China in oude tijden
De oudste geloofsovertuigingen in China hadden als kenmerk het aanbidden van natuurkrachten. Eerst later kwamen de berggoden in zwang. De Chinese moraal bestond uit drie pijlers - eerbied (siau), betrouwbaarheid (sin) en menselijkheid (zjin). Daarbij werd het bij zijn cultuurbehoud nog geholpen door zijn besloten ligging. Aarden wallen zorgden dan nog voor een verdere bescherming tegen vreemde invloeden. De staat China kon door zijn massale bevolking instromende nomaden, die door zijn beschermende grenzen heen wisten te breken, gemakkelijk in zich opnemen zonder dat er getoornd werd aan de eigen waarden. De Chinese meditatie was gericht op beheersing van de Qi (oergeest).
Algemeen
Ingevolge de mythe kwam Nü Wa in 2952 v.Chr. als eerste van de drie Verhevenen in China aan de macht. Zij werd opgevolgd door de keizer Shennong, de goddelijke landbouwer, die daarnaast ook een kruidendokter was. Daarna kwam Suiren aan de macht. Vervolgens brak de periode van de vijf oer-keizers (Wu Di) aan, waarvan Huang Di 2698-2597 v.Chr. de eerste keizer was. Deze vijf keizers werden gekoppeld aan één van de vijf elementen en zouden aan de macht zijn geweest tot aan 2205 v.Chr.
De oude Chinezen kenden geen scheppende macht met zijn macht en zijn willekeur. Derhalve bestonden geen scheppingsmythen. Goden en demonen waren onderworpen aan dezelfde wetmatigheid (tau) als bijvoorbeeld de seizoenen. De Chinezen in het begin van de oudheid geloofden dan ook dat mens en dier niet van elkaar te scheiden waren. De draak is bij hen het meest complexe fabeldier en wordt in verband gebracht met water, dat zorgt voor de vernieuwing van de natuur. Tevens werd de slang met zijn vernieuwend aspect van afwerpen van de huid een symbool voor vruchtbare vegetatie. Ook geloofden de Chinezen in Xian (Hsien), dat waren onsterfelijke wezens. Deze werden echter niet beschouwd als zijnde goden, maar ze konden wel naar believen van gedaanten veranderen.
Het ontstaan van culturen in China
Minimaal in 6500 v.Chr. ontwikkelden zich in de vallei van de Huang-He (gele rivier) vroeg-neolitische culturen. De eerste handgevormde rode en zwarte potten (Chishan- en Peiligang cultuur) dateren uit 5200 v.Chr. Van oudsher heeft men jade gebruikt voor rituele doeleinden, eerst in de 5de eeuw v.Chr. werden er sieraden van gemaakt. De oudste gebruiksvoorwerpen dateren uit 5000 v.Chr. (Hemudu-cultuur) in de vorm van pijl- en speerpunten, hangers en bijlen. Uit de periode 4500 v.Chr. dateert het zeven km. ten oosten van Xi`an gelegen dorp Banpo, dat beschermd werd door een zes meter brede en zes meter diepe gracht. De Yangshao en Longshan cultuur (4500-1800 v.Chr.) in centraal en in oost China ontwikkelden nieuwe typen aan potten, die men veel later ook aantreft bij de bronzen potten. Deze gedecoreerde potten nemen de plaats in wat in buitenlandse culturen godenbeelden waren. De potten werden middels een drievoet geschikt gemaakt voor het koken boven een vuur.
In het derde millennium v.Chr. was er reeds een zijderupscultuur. In de 22e eeuw v.Chr., in de tijd van de legendarische koningen Yao en Shun die zouden afstammen van de god Di, ontstond in de vlakte van de gele rivier een gouden tijdperk. Daarbij werd in 1989 v.Chr. door Yu als laatste wijze koning de half-legendarische Xia-dynastie gesticht. Met betrekking tot de hierna genoemde tijdvakken van de dynastieën in China worden de uit 300 v.Chr. stammende Bamboe-annalen (Zhushu Jinian) aangehouden.
