Schrijvers 20e eeuw, Anton Koolhaas: dierenverhalen & romans
Anton Koolhaas (1912-1992) schreef een groot aantal dierenverhalen. De dieren in zijn verhalen vertonen gedrag dat in overeenstemming is met hun biologische soort. Hun gedrag werd door Koolhaas uitvoerig bestudeerd. De dieren in zijn verhalen kenden wel menselijke emoties en overwegingen. Ze zijn bijvoorbeeld ijdel of hulpvaardig, of ze voelen zich verheven boven andere dieren. Door het taalgebruik van de dieren, hun namen en de wijze waarop Koolhaas hun gedrag beschrijft, hebben de vaak tragische dierenverhalen ook nog iets komisch. In de romans van Koolhaas ontbreekt het komische. Het geluk van de hoofdpersonen komt telkens vroegtijdig tot een einde.
Eerste publicaties van Antoon Koolhaas
Anton Koolhaas schreef als jongetje van zeven jaar zijn eerste toneelstuk. In de jaren dertig was hij regisseur van diverse moderne toneelstukken.
Zijn eerste dierenverhalen werden gepubliceerd in de NRC. Twintig jaar nadat de eerste dierenverhalen in de NRC waren gepubliceerd verscheen in 1956
Poging tot instinct, zijn eerste bundel met dierenverhalen. Tot 1961 verscheen er jaarlijks een bundel met dierenverhalen. Ook na 1961 verschenen er nog nieuwe bundels. Bovendien schreef Koolhaas na 1961 aantal romans.
In 1939 verscheen de door Leo Vroman getekende strip
Stiener en Stelman. De tekst van deze literaire strip werd geschreven door Anton Koolhaas. In deze literaire strip spelen fabeldieren als de de hoedna's en de goendroens een rol. Deze fabeldieren spelen later een rol in zijn romans
Vanwege een tere huid (1973) en
De laatste Goendroen (1977).
Bijzondere dierenverhalen
Koolhaas stelt zijn dieren in zijn verhalen niet voor als mensen. Zijn dierenverhalen hebben geen moraliserende bedoeling, zoals de fabels. Ook zijn het geen satires (spot- of hekeldichten), zoals
Van den vos Reinaerde.
Koolhaas observeerde de dieren scherp. Om zijn personages, waartoe krokodillen, eenden, muizen, spinnen, en zelfs een teek en een tor behoren, beter te leren kennen, bleef hij graag een nacht op. De waargenomen bijzonderheden van hun gedragingen legde hij nauwkeurig vast in zijn dierenverhalen. De dieren in zijn dierenverhalen gedragen zich overeenkomstig hun biologische eigenschappen, en ze spreken hun eigen taal. Zijn dieren kunnen wel menselijke eigenschappen hebben, zoals ijdelheid, domheid, hulpvaardigheid en dienstbaarheid. Ondanks het feit dat zijn dieren emoties en overwegingen gelijk aan die van mensen kunnen hebben, en er vaak een dier is dat boven de anderen uitstijgt omdat het beseft dat er meer is in het leven dan eten en drinken, blijven hun gedragingen over het algemeen dierlijk. Koolhaas is erin geslaagd om het menselijke en het dierlijke op een harmonieuze en natuurlijke wijze samen te voegen.
De dierenverhalen hebben vaak een ernstige en soms zelfs tragische inhoud. Toch zijn veel verhalen ook komisch door de wijze waarop dieren en hun bezigheden worden beschreven, en soms vanwege hun taalgebruik en namen.
De dierenverhalen van Anton Koolhaas
Na zijn eerste bundel met dierenverhalen
Poging tot instinct (1956) werden er nog dierenverhalen verzameld in de bundels
Vergeet niet de leeuwen te aaien (1957),
Er zit een spek in de val (1958),
Dikke witte (1959),
Een gat in het plafond(1960),
Weg met de vlinders (1961),
Vleugels voor een rat (1967) en
Liefdes tredmolen (1975).
Na 1961 verscheen er niet meer jaarlijks een bundel met dierenverhalen. Koolhaas heeft na 1961 vooral romans geschreven.
Vergeet de leeuwen niet te aaien
In
Vergeet de leeuwen niet te aaien, uit de gelijknamige bundel uit 1957, wordt door twee leeuwen onderzocht of men eigenlijk wel weet dat zij de koningen der dieren zijn. Een hyena weet de vraag 'weet je wie ik ben' van de grootste leeuw niet te beantwoorden. De woedende leeuw slaat hem met een slag dood. De op de dode hyena levende vlo
Lyrus neemt de taak op zich om de boodschap dat de leeuw de koning der dieren is te verspreiden. In Nederland aangekomen sticht hij een soort dierengodsdienst. De leeuw, die nog nooit door een Nederlands beest is gezien, wordt aanbeden.
