Het Mogolrijk in Azië
In wat ongeveer het huidige India is werd in de 16e eeuw een rijk gesticht dat een kleine twee eeuwen zou bestaan: het Mogolrijk. Het werd bestuurd door verschillende leiders of grootmogols, die allemaal verschillende ideeën hadden over het besturen van hun rijk. Eén van de bekendste gebouwen van India werd ook in deze periode gebouwd: de Taj Mahal.
Babur
Het Mogolrijk begint bij Babur, wiens eigenlijke naam Ẓahīr-ud-dīn Mohammed was. Babur werd in 1483 geboren in wat nu Oezbekistan is. Hij was familie van zowel Dzjengis Khan, een grote leider van het enorme Mongoolse rijk dat in de 13e eeuw bloeide, als Tamerlan (ook wel Timoer Lenk genoemd), een andere belangrijke Turks-Mongoolse leider. Toen Babur 12 jaar oud was, overleed zijn vader. Er bestond rivaliteit tussen Babur en zijn familieleden, maar Babur toonde zich al snel een goede aanvoerder aan zijn volgelingen. Hij wilde graag de stad Samarkand veroveren, die een eeuw eerder tot hoofdstad van het rijk van Tamerlan was gemaakt. Babur was nog maar 15 toen hij Samarkand voor de eerste keer wist in te nemen. Een aantal jaar (en verschillende veroveringen en verliezen) later, besloot hij naar India te trekken, waar de Lodi dynastie heerste. In 1526 werd hier het leger van de sultan van Delhi in de slag van Panipat verslagen. Ibrahim Lodi stierf in de slag, waarmee de Lodi dynastie ten einde kwam en de heerschappij van de Mogoldynastie in Noord-India begon. Enkele jaren later, in 1531, stierf Babur.
Humayun
Baburs oudste zoon Humayun volgde hem op en werd de nieuwe grootmogol. Er ontstonden opstanden, onder andere onder leiding van Sher Shah Suri van de Indiase deelstaat Bihar. In 1540 werd Humayun verdreven uit India, om uiteindelijk als banneling in Perzië te eindigen. Twaalf jaar later wist hij het gebied echter te heroveren.
De bloeitijd van het Mogolrijk onder Akbar
In 1556 werd Humayun opgevolgd door zijn zoon Akbar. Hij was nog maar 13 jaar en had daarom tot 1560 een regent, Bairam Khan. Akbar breidde het Mogolrijk in de daaropvolgende jaren behoorlijk uit door een aantal hindoeïstische koninkrijken te verslaan. Al in 1556 wisten Akbar en Bairam Khan de tweede veldslag van Panipat te winnen. Eén van de andere veroveringen vond plaats in 1575, toen Bengalen (de Indiase staat West-Bengalen en Bangladesh) onder heerschappij van de mogols kwam. In zijn oorlogen zette Akbar onder meer olifanten in om vijandelijk gebied te veroveren. Hierdoor en door diplomatie kwam bijna het volledige Indiase subcontinent boven de Godavari-rivier in bezit van Akbar en het Mogolrijk.
Akbar voerde een centraal systeem van belastingen in om zijn rijk goed te kunnen besturen. Ook arrangeerde hij huwelijken met bepaalde personen uit veroverde gebieden om zo iedereen tevreden te houden. Verder was hij tolerant op het gebied van godsdienst. Akbar was een islamiet, maar nodigde bijvoorbeeld hindoeïstische, joodse en christelijke geleerden uit aan zijn hof in Fatehpur Sikri en stond toe dat er gebouwen voor verschillende religies werden gebouwd. Verder hield hij van kunst, cultuur en literatuur en bezochten allerlei mensen die zich hiermee bezighielden zijn hoven in Fatehpur Sikri, Agra en Delhi (alle drie in het noorden van het rijk gelegen). In 1605 stierf Akbar.