Xia-dynastie van 1989-1558 v.Chr
Met behulp van klei en hout werden in deze periode de eerste paleizen gebouwd en konden steden zich vormen. Aan het hoofd van de regering stond een koning (wang) en er zouden 17 koningen de scepter gezwaaid hebben, waarvan de eerste acht regeerden vanuit de hoofdstad Bo. Deze dynastie had de macht in het centrale deel van Henan en het zuidwesten van Shanxi, zulks werd bevestigd door vondsten in deze provincies in de steden Erlitou en Gaocheng. Daarbij werden de oudste (gekraste) schrifttekens van geheel China gevonden. Deze koning Yu, die regeerde van 1989-1979 v.Chr., was vooral bekend door het laten graven van drainagekanalen in het stroomgebied van de gele rivier. Overigens was omstreeks 2100 v.Chr. wellicht door een enorme klimaatsverandering de bewonersaantallen in het noorden van China drastisch teruggelopen. Yie de laatste heerser van deze dynastie was zo hardvochtig, dat zijn naam synoniem werd voor het woord wreed. Opgemerkt dient te worden dat in China de laatste heerser van een dynastie per definitie slecht was, opdat omverwerping dan een legitieme basis kreeg.
Shang-dynastie van 1558-1027 v.Chr
In 1558 v.Chr. kreeg het uit Noord-Iran afkomstige strijdlustige nomadische volk Shang (Sjang) de macht over een kleine staat in de toen bosrijke vallei van de Huang He (gele rivier). Deze staat omvatte het westen van Shandong, het zuiden van Hebei, het westen van Henan en het noorden van Anhui. Hun eerste hoofdstad Zhengzhou (Au) was dan ook gelegen in het centrale deel van het stroomgebied van deze rivier. Door ingekerfde teksten op beenderen kennen we de namen van de 28 koningen van deze dynastie. De Shang kenden een voorouderverering en aanbaden daarnaast allerlei goden waaronder hun oorlogsgod Di, naar hun tot goden verheven voorouders. Hun koning was naast legeraanvoerder tevens opperpriester en mensenoffers waren in deze dynastie die zou duren tot 1027 v.Chr. niet ongewoon. Een belangrijke rol was in deze min of meer patriarchale cultuur weggelegd voor de priesters-schrijvers (shi) die belast waren met de offerrituelen. Daarbij maakte men gebruik van zeer kunstzinnige bronzen potten en vaten. Gelijk de situatie in 2100 v.Chr. veranderde omstreeks 1300 v.Chr. het klimaat drastisch, de temperatuur steeg en de regenval verminderde. In deze periode stichtten de Shang ook hun nieuwe - en tevens laatste - hoofdstad Xianyang. Een kleine eeuw later werden ook de voor het eerst in 2000 v.Chr. in Kazachstan ontworpen strijdwagens in China geïntroduceerd.
Krijgshandelingen in het Zhou (Tsjow)-tijdperk
Westelijke Zhou-periode 1027-770 v.Chr
Koning Wu van de Westelijke Zhou-dynastie uit de Wéi-vallei behaalde in 1027 v.Chr., ook genoemd in dit kader wordt 1122 v.Chr., de overwinning op de laatste Shang-vorst Zhou Xin in de slag bij Muye. De eerste hoofdstad was het in het dal van de Wéi gelegen Hao nabij het huidige Xi' An. Deze stad zou dit blijven tot 770 v.Chr., toen de stad tijdens het bewind van koning Yu werd overlopen door de barbaren van de Quan Rang. Daarmede kwam er een einde aan de westelijke Zhou (streek) dynastie. Daarna werd de staat Qi gedurende enige eeuwen de machtigste staat in China. Wu was een aanhanger van een feodaal stelsel en deswege verdeelde hij het gebied van het voormalige Shang-rijk over familieleden en onder zijn aanhangers.
Het begin van een federale staat
Door het opnieuw inrichten van het koninkrijk ontstond uiteindelijk een federatie van 148 kleine prinsdommen. Daarbij werd zelfs de Shang-familie een leen toebedeeld. Dit leen kwam vier jaar na de dood van Wu in opstand, die door de broer van Wu, zijnde Zhou-Tan werd neergeslagen, waarna de bevolking werd gedeporteerd. De leenstaten (guo) werden geregeerd door een gong (hertog) hou (vorst) of bo (markgraaf), waarbij deze leenmannen verplicht waren de koning bij te staan in geval van oorlog. Tevens dienden ze belasting af te dragen. Het agrarisch potentieel van de vlakte werd in deze dynastie ten volle benut, waarbij 1/9 deel van de opbrengst van leengoederen bestemd was voor de lokale prins. Met betrekking tot de leenstaten was vorst Xiongque van Chu, die aan de macht was van 822-800 v.Chr., de eerste die voor zijn zoon de koningstitel opeiste.
