Frans Hals (1582 of 1583-1666) - Schilder
Schilder Frans Hals geboren in Antwerpen en opgegroeid in Den Haag was een ware virtuoos op het gebied van de schilderskunst. Hij beheerste diverse technieken en vond een oplossing voor het probleem hoe diepte te creëren op een plat vlak. Maar hoe succesvol Frans als schilder ook was er leek nooit voldoende geld binnen te komen. Iets wat mede werd veroorzaakt door de vijftien (!) kinderen van Frans en zijn (tweede) vrouw Lysbeth. De tijd die Frans niet in zijn atelier doorbracht besteedde hij graag aan de dichtkunst en hij was dan ook jarenlang lid van de Haarlemse Rederijkerskamer "De Wijnranken".
Inhoud
Frans Hals groeit op
De van oorsprong in Antwerpen geboren Frans Hals begon aan zijn carrière als schilder nadat hij en zijn ouders naar de Hollandse stad Haarlem waren verhuisd. Op twintigjarige leeftijd rondde hij zijn periode als leerling af en zeven jaar later werd hij toegelaten tot het Haarlemse schildersgilde. In hetzelfde jaar als zijn toelating trad Frans ook in het huwelijk met zijn grote liefde Anneke die hem kort na hun jawoord een zoon schonk.
Familie Hals
Eind zestiende eeuw woonde in Antwerpen een familie genaamd Hals bestaande uit weduwnaar Franchois Franz. Hals (circa 1542-1610) en zijn vier kinderen Carel, Clara, Johannes en Maria. Franchois was lakenkoopman van beroep en geen onbemiddeld man en in 1579 trad hij voor de tweede maal in het huwelijk. Zijn tweede vrouw Adriaentje van Geertenrijck (circa 1552-1616) schonk hem nog eens drie kinderen: Frans (1583-1666), Joost (1584-1626) en Dirck (1591-1656) die allen katholiek werden opgevoed. Vanaf 1586 begon de situatie in de zuidelijke Nederlanden onder druk van de Spanjaarden onaangenaam te veranderen en het gezin Hals besloot haar heil elders te zoeken. Samen met honderden andere migranten trok de familie naar de noordelijke Nederlanden en de familie Hals streek neer in de Hollandse stad Haarlem.
Portret van een man met een schedel in zijn linkerhand; Het eerste gesigneerde werk van Frans Hals, circa 1611 /
Bron: Frans Hals (1582/1583–1666), Wikimedia Commons (Publiek domein) Schildersleerling
Toen het gezin in Haarlem woonde werd Frans' toekomst snel bepaald. Al in Antwerpen was hij altijd met verf of houtskool in de weer en in het artistieke Holland werd zijn talent al snel herkend. Frans ging in de leer als schildersleerling bij Carel (Karel) van de Mander (1548-1606). Een schilder die, net als de familie Hals, van oorsprong afkomstig was uit Antwerpen. Hoe oud Frans precies was toen hij aan zijn leerperiode begon was niet duidelijk maar hij rondde zijn studie af op twintigjarige leeftijd om vervolgens voor zeven jaar uit beeld te verdwijnen. Pas in 1610 liet Frans weer van zich horen toen hij werd toegelaten tot het Haarlemse Sint-Lukas schildersgilde en zich officieel meester-schilder mocht noemen. Zijn toelating tot het gilde leverde Frans diverse voordelen op; zo mocht hij zijn schilderijen vanaf dat moment signeren en dateren én hij mocht leerlingen onderwijzen, een belangrijke bron van inkomsten. Ongeveer een jaar na zijn toelating verbaasde Frans heel kunstminnend Holland toen hij zijn eerste officiële werk afleverde: Portret van een man met een schedel in zijn linkerhand.
