welgesteld gezin. Haar vader, Adriaen Ockerszoon, was in 1517 notaris in de Kalverstraat in Amsterdam. Over haar moeder, Duyf Jansdochter is niets bekend. Er is weinig bekend over de jeugd van Weyn in Amsterdam. Wel is met zekerheid te zeggen dat Weyn is getrouwd met een man genaamd Jurriaen ter Meulen. Of ze samen kinderen hebben gekregen is niet vastgelegd. Jurriaen had een woning op de Zeedijk in Amsterdam en was financieel een aantrekkelijke partij. Dit is gebaseerd op het feit dat de Amsterdamse Zeedijk in de 16e eeuw een buurt was waar voornamelijk de welgestelde burgers van de stad woonden. De vrouwen uit de familie Ockers waren in het verleden al vaker beschuldigd van ketterij (ketterij betekent het ingaan, in woord, gedachte of geschrift, tegen de geloofsleer van de kerk). Weyn's oma van haar moeders kant, Lijsbeth Jansdochter, was in 1535 ook veroordeeld voor ketterij in de anabaptistenoproer van 1534-1535.
Beeldenstorm in Amsterdam
In de zomer van 1566 begon in het zuiden van Nederland de golf van vernielingen in katholieke kerken, kloosters en abdijen. De aanleiding voor de vernielingen die werden aangericht was het opkomende calvinisme in Nederland en de opstand tegen de Spaanse overheersers. De Beeldenstorm zou de geschiedenis ingaan als het begin van de Tachtigjarige Oorlog. In de ochtend van 23 augustus 1566 liepen er kooplui rond in de Amsterdamse Warmoesstraat die brokstukken van beelden bij zich hadden. Ze beweerden dat deze brokstukken afkomstig waren van de Onze Lieve Vrouwe Kerk in Antwerpen. Het bestuur van de stad kreeg hier al snel lucht van en gaf opdracht om alle beelden en andere kostbaarheden uit de Amsterdamse kerken veilig te stellen.
Later in de ochtend waren de straten van Amsterdam opvallend vol met geestelijken en andere kerkelijke leiders die druk bezig waren de kostbaarheden uit hun kerk in veiligheid te brengen. De Amsterdamse bevolking had de verhalen uit het zuiden van het land inmiddels ook gehoord en kwam in opstand. Ze gingen de straat op en pakte soms simpelweg de spullen bij de geestelijke uit hun handen om ze weer terug naar de kerk te brengen. Tegen de middag had zich bij zowel de Oude - als de Nieuwe Kerk een grote groep mensen verzameld. In een opwelling liep de bijeenkomst volledig uit de hand. De meute bestormde de kerken en trokken heilige beelden omver. Ook namen ze andere voorwerpen zoals altaren, orgels en schilderijen mee of maakte ze kapot. Er zijn zelf verhalen bekend van wandschilderingen die kapot gemaakt werden door de bevolking. Tussen deze woedende menigte bevonden zich ook Weyn Ockers en haar dienstmeisje Trijn Hendricksdochter. Toen de schout en zijn mannen de kerk bestormde om een einde aan het rumoer te maken vonden zelfs twee kinderen de dood. Zij werden door de menigte onder de voet gelopen.
Hertog van Alva
Koning Filips II, toentertijd regent van de Nederlanden en fanatiek aanhanger van het katholieke geloof, wilden de rust zo snel mogelijk weer herstellen. Hij stuurde de Hertog van Alva naar Nederland met de opdracht de orde te herstellen, het bestuur van het land te centraliseren en er voor te zorgen dat alleen het Katholiek geloof in Nederland gehandhaafd werd. De Hertog van Alva trok naar Nederland en begon als eerste met het oppakken en bestraffen van de ketters die mee hadden gedaan aan de Beeldenstorm.