Oostelijke Zhou-periode 770-249 v.Chr
In deze periode was de functie van de Zhou-vorst veeleer die van een priester geworden, die de verantwoording droeg voor de offers. De hemel werd gepromoveerd tot opperste godheid, terwijl de koning (wang) in de rol van zoon van de hemel (tianzi) optrad als bemiddelaar tussen hemel, aarde en mensheid. De latere befaamde Chinese Muur, vond zijn oorsprong in de muur die het zuidelijk koninkrijk Chu in 656 v.Chr. bouwde om invallen van de Qi te voorkomen. Nog in 651 v.Chr. erkenden onder meer de staten Song, Lu, Wei, Zheng Xu en Zao het gezag van de koning van de Zhou. Mensenoffers werden verboden en orakels raakten buiten gebruik, daarbij bleef de voorouderverering volledig intact. Doordat de macht van de koning verminderde, nam de macht van de leenstaten navenant toe en het eunuchensysteem gaat van start in 535 v.Chr.
Er ontstond een nieuwe klasse van handelslieden, die enorme handelsimperia oprichtten. In dit machtsvacuüm gingen de leenstaten elkander meer en meer beoorlogen met als gevolg dat uiteindelijk zeven grote rijken ontstonden. Al met al was het een periode van grote veranderingen, waarbij de prinsen van de grote staten niet langer belemmerd werden door ceremoniële beperkingen. Daarbij had de staat Wu aanvankelijk het voortouw, totdat in de tijd van de strijdende volken (473-221 v.Chr.) het de staat Yue was die in 473 v.Chr. de Wu overwon. Tenslotte splitste de staat Yin zich in 453 v.Chr. in Shanxi, Hebai en Henan. In deze Zhou-periode had China veel overlast van de westelijke nomaden van Midden-Azië (Xiongnu).
Economie en handel komen in de vijfde eeuw v.Chr. in een stroomversnelling
Ondanks de hierboven geschetste roerige periode kwamen de landbouw, handel en de kunst tot grote bloei en kwam er door de winning en productie van ijzer zelfs een sociale en technische revolutie tot stand. Het gieten van ijzer ontwikkelde zich in de vierde eeuw v.Chr., terwijl staal twee eeuwen later vervaardigd werd. Betere irrigatiesystemen brachten op de droge lössvlakten in Noord-China de productie van tarwe en gerst op een hoger niveau. Mede omdat er echt geld in omloop kwam, zorgde dit voor een enorme boost. De rol van de ruilhandel in natura kwam daarmede op een laag pitje te staan. De eerste zorg betrof het herstel van recht en orde en problemen van het landsbestuur werden aangepakt. In 250 v.Chr. werd er een dam geplaatst in Guanxian om de rivier Min Jiang te beheersen, waarbij overtollig water middels kanalen werd afgevoerd.
Qin-dynastie 249-206 v.Chr
Organisatie en structuur
De dictatoriale koning Qin Shi Huang Di, die al aan de macht was sedert 249 v.Chr., verenigde in 221 v.Chr. het gehele Chinese rijk. De vroegere staten werden aan de kant geschoven, waarbij deze koning het rijk nu in 36 prefecturen (junzi) verdeelde en deze weer in districten (xian). Naast de gebruikelijke aanstelling van familieleden om het rijk te besturen werden een minimale hoeveelheid aan ambtenaren benoemd. Deze bestuurslaag kon uitsluitend door de keizer worden ontslagen, terwijl de oude adel geheel buiten spel werd gezet en 120.000 leden van de adel van onderworpen koninkrijken verplicht werd te verhuizen naar de hoofdstad Qin en omgeving. Aldaar zou zich allengs een broeinest van intrige vormen.
