De Vikingen en de Vikingtochten
De Vikingen waren een aantal eeuwen geleden een berucht volk vanwege de plunderingen die zij uitvoerden. Ze kwamen uit Scandinavië en voeren naar verschillende andere Europese landen om daar grond te verkrijgen. De Vikingen die in Scandinavië leefden, verbouwden verschillende gewassen, ze jaagden en hielden dieren. Van hout maakten ze hun snelle en gevreesde schepen, drakars genoemd.
De Noormannen of Vikingen
Al voor de middeleeuwen woonden in Noorwegen, Zweden en Denemarken (Scandinavië) de Noormannen. Ze leefden daar al eeuwen, maar vanaf het eind van de achtste eeuw werden de Noormannen een bekender, of beruchter, volk in Europa. Een bekende benaming voor de Noormannen is de Vikingen. Hoewel met de Vikingen strikt genomen alleen de Noormannen worden bedoeld die met hun schepen naar andere landen voeren om grondgebied te veroveren, wordt deze naam over het algemeen voor alle Noormannen gebruikt. Zij worden vaak weer onderscheiden in de Deense Vikingen, de Noorse Vikingen en de Zweedse Vikingen die op hun beurt weer uit verschillende stammen bestonden.
De Vikingtochten
Na een paar rustige eeuwen waarin de Vikingen handelden met andere volkeren, veranderde het beeld van dit volk. In de achtste en negende eeuw groeide de bevolking in de Vikinglanden. Beschikbare grond werd schaarser. Daarnaast erfde binnen een familie de oudste zoon alle grond van de vader waardoor hij een bestaan op kon bouwen. De overige zonen moesten op zoek naar aan andere manier van bestaan. Hierdoor begonnen de Vikingen steeds meer uit te varen, op zoek naar nieuw grondgebied.
De Deense Vikingen reisden vooral langs de Noordzee richting het zuiden, de Noren trokken naar gebieden ten noorden van Groot-Brittannië en de Zweden gingen naar het oosten. Aan het eind van de achtste eeuw vonden de eerste aanvallen van Vikingen plaats, in eerste instantie in Engeland, daarna in Ierland. Aangekomen bij de kust van een ander land, plunderden zij dorpen en steden, ze maakten slaven en ze veroverden nieuw grondgebied. In 834 waren ze ook in Nederland aangekomen en plunderden Dorestad (nu Wijk bij Duurstede). De Vikingen maakten grote indruk op de volkeren in andere gebieden. Hun reputatie snelde ze soms vooruit waardoor ze een gevreesd volk werden. In 865 vestigden Deense Vikingen zich in Engeland, waar ze een jaar later Jorvik (nu York) innamen. Al daarvoor hadden ze Dublin in Ierland gesticht. De Zweedse Vikingen stichtten Novgorod in Rusland en Kiev in Oekraïne. Aan het begin van de tiende eeuw werd Frankrijk aangevallen door Deense Vikingen. Daar werden ze in 911 door de Fransen afgekocht met een stuk land, Normandië.
Naast plunderende zeevaarders waren de Vikingen ook ontdekkingsreizigers. Ze kwamen in de tweede helft van de negende eeuw op IJsland aan en stichtten daar een kolonie. Vanuit IJsland voer Erik de Rode met zijn mannen naar Groenland, om ook daar te gaan wonen. De Vikingen reisden zelfs naar Noord-Amerika. Leif Eriksson, de zoon van Erik de Rode, was degene die hier rond het jaar 1000 met zijn manschappen aankwam. Ze vestigden zich hier echter niet. Ook Constantinopel (nu Istanbul) werd bereikt om daar handel te drijven.
Toch hadden de Vikingen niet alleen maar succes. In de tweede helft van de negende eeuw behaalde de Engelse koning met zijn leger een overwinning op de Vikingen. Daarop werd Engeland verdeeld tussen de Vikingen en de Engelse bevolking. Aan het begin van de elfde eeuw versloegen de Ieren de Vikingen, waarna de invloed van de Vikingen in Ierland ten einde kwam. In 1066 vielen de Vikingen Engeland nog eens aan met een grote groep, maar koning Harald en de Engelsen versloegen de Vikingen opnieuw.
Hoe leefden de Vikingen?
De Vikingen die in Scandinavië woonden, waren vaak boeren. Ze verbouwden onder meer tarwe, rogge, gerst en wortels en ze hielden dieren als koeien, schapen en pluimvee. Daarnaast visten en jaagden ze om in hun voedselbehoefte te voorzien. De boeren hielden vaak slaven om het werk voor hen te laten doen. Ook waren er handelaren die hun producten ruilden op grote markten of die met hun schepen naar andere gebieden voeren om daar handel te drijven.
De huizen waarin de Vikingen met hun gezinnen woonden, waren vaak gemaakt van hout. Andere huizen werden gebouwd van steen of van plaggen. Ook de schepen werden gemaakt van hout. Het type schip dat erg bekend werd en waarmee de Vikingen vaak naar andere gebieden voeren om daar tot de aanval over te gaan, is de drakar. In eerste instantie waren deze schepen gemaakt om door de smalle fjorden in Scandinavië te varen. De schepen hadden weinig diepgang en konden daardoor gemakkelijk door ondiepe en smalle gebieden varen. Dit bleek erg handig te zijn bij de tochten die de Vikingen overal heen voerden. Ze waren snel en konden ver komen met hun schepen. Vaak werden deze drakars versierd met houtsnijwerk in de vorm van draken.
De Vikingen geloofden in verschillende goden. De belangrijkste, ofwel de oppergod, was Odin. Andere bekende goden waren Thor en Freya. Langzaam werden de Vikingen door andere volkeren echter bekeerd tot het christendom. In 960 bijvoorbeeld werd de koning van Denemarken christelijk en in 1030 bekeerde de koning van Noorwegen zich tot het christendom. Het volk moest hun leiders hierin volgen. De Zweden bekeerden zich in de twaalfde eeuw uiteindelijk ook tot het christendom.
Het einde van de Vikingtochten
Laat in de achtste eeuw en vooral in de negende eeuw voeren de Vikingen uit naar allerlei andere landen, om te plunderen, nieuw gebied te veroveren, slaven te maken of soms alleen om te handelen. In de tiende eeuw werd het aantal Vikingaanvallen steeds minder. De Vikingen hadden zich op sommige plekken definitief gevestigd, op andere plekken waren ze weer vertrokken. Daar waar ze zich gevestigd hadden, begonnen ze zich te mengen met de oorspronkelijke bevolking. De Vikingtochten waren dus niet meer nodig en kwamen ten slotte helemaal tot een einde.