Jahangir
Akbar werd opgevolgd door zijn zoon Jahangir (hiervoor bekend als prins Salim). Net als zijn vader stimuleerde hij kunst en cultuur, waar hij zelf groot liefhebber van was. Hij borduurde voort op de samenleving die zijn vader had opgezet en veranderde hier weinig aan. Jahangir was een strengere moslim dan zijn vader, maar bleef op het gebied van godsdienst wel tolerant. Hij raakte echter verslaafd aan alcohol en opium en later in zijn leven raakte hij steeds gemakkelijker te beïnvloeden. Zijn vrouw Nur Jahan werd in deze periode steeds belangrijker bij het besturen van het rijk, wat niet iedereen een positieve ontwikkeling vond. In 1627 stierf Jahangir.
Shah Jahan
Toen in 1627 Jahangir stierf, volgde zijn derde zoon Shah Jahan (eerder bekend onder de naam prins Khurram) hem na een strijd om de troon met zijn broer Sharyar op. Shah Jahan wilde net als zijn grootvader het rijk verder uitbreiden. Hij was dan ook de favoriete kleinzoon van Akbar. Het Mogolrijk groeide doordat Shah Jahan met zijn leger en zijn zoons verschillende gebieden wist te onderwerpen. Zo versloeg hij in 1636 het sultanaat Ahmednagar, gelegen in Centraal-India.
Shah Jahan was een devoot moslim. In tegenstelling tot zijn vader en grootvader was hij niet tolerant tegenover andere religies. Zo werden er bijvoorbeeld Hindoeïstische tempels gesloopt en mochten er geen kerken gebouwd worden. Toen hij ouder werd, werd hij wel wat toleranter op dit gebied. Net als Jahangir en Akbar was ook Shah Jahan liefhebber van kunst en architectuur. Hij liet verschillende indrukwekkende gebouwen neerzetten, waarvan de bekendste de Taj Mahal is. In 1631 overleed de tweede en favoriete vrouw van Shah Jahan, Mumtaz Mahal. Zij stierf bij de geboorte van hun veertiende kind. Ter nagedachtenis aan Mumtaz Mahal liet Shah Jahan een mausoleum bouwen, de Taj Mahal. De bouw hiervan begon in 1631 en duurde tot 1648. Er werkten zo’n 20.000 arbeiders aan mee. Mumtaz Mahal werd in 1643 in het midden van het mausoleum gelegd, Shah Jahan werd hier 25 jaar later bijgezet.
Aurangzeb en het verval van het Mogolrijk
In 1657 werd Shah Jahan ziek. Er ontstond een strijd tussen verschillende van zijn zoons over de troonopvolging. De derde zoon, Aurangzeb, versloeg zijn broer Shah Shuja en vermoorde zijn andere broer Dara Shikoh, waarna hij in 1658 de nieuwe grootmogol werd. Zijn vader nam hij gevangen in het Rode Fort te Agra, waar deze zijn laatste jaren doorbracht. Aurangzeb breidde het Mogolrijk uit tot zijn grootste omvang. Hij creëerde een zeer groot leger en tijdens zijn heerschappij verkeerde het rijk bijna constant in oorlog. Zo trok hij naar de Deccan (ook wel Hoogland van Dekan), een hoogland op het Indiase schiereiland, waar hij in 1686 het sultanaat Bijapur onderwierp en in 1687 het sultanaat Golkonda. Het lukte hem echter niet om hier ook het gebied van de Maratha’s te veroveren.
Aurangzeb was net als zijn vader in vroegere jaren streng islamitisch en liet hindoeïstische tempels vernietigen. Ook liet hij niet-moslims hogere belastingen betalen dan moslims, iets wat Akbar juist afgeschaft had. Ondanks de uitbreiding (of misschien juist hierdoor), ging het slechter met het rijk. Het centrale bestuur raakte langzaam in verval en het constante oorlog voeren kostte bakken met geld. Toen Aurangzeb in 1707 op 89-jarige leeftijd overleed, werd hij opgevolgd door zijn zoon Bahadur Shah I. Deze toonde zich geen goed leider en de Maratha’s probeerden de Mogols te onderwerpen. In de daaropvolgende jaren viel het Mogolrijk snel uiteen.