Het eerste Chinese keizerschap
Met de aanvang van het eerste keizerschap onder de legatistische staat Qin kwam er een einde aan het oude feodale systeem. Deze periode kenmerkte zich verder door talloze renovaties. Onder keizer Qin Shi Huang Di 221-210 v.Chr. werd een begin gemaakt met het samenvoegen van aarden wallen tot één grote verdedigingsmuur. Kapitaalverwerving door handel werd mogelijk en naast een geünificeerd geldsysteem werd een standaard breedte van wielen op wagens ingevoerd. Tevens werd het zegelschrift gestandaardiseerd en het terracotta leger wordt voltooid en samen met de eerste keizer begraven. Chinese keizers werden altijd ter aarde besteld in lijkwaden van jade, dichtgenaaid met gouden draad en versierd met parels. Befaamd in de regio zijn ook de sinds de achtste eeuw v.Chr. bestaande heetwaterbronnen (Huaqing Chi) van 43 graden. Aan de noordgrens werden vanaf 214 v.Chr. reeds bestaande stukken aarden verdedigingsmuren door dwangarbeiders samengevoegd tot één grote muur en met een gordel van wachttorens ingebed in één grote muur. Grond werd koopbaar (in plaats van erfelijk), nieuwe wegen werden gebouwd en tradities fervent bestreden. Er kwam een doodstraf op het in bezit hebben van onder meer confucianistische geschriften en alle geschiedenisboeken, hetgeen in 213 v.Chr. uitmondde in een boekverbranding en in een vervolging van 460 geleerden.
Krijgshandelingen tijdens de Qin-dynastie
Qin Shi Huang Di viel met zijn leger in het zuiden het half-barbaarse Yue aan en stichtte er de vier nieuwe provincies Nanhai, Quilin, Xiang en Jiaozi. Bovendien deporteerde hij vanuit het noorden 500.000 mensen naar deze nieuw verworven gebieden. In het noorden van China bracht zijn generaal Meng Tian, die over een leger van 300.000 man beschikte, de nomaden zware slagen toe. Daarbij werden 44 nieuwe districten gevormd. Het op het oosten georiënteerde graf van deze keizer gelegen op 30 km ten oosten van de stad Xi'an, werd bewaakt door een levensgroot terracotta leger van 7.000 soldaten, 600 paarden en 130 strijdwagens. De buitengewone harde hand van regeren was er verantwoordelijk voor dat na de dood van deze energieke keizer in het jaar 210 v.Chr., er een massaal verzet op gang kwam.
Onderlinge strijd uitmondend in een wereldmacht
Bijna alle door de Qin verenigde staten werden voor even weer zelfstandig, waardoor er een opsplitsing van het keizerrijk tot stand kwam en de staat Qin in 206 v.Chr. een koninkrijk naast de andere nieuw gevormde rijken werd. Na Xiang Yu van de staat Chu te hebben overwonnen, herstelde in 202 v.Chr. Liu Bang van de staat Han de eenheid en nam onder de gebruikelijke naam Gao Zu de keizerstitel aan. Allereerst versloeg hij in een beslissende slag de Xiongnu bij de stad Datong. Daarna werd het leger tijdelijk ontbonden en soldaten werden door fiscale voordelen gestimuleerd boer te worden en behoefden daarbij 6-12 jaar geen belasting te voldoen. Daarmede kwam een ongekende bloei van economie, handel en kunst op gang en werd China een wereldmacht. Deze wereldmacht kon vooral ontstaan door het afschaffen van het feodale stelsel, waardoor er zich tevens een grote legermacht kon ontwikkelen onder een centraal bestuur. Een en ander maakte het mogelijk de leenstaten wederom te annexeren. In 111 v.Chr. werd het gebied rond Guangzhou (Canton) inclusief het noorden van Vietnam ondergeschikt gemaakt. Een jaar later werden de westelijke nomaden beslissend verslagen en in 108 v.Chr. moest Korea het onderspit delven. Vele wetten werden vervangen door meer de nadruk te leggen op de moraal en de levenswijsheid. Het verbod op boeken werd opgeheven.
Geestelijke stromingen
In de beginfase van de Oostelijke Zhou-periode vonden ingrijpende maatschappelijke veranderingen plaats, die hun neerslag zouden vinden in verschillende filosofische stromingen van deze tijd. Allerlei denkers en filosofen onderwezen in China de burgerij, daarbij hadden ze als symbool de bamboe, die zich elastisch en krachtig buigt, maar niet slaafs is. Het goddelijke principe van Yin en Yang werd in de vierde eeuw v.Chr. verder uitgebouwd. Deze denkers kunnen daarbij onder andere worden onderscheiden in:
Lao-tse
Deze oude meester leefde van 604-507 v.Chr. en was de grondlegger van het taoïsme in de zesde eeuw v.Chr. Dit stond een leven in harmonie met de tao (het goddelijke oerprincipe) en de natuur voor en berustte op de erkenning van de natuurlijke hiërarchie in de kosmos. Daarbij worden vijf elementen onderscheiden; water, hout, vuur, aarde en metaal. Een en ander is eerst in de derde eeuw v.Chr. vastgelegd in de Tao Te Jing één van de belangrijkste heilige boeken van China. Eerst later werd het taoïsme de staatsgodsdienst.