Arrestatie
De Hertog van Alva kwam Weyn en haar dienstmeisje ook op het spoor en in maart 1568 werden zij beide gearresteerd. Ze werden er van beschuldigd een beeldje uit de Oude Kerk van Amsterdam te hebben meegenomen. Het betrof een stenen hondje afkomstig van het beeld van de heilige Sint Rochus. Het beeld zelf was tijdens de storm omver getrokken maar het hondje was kwijt. Weyn en Trijn werden beide ondervraagd maar ontkende in alle toonaarden dat zij dit beeldje hadden meegenomen. Wel gaven ze allebei toe aanwezig te zijn geweest in de kerk. Maar ze zeiden snel te zijn vertrokken toen de bestorming begon, toen zij weer samen buiten kwamen werden ze uitgescholden voor "beeldenstormsters". Toen de twee vrouwen een week vastzaten kwam er een heel ander verhaal naar boven. Dit feit zal grote invloed hebben op het verdere proces en hun veroordeling.
Een tekening waarbij Weyn haar pantoffel naar het altaar gooit /
Bron: Rijksmuseum Pantoffel
Er was nog een andere Amsterdamse ketter opgepakt en deze zou, tijdens zijn marteling, hebben verklaard dat Weyn Ockers haar "toffel" naar een glazenkistje met daarin een Mariabeeldje zou hebben gegooid. Dit Mariabeeldje stond op een altaar en niet zomaar een altaar. Het was het altaar van Simon Alewijnszoon, ook wel Simon Slecht genoemd, een priester in de Oude Kerk van Amsterdam. De achternaam Slecht betekende in dit geval simpel en/of eenvoudig. Het altaar van deze priester stond in de Sint Sebastiaanskapel en was nogal omstreden. Simon had dit altaar in 1560 opgericht ter verering van het door hem opgerichte Maagdengilde. Het altaar lag vol met dure juwelen en andere dure giften, deze konden de gelovigen geven om hun eerbied voor de Heilige Maagd te benadrukken. Maar waar al dit geld precies terecht kwam was nogal onduidelijk en er gingen veel verhalen hierover de ronde onder de bevolking van Amsterdam. Simon Slecht zou het geld gedeeltelijk voor zichzelf gebruiken en deels om zijn voorganger, Florentius Egbertszoon, te ondersteunen. Deze Florentius stond bekend als fel voorvechter van de katholieke leer en hij was tijdens zijn bewind hard en streng opgetreden tegen "ketters". Florentius was na een hoogoplopende ruzie gevangen genomen en vast gezet in Den Haag. Hij kon de financiële steun van Simon dus heel goed gebruiken. De Amsterdammers hadden zelfs een spotvers over het altaar gemaakt want ze in het geheim aan elkaar doorgaven, het laat duidelijk zien hoe zij over dit altaar dachten:
"Heer Simon Slecht
Heeft een altaer opgerecht
Waarmee hij hoopt te congesteren (verwerven)
Tgeen zijn pastoor in Den Haag zal verteren."
En juist naar dit altaar had Weyn Ockers in alle rumoer tijdens de Beeldenstorm, haar pantoffel (schoeisel) gegooid! Iets wat op het eerste gezicht toeval lijkt, lijkt in dit licht een bewuste keuze te zijn geweest.
Veroordeling
Nadat deze nieuwe beschuldiging werd Weyn nog meerdere keren ondervraagd en daarbij afschuwelijk gemarteld. Uiteindelijk bekende ze het glas van het altaar kapot te hebben gegooid en dat ze, samen met Trijn haar dienstmeid, schuldig was aan de vernielingen die waren aangericht in de kerk. Ook haar dienstmeid werd, met "hulp" van marteling, nog meerdere keren ondervraagd, maar zij legde nooit een bekentenis af. Helaas mocht dat niet baten en beide dames werden ter dood veroordeeld.
Verdrinking
Op 22 juni 1568 werden Weyn Ockers en Trijn Hendricksdochter op de Dam in Amsterdam verdronken. Dit deden ze door een wijnvat te vullen met water en de vrouwen hierin op te sluiten.
De Sint Sebastiaankapel in de Oude Kerk bestaat nog steeds, maar niets herinnert meer aan het "pantoffel-incident". Het enige wat enigszins opvallend is in deze kapel is de deur van de IJzeren Kapel die hoog in de muur zit. Deze deur gaf ooit toegang tot het eerste Stadsarchief van Amsterdam. Verder lijkt het erop dat de kapel de bestorming niet heeft overleefd, het is er kaal en leeg.
Lees verder