Huwelijk
Het jaar 1610 stond voor Frans niet alleen in het teken van zijn toelating tot het gilde, hij trad dat jaar ook in het huwelijk met zijn jeugdliefde Anneke Harmensdochter (geboortedatum onbekend - 1615). Ongeveer een jaar na hun jawoord werd de liefde van Frans en Anneke bezegeld met de komst van een zoon die de naam Harmen (1611-1669) kreeg. Niet alleen op privégebied leek het leven Frans toe te lachen ook zakelijk timmerde hij hard aan de weg. Het tij keerde toen Anneke voor een tweede keer zwanger werd maar ze het kindje verloren kort na de geboorte. Vreugde en verdriet lagen dicht bij elkaar want kort daarna bleek Anneke voor een derde keer zwanger maar dit keer overleden zowel moeder als kind in het kraambed. Frans bleef achter met de vier jaar oude Harmen maar was zo overmand door verdriet dat hij niet in staat was voor de kleine jongen te zorgen. Frans huurde een voedster (kindermeisje) in voor Harmen en vertrok zelf naar Antwerpen om inspiratie op te doen en tot rust te komen.
Financiële problemen
In Antwerpen probeerde Frans het verdriet om Anneke te vergeten door werken van de grote Antwerpse meesters te bekijken. Hij raakte hevig geïnspireerd door hetgeen hij zag en besloot om diverse technieken zelf te proberen. Helaas voor Frans was zijn financiële situatie uiterst penibel. Hij had niet eens voldoende geld gehad om Anneke een fatsoenlijke begrafenis te geven en na drie maanden afwezigheid begon ook zijn voedster dwars te liggen omdat ze nog geen salaris had ontvangen. In een woedende brief aan Frans liet ze weten dat hij per direct naar huis diende te komen omdat ze ontslag nam. Zodra Frans weer in Haarlem arriveerde klaagde de voedster hem aan maar hoe de zaak afliep was niet duidelijk. Voor Frans zat er niets anders op dan thuis te blijven en zelf voor Harmen te zorgen.
Veranderingen en problemen
Na zijn terugkeer naar Haarlem leerde Frans zijn tweede vrouw Lysbeth kennen, die hem nog veertien kinderen schonk. Het aantal kinderen was mede een oorzaak van de financiële problemen die Frans continu leken te achtervolgen. Daarnaast hadden Frans en Lysbeth ook nog het één en ander te stellen met hun twee oudste kinderen en hun gehandicapte zoon Pieter. Naarmate Frans ouder werd en minder productief als schilder, werd hij gedwongen steun aan te vragen bij het Haarlemse stadsbestuur om zijn hoofd boven water te houden.
Kinderen
Een paar maanden na zijn terugkeer naar Haarlem leerde Frans zijn tweede vrouw Lysbeth Reyniers (geboortedatum onbekend - na 1675) kennen. In februari 1617 trad het tweetal in het huwelijk in Spaarndam en enkele dagen na hun jawoord schonk Lysbeth het leven aan een gezonde dochter die de naam Sara (1617 - overlijdensdatum onbekend) kreeg. Na Sara volgden in de loop der jaren nog dertien kinderen waarvan de (meeste) namen onbekend zijn. Het onderhouden van een groot gezin was een moeilijke opgave voor Frans en hij moest alle zeilen bijzetten om zijn hoofd boven water te houden. Naast financiële problemen veroorzaakten de kinderen ook nog andere problemen. Zo zorgde Sara voor veel opschudding toen ze tweemaal, ongehuwd, zwanger raakte en bij de tweede keer was maat vol. Sara werd tot nader order opgesloten in het Haarlemse tucht- en werkhuis. Hetzelfde huis waar ook haar jongere broer Pieter verbleef, maar dan om heel andere redenen. Pieter was gehandicapt en Lysbeth had lange tijd geprobeerd hem thuis te verzorgen, maar bleek niet in staat te zijn Pieter de zorg te bieden die hij nodig had.