Confucius
Deze filosoof leefde van 551-479 v.Chr. en werd geboren in de staat Lu in de buurt van Qufu. Hij was van mening dat alleen de Li (oude tradities) het destructieve geweld van die tijd konden indammen. Volgens hem was het egoprincipe de bron van de heersende zelfzucht en wreedheid in die tijd. Zijn leer vormde, toen zijn regels werden vastgelegd in de derde eeuw v.Chr., de ethische basis voor de Chinese maatschappij. Er zou een ruim 2000 jarige strijd ontstaan tussen het confucianisme en het legalisme. In principe predikte hij geweldloosheid, desondanks vonden strafexpedities om de orde te handhaven tegen barbaren in zijn ogen genade. Een deugdzame heerser was in zijn ogen essentieel. Deze leer is niet zozeer religieus, doch kent daarentegen zeer vele rituelen.
Mozi
Deze filosoof uit de vijfde eeuw v.Chr. had een nog iets drastische zienswijze door alle geweld te veroordelen onder het motto dat oorlogsvoering funest was voor de armen, omdat ze alsmaar armer zouden worden bij oorlogsgeweld waarbij onder meer oogsten vernietigd werden. Zijn aanhangers hadden meer interesse in goed handelen, dan in goed zijn.
Zhuangzi
Deze kluizenaar 369-286 v.Chr. huldigde het principe van wu wei: het is beter niets te doen en actief te zijn door inactief te zijn.
N.B. ter aanvulling: het boeddhisme werd eerst in de eerste eeuw n.Chr. in China geïntroduceerd.
Het Chinese schrift
Gegevensoverdracht vond voordat het schrift was uitgevonden plaats middels kerfstokken, geknoopte koorden en willekeurige afbeeldingen. Daarbij had het kerven op stokken als het knopen voornamelijk betrekking op aantallen en niet zozeer op de aard van voorwerpen. Omstreeks 1500 v.Chr. vormden de Chinezen zo'n 2.500 lettertekens, waar ze nu over zo'n 56.000 symbolische tekens (karakters) beschikken. Het schrift bestaat derhalve niet uit klanktekens en kent verder zes klinkers, waarbij i-u-ü halfklinkers zijn. Menig karakter kan meerdere betekenissen hebben, doch veelal bestaat een woord uit twee of meer karakters.
De standaard spreektaal (Mandarijn) bestaat uit woorden van één lettergreep, waarbij vier verschillende toon-modulaties (accenten) de betekenis van een woord wijzigen. De tekens voor de toonhoogte staan daarbij altijd boven de klinker. In de uitspraak van de Pinjin wordt ao=au, c=ts, ch= tsj, e=eu, ian=i-en, q=tj, r=rh, sh=sj, u=oe, ua=wa, z=ds en zh=dsj. Enige begrippen zijn:
an=kleine tempel/vrede, ba=opperheer/8, bai=wit, bei=noordelijk, ben/hon=oorsprong, bú= niet/nee, chang=lang, cheng=stad, chi=vijver, ci=vooroudertempel, dong=oostelijk, fa=maatstaf, fo=boeddha, ge=gebouw, gong=paleis, guan/miao=taoïstische tempel, hai=zee, han=volk, he/jiang/shui=rivier, hong=rood, hu=meer, jie/lu=straat, jin=goud, junzi=heer, li=traditie, ling=graf, kong=mythisch dier, long=draak, men=poort, nan=zuidelijk, nihão=hallo, qiao=brug, san=3, shan=berg, shi=10, shu/zhou=streek, si=boeddhistische tempel, ta=pagode, tian=hemel, tsu=haven, wu wei=niets doen, yu wei=eigen inspanning, wu=5, xi=westelijk, yang=licht, yi=1, yin=schaduw, yuan=tuin en zu=voorvader.
Lees verder