De Vikingen: geloof en religie
Van oorsprong geloofden de Vikingen in veel goden en godinnen. De goden hadden allemaal hun eigen persoonlijkheid, net zoals mensen die hebben. Ze zagen de goden in grote lijnen zoals zij zichzelf zagen, vechtend tegen het kwaad en het duister. Welke goden en godinnen hadden de Vikingen? Had dit gevolgen voor hun visie op de dood en begraven? En welke rol had het christendom in hun leven en had dit invloed op het einde van het Vikingentijdperk?
Inhoudsopgave
De Vikingen zagen hun goden in grote lijnen zoals zij zichzelf zagen, vechtend tegen het kwaad en het duister. Ook geloofden ze dat zij en hun goden streden voor een verloren zaak, gedoemd tot mislukken. De verhalen die zij over goden en helden vertelden, gingen over dapperheid en avontuur. Dat was het voorbeeld dat de goden de mensen hadden gegeven. Het Walhalla, de hemel, waar het eeuwig eten en drinken was, was alleen weggelegd voor de dapperste krijgers. Sterven in de strijd, ver van huis, was voor de Vikingen geen angstaanjagend vooruitzicht. Via deze weg zouden ze zeker in het Walhalla terecht komen. Het was beter te sterven dan je over te geven.
Asgard
De goden woonden op een plek die
Asgard heette. Dit was een fort met in het midden een hele grote boom. Deze boom noemden ze de
Yggdrasil, de levensboom. De wortels van de boom reikten tot in de onderwereld. De takken strekten zich uit tot in de hemel. Alle rivieren op de wereld ontsprongen uit een bron onder aan deze boom.
De goden waren niet almachtig. Ze hadden goede en slechte kanten. De mensen hadden jegens een god plichten, maar ook rechten. Als een god je niet voldoende hielp, kon je je van hem afkeren. De Vikingen zagen de goden in bronnen, bomen, grote stenen en open wateren. Op open plaatsen in de open lucht, zoals een veld, een open plek in het bos of een bepaald punt in het landschap, zoals een groot rotsblok of een bron, kwamen de Vikingen samen om de goden te vereren of om iets te vragen. Ze hadden geen speciale gebouwen voor de verering van hun goden. Er werden offers gebracht van vruchten en dieren. Soms gebeurde het ook dat er een mensenoffer werd gebracht. Dit was het hoogste offer. De reden voor een samenkomst of offer kon verschillen, maar ze hadden ook vaste rituelen, zoals het Midwinterritueel. Eén keer in de negen jaar werden er grote feesten gevierd waar mensen en dieren geofferd werden. Het bloed werd aan de goden geofferd, waarna de dode lichamen in bomen werden opgehangen.
Goden boden hulp in het dagelijks leven. De Vikingen droegen daarom ook amuletten in de vorm van Thor’s hamer of kleine wapens.
Goden en godinnen
De twee belangrijkste goden waren Odin en Thor. Andere goden waren Freya, Freyr, Frigg en Loki.
Odin
Odin was de oppergod van de Vikingen. Een andere naam voor hem was Wodan. Hij woonde in zijn grote paleis
Valholl, of
Walhalla. Het paleis werd omringd door een lijfwacht van krijgers, die in de strijd waren gesneuveld. Odin was de god van kennis en oorlog. Hij reisde op zijn paard
Sleipnir, dat acht benen had. Odin had maar één oog. Het andere oog verloor hij op zijn zoektocht naar kennis. Odin had veel bovennatuurlijke krachten. Op zijn reizen werd hij altijd vergezeld door de twee zwarte raven
Hugin (gedachte) en
Munin (herinnering). Ze vlogen elke dag naar de wereld en de kennis die ze daar opdeden, fluisterden ze in Odins oor. Odin stond te boek als onbetrouwbaar.
Mjollnir, de hamer van Thor /
Bron: Publiek domein, Wikimedia Commons (PD) Thor
Thor was de zoon van Odin. Thor, ook wel Donar genoemd, was voorspelbaarder dan zijn vader en werd ook door meer Vikingen vereerd dan zijn vader. Thor betekent 'donder'. Hij reed door de hemel op een wagen die door twee geiten werd getrokken. Hij was een goede krijger. Zijn kolossale hamer
Mjollnir was het symbool van de bliksem. Op zijn tochten door de lucht werd hij vergezeld door het gerommel van de donder. De Vikingen geloofden dat Thor hen beschermde tegen honger, kou, reuzen en andere gevaren. De bliksem was Thor die met zijn hamer Mjollnir smeet. De donderslagen waren de ratelende wielen van zijn strijdwagen. Toch was Thor een vriendelijke god, die altijd bereid was om zeelui en boeren te helpen.
Freya
Freya was de godin van de liefde en de schoonheid. Ze hield van sieraden en droeg een halsketting die
Brisingamen werd genoemd. Ze reed door de lucht in een wagen die door twee katachtige dieren werd getrokken.
Freyr
Freyr was de broer van Freya. Hij was de god van de vruchtbaarheid en de oogst. Hij beheerste regen en zonneschijn en daarmee de natuurlijke groei op aarde. Het was goed een beroep op hem te doen voor de vruchtbare seizoenen en de vrede.
Frigg
Frigg was de vrouw van Odin. Zij was de koningin der goden.
Loki
Loki werd bij de Vikingen 'de bedrieger' genoemd. Loki was een vreemd schepsel in de Noorse mythologie. Hij was deels een god, deels een duivel. Waar hij ook heenging, haalde hij streken uit. Hij was de aanstichter van onenigheid tussen de goden. Hij werd vaak geassocieerd met vuur en het smeedijzer van smeden.