Schulden
Vanaf welk moment Frans precies in de financiële problemen terecht kwam was niet duidelijk maar al tijdens zijn huwelijk met Anneke was het geen vetpot. Tijdens zijn huwelijk met Lysbeth drukte het grote aantal kinderen enorm op de begroting en hoeveel schilderijen Frans ook maakte er leek nooit voldoende geld binnen te komen. In 1631 was een schuld bij de plaatselijke slager zo hoog opgelopen dat de slager zich genoodzaakt voelde om Frans aan te klagen en voor de tweede keer in Frans' leven moest de rechter er aan te pas komen om er voor te zorgen dat de zaak werd geschikt. Ook oudste zoon Harmen nam het niet zo nauw met de financiën want in 1645 had deze een huurschuld opgebouwd van 60,- gulden. Frans reisde naar Vianen om met de huurbaas van Harmen te praten en kwam met de man overeen een dag voor niets te schilderen om zo de schuld te voldoen. In 1654, Frans was toen 72 jaar oud, ging het weer mis en Frans werd dit keer aangeklaagd door de plaatselijke bakker. Ook met de bakker kwam Frans tot een schikking; voor drie bedden -inclusief beddengoed-, een eikenhouten kast, een eettafel en een aantal schilderijen van Frans werd er nergens meer over gepraat.
Laatste jaren
Ook de laatste jaren van Frans zijn leven stonden in het teken van financiële problemen. Toen Frans de leeftijd van 60 jaar bereikte ging het schilderen hem steeds minder gemakkelijk af en zijn bron van inkomsten droogde op. Vanaf 1661 lukte het Frans niet langer meer om het hoofd boven water te houden en hij vroeg steun aan bij het Haarlemse stadsbestuur. De steun werd toegekend en de familie Hals kreeg iedere winter voldoende turf om de kachel brandende te houden en 200,- gulden per jaar om te kunnen voorzien in hun levensonderhoud. Om Frans te helpen en om hun grote waardering voor zijn werk uit te spreken besloten de leden van het Haarlemse Sint-Lukas gilde om hem te ontslaan van zijn jaarlijkse verplichting, een grote eer waar Frans zijn gildebroeders erg dankbaar voor was. In 1664 leken de financiële problemen even naar de achtergrond te verdwijnen toen Frans werd gevraagd de regenten en regentessen van het Haarlemse oudemannenhuis te vereeuwigen. Maar een jaar na de voltooiing van het doek blies Frans op ongeveer 84 jarige leeftijd zijn laatste adem uit en werd begraven in de Sint Bavo Kerk te Haarlem. Lysbeth bleef achter met vijftien kinderen, waarvan dertien nog minderjarig, en verviel al snel in armoede. Vanaf 1675 ontving zij twee stuivers per week van de Haarlemse armenzorg.
Dronkenlap
Voor sommige mensen in Haarlem waren de financiële problemen van de familie Hals een dagelijks onderwerp van gesprek. Er gingen dan ook diverse verhalen de ronde; Frans nam het niet zo nauw met de normen en waarden, zat tot diep in de nacht in de kroeg en had zelf zijn financiële problemen veroorzaakt door overmatig drankgebruik. Enig bewijs voor deze verhalen werd er nooit gevonden, wel diverse verhalen die het bovenstaande juist tegenspraken. Frans was tijdens zijn leven zeer productief en vervaardigde rond de tweehonderd schilderijen. Een onmogelijke opgave voor een dronkenlap die zich tot diep in de nacht liet vollopen. Daarnaast werd Frans in 1644 ook gekozen tot vinder (voorzitter) van het Haarlemse Sint-Lukas gilde, een zeer prestigieuze functie waar je alleen voor in aanmerking kwam als je van (vrijwel) onbesproken gedrag was.
Frans als schilder
Gedurende zijn reis naar Antwerpen had Frans veel nieuwe indrukken opgedaan en bij thuiskomst specialiseerde hij zich in de claire-obscur-techniek. Vooral in zijn latere portretten en genrestukken was goed te zien dat hij deze techniek tot in de puntjes beheerste en hij ontving veel lovende kritieken van kenners en liefhebbers. Ten aanzien van de opbouw van zijn schilderijen en zijn schilderstijl was Frans zijn tijd ver vooruit. Waar de heersende mode om glad afgewerkte schilderijen vroeg creëerde Frans juist diepte in zijn werk door te werken met (meerdere) grove lagen.
