Handelsposten van de VOC op en rond Bantam en Lapong
Het voormalig sultanaat Bantam (vandaag de dag Banten) genoemd was in de zestiende eeuw gelegen in en rond de Indonesische stad Bantam, op de noordwestkust van het eiland Java. De macht van de sultan reikte echter verder dan alleen Bantam en hij was tevens heer en meester over de gebieden die waren gelegen op West-Java en Zuid-Sumatra. In de zestiende en zeventiende eeuw was de stad Bantam het belangrijkste handelscentrum van Zuidoost-Azië op het gebied van peper. De stad Lampong (vandaag de dag Lampung genoemd) was daarentegen gelegen op het meest zuidelijke puntje van het eiland Sumatra en grensde aan de provincies Zuid-Sumatra en Bengkulu. Net als Bantam was ook Lampong belangrijk voor de aanvoer van peper.
Inhoud
Nederlandse handelsposten in Bantam en Lampong
Na opening van een eerste Nederlandse handelspost in de Indonesische stad Bantam, besloot de VOC om haar macht in het gebied al snel uit te breiden. Om dit mogelijk te maken werden er in de loop der jaren een zestal handelsposten gevestigd die waren gelegen op de eilanden Java en Sumatra. De handelsposten in de steden Bantam (hedendaags Banten) en Tjerita (vandaag de dag Carita genoemd) waren beide gelegen op Java en de handelsposten Borne (hedendaags Wai Bornai), Lampong Toulang Bauang (vandaag de dag Menggala genoemd), Anyar en Lampong Samanca (tegenwoordig Kota Agung) waren gelegen op het eiland Sumatra.
Forten
Aangezien de handel in peper in de voornoemde plaatsen zeer winstgevend was, streefde de VOC naar het verkrijgen van een pepermonopolie. Om dit mogelijk te maken werden er, naast de handelsposten, ook een een vijftal forten gebouwd die voortdurend bezet werden door een garnizoen soldaten. In de directe omgeving van comptoir Bantam waren de forten Carganto, Diamant (ook wel Diamond) en Speelwijk (ook gespeld als Spelwijck) gelegen en Fort Jonge Petrus Albertus hield de handelspost in Borne veilig. Vanaf het jaar 1738 kreeg ook de handelspost in Lampong Toulang Bauang bescherming van een fort dat Fort Valkenoog, Fort Valkenburg of Fort Lampong Toulang Bauang werd genoemd.
De ontdekking van Sultanaat Bantam
Op 27 januari 1596 ging het eerste Nederlandse schip, onder leiding van opperkoopman Cornelis de Houtman (1565-1599), voor anker in de haven van de Javaanse stad Bantam. Maar hoe dit eerste bezoek van De Houtman precies verliep, is niet duidelijk. Wat de Nederlanders in ieder geval al wel snel duidelijk werd, was dat Bantam het belangrijkste handelscentrum was voor het inkopen van peper en in 1600 was de Amsterdamse haringkoper, Jacob Willekens (1564-1649), de tweede Nederlander die voet aan land zette in Bantam. Na aankomst besloot hij zijn onderkoopman, Claes Symonsz. Meebael (circa 1578-1622), in de stad achter te laten met de opdracht een kleine factorij te bouwen en reisde zelf verder naar een onbekende bestemming. Onderkoopman Meebael was overigens niet de eerste Europeaan in Bantam, want de Portugezen hadden al geruime tijd een groot deel van de peperhandel in de stad in handen en zij waren dan ook niet blij met de bouw van de Nederlandse factorij.
Machtsovername
Zodra de Nederlandse factorij haar deuren opende, deden de Portugezen alles wat in hun macht lag om de Nederlandse handel in Bantam te dwarsbomen en op 27 december 1601 kwam het dan ook tot een serieus treffen tussen beide partijen. De vijf Nederlandse schepen - De Gelderland, Zeelandia, Utrecht, Wachter en Duyfken - namen het onder leiding van Wolfert Harmensz. (geboorte- en overlijdensdatum onbekend) op tegen een flinke Portugese overmacht bestaande uit acht galjoenen en een dertigtal kleine schepen. Wonder boven wonder wisten de Nederlanders de Portugezen tot een aftocht te dwingen en de Nederlanders kregen de mogelijkheid om hun macht in Bantam verder uit te breiden. Helaas bleek de Sultan van Bantam weinig bereid om met de Nederlands samen te werken en het lukte hen dan ook niet om een handelsovereenkomst te sluiten.
Oprichting Batavia
Ook na oprichting van de VOC in het jaar 1602 lukte het de Nederlanders niet om het pepermonopolie op Bantam in handen te krijgen en de droom van het vestigen van een Nederlands bestuurscentrum in de stad, spatte uiteen. Net als de Portugezen kwamen ook de Nederlanders tot het besluit dat ze beter op zoek konden gaan naar een andere plaats en in 1609 werd de Nederlandse VOC-beambte Pieter Both (1568-1615) op pad gestuurd. Both reisde naar het naastgelegen Jakarta (later door de Nederlanders omgedoopt tot Batavia) en kreeg toestemming voor het vestigen van een handelspost. In de jaren 1610 tot en met 1613 richtte de VOC zich vooral op het opbouwen van haar nieuwe handelspost in Jakarta en toen Both in 1613 terugkeerde naar Bantam bleek al het VOC-personeel te zijn vermoord, de pakhuizen te zijn leeggeroofd en alle goederen te zijn verbrand.