Vikinggraf /
Bron: LarsBorris, PixabayDood en begraven
De Vikingen geloofden in het hiernamaals. De dood was een reis. Daarom kregen de doden allerlei voorwerpen mee. Vrienden en familie gaven een man eten, drinken, wapens, sieraden, honden en paarden mee in hun graf. Vrouwen gaven ze huishoudspullen en kleding mee. Er werd ook een slavin gedood, die een gezelschap voor de dode zou zijn in het hiernamaals. In het graf werden schatten begraven. Dit waren de mooiste en/of meest favoriete bezittingen van de dode. Deze giften hebben voor onze tijd verheldering geboden over het leven van de Vikingen. Gewone mensen kregen een kleine begraafplaats en kregen bijvoorbeeld een wagen mee. Rijke Vikingen kregen een groot schip mee voor de reis in het hiernamaals. Het schip werd begraven onder een grote laag stenen, klei en plaggen. Het schip werd niet altijd begraven, in Rusland werden de schepen door de Vikingen die daar woonden, ook verbrand. De Vikingen die niet in een boot werden begraven, konden boven op hun graf stenen krijgen. Ze zetten deze stenen neer in de vorm van een boot.
Oseberg
In Oseberg is een schip teruggevonden dat was begraven. In de boot lagen twee vrouwen; waarschijnlijk koningin Asa en een slavin. Het schip was van eikenhout en had 15 roeispanen. Hij was 44 meter lang en 6 meter hoog. Het schip was versierd met versieringen en dierenmotieven. Er lagen veel voorwerpen in het schip, zoals een grafwagen met vier wielen, sleden, bedden, keukenspullen, voorraadkamer en geofferde dieren. In het midden van de boot bevond zich de grafkamer met de twee overleden vrouwen.
Walhalla
Walhalla was de naam van het huis van de god Odin. Gevallen krijgers werden door de Walkuren naar het Walhalla gebracht. Zij zouden voortaan overdag vechten en ’s nachts feest vieren.
Christendom
In de 10e eeuw bereikte het christendom ook de Vikingen. De handel heeft meegewerkt aan de kerstening van de Vikingen. In eerste instantie ondervond het christendom veel last van de Vikingen. Ze hadden menig klooster verwoest en christenen meegenomen om als slaven te verkopen. Christenen begonnen in de handelssteden het Evangelie te verkondigen en stichtten er kerken. Aan het einde van de 10e eeuw bekeerde een groot deel van de Denen onder leiding van hun koning Harald Blauwtand zich tot het christendom. De koning zag in eerste instantie een gunstige verhouding met de nieuwe keizer Otto I. Hij wilde zijn macht verstevigen. De meeste Vikingen bleven hun heidense goden in ere houden. Aan de buitenkant waren ze wel christen, voor goede handelsovereenkomsten. Ook koning Olaf van Noorwegen liet zijn volk bekeren tot het christendom. De Zweedse Vikingen waren de laatsten die zich lieten bekeren. Het christendom werd steeds krachtiger. De Vikingen zagen dat de koningen en missionarissen niet werden gestraft door Odin, Thor of Frey. De handelaren zagen hoe rijk de christenen waren en kwamen tot de conclusie dat de God van de christenen hen zegende. Door hun bekering raakten de Vikingen een deel van hun Vikingidentiteit kwijt.
Een stavkerk in Noorwegen /
Bron: Monikawl999, Pixabay Stavkerken
De eerste kerken die de Vikingen in hun land bouwden, zagen er bijzonder uit. Ze noemden het '
stavkerken', omdat de muren bestaan uit staven.
Einde van de macht van de Vikingen
In het begin van de 12e eeuw kwam er langzaam maar zeker een eind aan de macht van het Vikingtijdperk. Het Vikingtijdperk had ruim 300 jaar geduurd. Een belangrijk gegeven waardoor er een eind kwam aan het Vikingtijdperk was de verspreiding van het christendom. Het christelijk geloof bleek sterker te zijn dan het heidense geloof van de Vikingen. De Vikingen die bekeerd werden, verloren een deel van hun Vikingidentiteit. Toen het christendom onder de Vikingen kwam, werd het verlangen om op rooftocht te gaan kleiner. Dit was zeker het geval als er in de gebieden waar ze op rooftocht gingen medechristenen woonden. Omdat steeds meer Vikingen thuis bleven, verwaterde het contact met de Vikingen die zich in nieuwe gebieden gevestigd hadden. Deze trouwden met inheemse vrouwen en namen de gebruiken van dit land steeds meer over. Zo verloren zij ook steeds meer hun Vikingidentiteit.
De Vikingen in de Scandinavische landen begonnen meer aandacht te besteden aan hun eigen omgeving en geleidelijk aan verdween de belangstelling voor verre zeereizen.
Harald Hardrada
Een enkele Viking probeerde vast te houden aan de oude Vikingcultuur ondanks de grote veranderingen die zich aan het voltrekken waren. De laatste Vikingstrijdheer was Harald Hardrada. Hij werd ook wel de Resolute genoemd. Hij kwam uit Noorwegen en wilde alle Vikingen in één koninkrijk verenigen. Hij voerde oorlogen in Denemarken en Normandië. Toen hij in 1066 in Engeland de macht probeerde te grijpen, vond hij de dood bij de slag van Stamford Bridge. Een paar dagen later werd Engeland vanuit Frankrijk aangevallen door Normandische soldaten. Er was een eind gekomen aan het tijdperk van de Vikingen.