Inspiratie
Door zijn leermeester Carel van de Mander waren de eerste schilders waar Frans mee in aanraking kwam de Italiaanse kunstenaars Michelangelo (1475-1564) en Rafaël (1483-1520). Beide waren meesters in het creëren van een ideale balans tussen statische compositie en beweging, oftewel de afgebeelde personen leken te bewegen op het doek. Na het overlijden van zijn eerste vrouw maakte Frans een reis door Antwerpen en kwam daar in aanraking met de werken van Peter-Paul Rubens (1577-1640) en Antoon van Dyck (1599-1641) en was hevig onder de indruk van wat hij zag. Beide heren waren meesters in het extreem realistisch weergeven van details en wisten drama en diepte in hun werk te brengen door de licht-/donkereffecten sterker af te beelden dan dat ze in werkelijkheid waren (clair-obscur techniek). Teruggekomen in Haarlem ging Frans direct aan de slag om een eigen manier te ontwikkelen om diepte in zijn werken aan te brengen.
Techniek en stijl
Frans' schilderstijl was van nature erg los en men ging er dan ook lange tijd van uit dat hij zijn schilderijen uit de losse pols op het doek zette. Pas later bleek, na röntgenonderzoek, dat Frans bij het merendeel van zijn schilderijen toch eerst een voorstudie met houtskool had gemaakt. Naast een losse schilderstijl beheerste Frans ook diverse technieken en de manier waarop hij zijn onderwerpen op het doek weergaf was ronduit opvallend. Waar de meeste schilders streefden naar vloeiende lijnen schilderde Frans grote gekleurde vlakken die hij vervolgens opvulde met lijnen, stippen en vlekken. Pas van een afstand vloeide het geheel over tot een passend en gedetailleerd schilderij. Ook voor het afwerken van zijn schilderijen had Frans zijn geheel eigen manier. Waar de meeste schilders hun doeken zo glad mogelijk afwerkten maakte Frans juist gebruik van verschillende dikke lagen verf om meer diepte in zijn werk te brengen. Een techniek waarvoor hij veel lof ontving van zijn collega's.
Genres
Frans had een grote voorliefde voor het schilderen van portretten en genrestukken; schilderijen die een voorstelling uit het alledaagse leven of de alledaagse omgeving weergaven. En veel van zijn werken waren van beide een beetje: Het schilderij Malle Babbe was een portret maar gaf ook een voorstelling weer uit de alledaagse omgeving van Frans. Op het gebied van portretten schilderde Frans zowel individuele- als groepsportretten en dan met name schuttersstukken en pendanten. De schuttersstukken waren vaak grote doeken waar alle leden van de plaatselijke schutterij op stonden afgebeeld en de pendanten waren tweeluiken; twee afzonderlijke schilderijen die samen één geheel vormden. Frans werd al spoedig een veel gevraagd schilder onder de Haarlemse elite en lange tijd was het schilderen van portretten zijn broodwinning. Bij zijn genrestukken viel vooral de levendigheid van zijn werken op en in plaats van de elite was hier de hoofdrol weggelegd voor de gewone burger.
Leerlingen
Om naast de verkoop van zijn eigen doeken nog een extra bron van inkomsten te hebben nam Frans ook diverse leerlingen aan. Over de leerlingen die bij Frans in de leer zijn geweest bestond nogal wat onduidelijkheid maar veelgenoemde namen zijn; Adriaen Brouwer (1605-1638), Dirck van Delen (1604 of 1605 - 1671) en Laurens van der Vinne (1658-1729). Van Pieter Gerritsz. van Roerstraeten (1630-1700) werd met zekerheid vastgesteld dat hij in de leer was bij Frans aangezien deze met één van Frans' dochters trouwde. Pieter bleef na zijn leerperiode nog vijf jaar bij zijn schoonvader in het atelier werken en vond het toen tijd om op eigen benen te gaan staan. Hij opende eerst een atelier in Amsterdam en vertrok later met zijn gezin naar Londen. Een andere opvallende leerling van Frans was Judith Leyster (1609-1660). In de eerste plaats viel ze op om het simpele feit dat ze een vrouw was en in de tweede plaats omdat ze haar oude leermeester aanklaagde. Judith was van mening dat Frans een leerling van haar had overgenomen, iets wat tegen de regels van het gilde was, maar Frans was zich op zijn beurt van geen kwaad bewust. Uiteindelijk werd de zaak tussen het tweetal geschikt maar details omtrent de schikking werden niet bekend gemaakt.