De Nederlandse Gouverneur-Generaal Jan Pieterszoon Coen /
Bron: Jacques Waben, Wikimedia Commons (Publiek domein)Verovering van Java
Vermoedelijk werd de Nederlandse handelspost in Bantam weer hersteld want uit de notities van toenmalig Gouverneur-Generaal, Jan Pieterszoon Coen (1587-1629) bleek dat de VOC en de sultan van Bantam in 1619 wederom ruzie kregen over de peperhandel. Nu duidelijk werd dat de Nederlandse positie in Bantam zeer moeilijk zou zijn te handhaven besloot Gouverneur-Generaal Coen de stad Jakarta met geweld aan zich te onderwerpen en had de stad vervolgens de naam Batavia. De handelspost in Batavia begon al snel de handel van het comptoir in Bantam over te nemen en ontwikkelde zich in de jaren die volgden tot het nieuwe handelscentrum van de Indische Archipel. Aangezien de handelspost in Batavia al snel zeer belangrijk werd besloot de VOC om haar bestuurscentrum definitief van Bantam naar Batavia te verhuizen. Pas in het midden van de zeventiende eeuw lukte het de VOC om weer vrede te sluiten met de sultan van Bantam en ze pakte de handel in het gebied al snel weer op.
Overwinning
De relatie tussen de sultan van Bantam en de VOC bleef uiterst gespannen en in 1680 ging het weer mis. Dit keer besloot de sultan de VOC de oorlog te verklaren maar het gevecht verliep voor hem rampzalig. Na drie lange jaren bleek de VOC te sterk en de sultan moest zowel de stad Bogor als Priangan aan de Nederlanders af staan. Officieel bleef de stad Bantam onafhankelijk maar aangezien de sultan er vrijwel geen invloed meer had na zijn verlies werd het gebied al snel een Nederlands protectoraat. Nu de VOC de sultan van Bantam had verslagen bleef er ook voor de Engelse handelaren weinig handel over en zij besloten hun handelspost, die ze al sinds het jaar 1602 hadden, in 1684 te ontruimen. Vermoedelijk opende de VOC in deze jaren ook haar comptoir in de stad Tjerita, een kleine handelspost waar maar twee tot drie man personeel werkzaam was.
Zuid-Sumatra
Aangezien het sultanaat Bantam niet alleen het eiland Java maar ook het zuidelijke deel van het eiland Sumatra besloeg, besloot de VOC in 1738 hier een handelspost te openen. Aan de rivier de Tulangbawang - in de achttiende eeuw de natuurlijke scheiding tussen de provincies Bantam en Palembang - was comptoir Lampong Toulang Bauang gelegen welke de VOC de beste kwaliteit peper leverde van alle handelsposten in de Indische Archipel. Aangezien de rivier Tulangbawang zeer belangrijk was voor het transporteren van de peper besloot de VOC hetzelfde jaar een fort te bouwen dat werd vernoemd naar de toenmalige Gouverneur-Generaal, Adriaan Valckenier (1695-1751); Fort Valkenoog. Fort Valkenoog (soms ook wel Fort Valkenburg genoemd) had niet alleen de taak om handelspost Lampong Toulang Bauang veilig te houden maar moest tevens sluikhandel tussen de Sumatraanse en Engelse handelaren tegen gaan.
De Nederlandse patriot en Gouverneur-Generaal Herman Willem Daendels /
Bron: Raden Saleh, Wikimedia Commons (Publiek domein)Uitbreidingen en neergang
In 1752 verloor de sultan van Bantam nog meer grond aan de Nederlanders toen hij ook zijn gebieden in West-Borneomoest overdragen en de macht van de VOC bleef gestaag groeien. In 1763 werd er aan de monding van de rivier Borne, gelegen op de linkeroever van de Zuid-Sumatraanse Keizersbaai, een nieuwe Nederlandse handelspost geopend dat comptoir Borne werd genoemd. Direct met de bouw van de handelspost werd er ook gestart met de bouw van een fort dat na voltooiing werd vernoemd naar Gouverneur-Generaal Petrus Albertus van der Parra (1714-1775) en de naam Fort Jonge Petrus Albertus kreeg. Volgens diverse notities was er in deze handelspost gemiddeld twintig man personeel aanwezig.
Onbekend bouwjaar
Ook in de plaatsen Lampong Samanca en Anyer had de VOC een handelspost maar van deze posten was niet bekend wanneer ze precies werden geopend. Van het comptoir in Lampong Samanca was wel bekend dat het werd verdedigd door een tweetal bastions en werd beschermd door een gracht die om de hele vesting was gelegen. Er was gemiddeld zo'n vijftien tot twintig man personeel aanwezig, wat aanzienlijk meer was dan in het comptoir in Anyer, gelegen aan de Straat van Soenda, waar - volgens diverse notities - maar twee tot drie man personeel aanwezig was.
Einde VOC-tijdperk
Tegen het einde van de achttiende eeuw kwam de handel in de Indische Archipel steeds meer onder druk te staan en de winsten van de VOC begonnen terug te lopen. Tot overmaat van ramp vielen de Fransen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden binnen en riepen in 1795 de Bataafse Republiek uit. Voor de VOC betekende dit dat ze zou worden genationaliseerd en in 1798 kwam de leiding in handen van de Fransen. De Nederlandse patriot in Franse dienst, Herman Willem Daendels (1762-1818), werd aangesteld als de nieuwe Gouverneur-Generaal van de gebieden die inmiddels bekend stonden als Nederlands-Indië en het VOC-tijdperk kwam hiermee officieel ten einde.