Lyrus keert terug maar Afrika, waar hij weer op een hyena terechtkomt, in de buurt van de leeuwen uit het begin van het verhaal. Ook de hyena
Kroeiwaai weet het antwoord niet. Ook hij wordt door een van de leeuwen gedood. De slag met zijn achterpoot doet de vlo
Lyrus op de grond belanden. Hij kruipt helemaal bovenin een grashalm en kijkt uit over de wildernis, zo ver als hij kan kijken.
Gekke Witte
In het dierenverhaal
Gekke Witte, uit de gelijknamige bundel uit 1959, hebben witte muizen een psychisch gestoorde muis uit hun glazen kom met zaagsel, tredmolens en loopbruggetjes weggejaagd. Hij komt terecht in een kelder met alleen maar grijze muizen. In doodsangst klampt hij zich vast aan het plafond. De grijze muizen denken dat de langs het plafond lopende muis een spion is, en dat duizenden op de loer liggende witte muizen de ondergang van de grijze muizen willen bewerkstelligen. Later begint de grijze muis
Kruuk, die de witte muis voor het eerst gezien had, de witte muis te bewonderen. Tenslotte valt de witte muis. Hij ligt dood op de grond.
Kruuk trekt zich vol weemoed terug uit het gezelschap van de grijze muizen. Liggend in een papiermand voelt hij zich 'willoos en verheven' boven de snippers.
De romans van Anton Koolhaas
In zijn latere romans spelen dieren nog wel een rol, maar nemen mensen de voornaamste posities in. Het tragische lot heeft in zijn romans het overwicht. Er is, in tegenstelling tot zijn dierenverhalen, geen plaats meer voor het komische. Het menselijke geluk komt in zijn romans altijd vroegtijdig tot een einde. De tragische afloop van zijn romans is onafwendbaar.
De hond in het lege huis
In
De hond in het lege huis (1964) sluit een echtpaar, dat al jaren de vakanties doorbrengt op hetzelfde eiland, vriendschap met een straathond. De vrouw verdrinkt in zee. Ontredderd keert de man naar Nederland terug. Dan realiseert hij zich dat de hond nog zit opgesloten in hun vakantiehuisje op het eiland.
De geluiden van de eerste dag
In
De geluiden van de eerste dag (1975) zorgt de in een dorp wonende boerin
Mirabelle voor haar oude, demente tante. Haar oude ezel
Brada scharrelt meestal in gedachten verzonken op het erf rond. Als de ezel langs een notenboom schurkt, valt een zevenslaper (knaagdier) naar beneden. Hij komt met zijn kop op een paal terecht en sterft. Met zijn dood is de rust in het dorp verbroken. Een trap van de ezel maakt
Mirabelle kreupel. Ze krijgt een dochter van de zestien jaar jongere
Jean. Later beseft ze dat ze
Jean vrij moet laten om hem met een meisje van zijn eigen leeftijd te laten trouwen. Als
[Mirabelle sterft lijkt de rust in het dorp weer terug te keren.
Tot waar zal ik je brengen
In de roman
Tot waar zal ik je brengen (1976) blijkt dat de villa aan de Franse kust, waar het echtpaar
Luc en
Jacqueline hadden willen doorbrengen, helemaal leeg te zijn.
Luc vindt een slaapplaats in een hotel. Zijn vrouw
Jacqueline vindt onderdak bij de familie Boret. Een vloedgolf vernielt hun huis.
Jacqueline verdrinkt. Haar lijk wordt nooit gevonden.
Luc, die zich op het nippertje heeft weten te reden, keert naar huis terug. Hij neemt de opvoeding van de kinderen op zich. Het wordt hem steeds meer duidelijk dat hij eigenlijk niet goed weet wie zijn vrouw was. Veel uit haar leven is hem onbekend gebleven.
Toneel en film
Koolhaas was als recensent betrokken bij het Nederlandse toneel. Ook schreef hij de toneelstukken
Niet doen Sneeuwwitje (1966) en
Noach (1970). Het schrijven van toneelstukken had ook invloed op zijn romans. Die hebben niet zelden de structuur van een klassiek drama.
Als docent en directeur van de Nederlandse Filmacademie was hij betrokken bij de Nederlandse film. Hij schreef het scenario voor
Haanstra's film
Alleman (1963). Samen met Bert Haanstra werkte hij aan de film
Dokter Pulder zaait papavers uit 1975. De film is gebaseerd op de door Koolhaas geschreven roman
De nagel achter het behang (1972). Zijn roman
Een pak slaag uit 1963 werd in 1979 door Bert Haanstra verfilmd.
Lees verder