VS van Indonesië / De Minahassa
De Verenigde staten van Indonesië (1949-1950) bestonden uit zeven deelstaten (negara’s) en negen kleinere autonome gebieden (daerahs). De deelstaten op hun beurt waren ook ook weer onderverdeeld in daerahs. Zo was er de deelstaat Oost-Indonesië, met dertien daerahs, waaronder de Zuid-Molukken en de Minahassa . De Minahassa ligt op Noord-Celebes (Celebes heet tegenwoordig Sulawesi). De hoofdstad is Manado (in de koloniale tijd Menado geheten)
De deelstaat Oost-Indonesië
Op 27 december 1949 droeg Nederland het gezag over zijn kolonie Nederlands-Indië over aan de VS van Indonesië. De
Republik Indonesia was een van de deelstaten en besloeg het overgrote deel van het eiland Sumatra en ongeveer de helft van Java.
De andere deelstaten, negara’s, naast ‘De Republiek’, waren: Oost-Indonesië, Pasoendan (West-Java), Oost-Java, Madoera (bij Java), Oost-Sumatra en Zuid-Sumatra. ‘Daerahs’ waren Centraal Java, Banka (bij Sumatra), Biliton (idem), Riouw (Riouwarchipel, ten zuiden van Singapore), West-Borneo, Groot-Dajak (ten oosten van ‘West-Borneo’), Banjar (ten oosten van Dajak), Zuidoost-Borneo, Oost Borneo).
De deelstaat ‘Oost-Indonesië’, officieel
Negara Indonesia Timur, omvatte een groot gebied inclusief de eilanden Bali, Celebes (inclusief de Minahassa),
De Molukken (inclusief Ambon) en West-Timor.
De Minahassa
Dit gebied is dus gelegen op het eiland Celebes, op Noord-Celebes (tegenwoordig Sulawesi Utara genoemd). Sulawesi Utara bestaat uit de vier regio’s Bolaang, Ongondow, Gorontalo (een provincie met een moslim-meerderheid), Minahasa en de kleine eilanden van Sangihe en Talaud.
Minahassa is ook de aanduiding voor de belangrijkste bevolkingsgroep in de regio; zij onderscheiden zich van de rest doordat het (protestantse) christenen zijn. Er zijn ongeveer een miljoen Minahassa’s.
De koloniale tijd
De Molukken was het eerste gebied in de Indische archipel waar zich in de eerste helft van de 16e eeuw Portugezen vestigden. Van toen af begon daar ook de kerstening. Na de Portugezen kwamen de Spanjaarden en vervolgens de Hollanders (wat ook betekende dat, wat de kerstening betreft, het protestantisme het katholicisme verving. (Alleen op het oostelijk deel van Timor handhaafden de Portugezen zich, tot 1974).
De Hollanders hadden zich in Ternate, op de Noord-Molukken, gevestigd. Van daaruit veroverden ze rond 1670 Manado. In de loop der jaren werd het gebied een protestants-christelijk bolwerk waarvan de inwoners ook wel met de Hollanders meevochten in de koloniale oorlogen in de Indische archipel; zoals bijvoorbeeld in de Java-oorlog van 1825-1830.
Rond 1800-1814 was voor moederland Nederland de zogenaamde Franse tijd. Het verloor uiteindelijk zijn zelfstandigheid en Nederlands-Indië kwam in handen van de Engelsen. Het duurde tot 1817 voor het Nederlands gezag weer hersteld was.
Nederlands 12e provincie
In de loop der 19e eeuw nam de Nederlandse invloed toe, ook cultureel; dit mede door de zendingsactiviteiten van de protestantse kerken. Zo werd op de scholen in de Minahassa de taal van het moederland onderwezen. Als vanzelf kwamen de Minahassa’s zo in aanmerking voor een positie in het koloniale bestuur in Nederlands–Indië - geen wonder dat de Minahassa op den duur ook wel ‘de 12e Nederlandse provincie’ genoemd werd. Het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) bestond voor een groot gedeelte uit Minahassa’s (vaak ook Menadonezen genoemd, naar de hoofdstad van hun gebied).Temeer ook omdat zij als uitstekende, toegewijde ‘krijgers’ bekend stonden – evenals de Ambonezen trouwens
Tweede Wereldoorlog en het vervolg
Toen de Japanners in januari 1942 Nederlands-Indië binnen vielen, was de strategisch gelegen Minahassa een van de eerste doelen. De aanwezige KNIL-militairen waren geen partij voor de overmacht (alleen al wat aantallen betreft) van het Japanse leger. Toen dat duidelijk werd en nadat ‘Java’ gecapituleerd had, besloot de plaatselijke KNIL-commandant zich over te geven. Een deel van de militairen, onder leiding van luitenants J.A. de Jong en W.H.J. E. van Daalen, ging daar niet in mee en begon een guerrilla-oorlog tegen de Japanners. Spoedig sloten deze militairen zich aan bij de KNIL-guerrilla-groep die actief was op Midden-Sulawesie. Uiteindelijk moesten zij hun acties met de dood bekopen.
Na de Japanse capitulatie in 1945 en het herstel van het Nederlandse gezag, in 1945, ontstond in de Minahassa een sterke tegenstelling tussen hen die zich aan de kant van de nationalisten o.l.v.Soekarno en Hatta wilden scharen en hen die de Nederlandse koers volgden en streefden naar een federatieve Verenigde Staten van Indonesië (VSI).
Van VSI naar de Republiek
Met de soevereiniteitsoverdracht van Nederland aan de VSI (27 december 1949) was dus ook de Minahassa een deel van de VSI geworden. De nationalisten, die streefden naar een eenheidsstaat, namen daar geen genoegen mee en stelden alles in het werk om geheel Oost-Indonesië, inclusief de Minahassa onder bewind van Soekarno en de zijnen te plaatsen. In dat kader was het een slimme zet van de nationalisten dat zij ervoor zorgden dat Dr. Sam Ratulangi, afkomstig van de Minahassa en christen, maar wel een nationalist, de eerste gouverneur van Oost-Indonesië werd. In samenwerking met Soekarno zorgde Ratulangi ervoor dat de deelstaat Oost-Indonesië zich in 1950 al aansloot bij de Republiek Indonesië.
Veel Minahassa's waren daar fel op tegen en pleegden verzet. Zij werden daarbij in de kaart gespeeld door de corruptie en inefficiëntie die het bestuur van de Republiek kenmerkten.
Een autonome staat Minahassa
In 1957 werd de autonome staat Minahassa uitgeroepen – ook wel bekend als de Permesta revolte, onder leiding van een officier van het Indonesische leger: Herman Nicolas Ventje Sumual. Dat betekende oorlog, burgeroorlog. De president van de Republiek Indonesië, Soekarno, greep vanzelfsprekend in ten gunste van de Republikeinen. Hij liet het radiostation van Manado bombarderen en in juni van hetzelfde jaar troepen van de Republiek Indonesië Manado bezetten.
De tegenregering van de zelf-verklaarde autonome staat Minahassa ging nu over tot een guerrillaoorlog, maar die was niet succesvol. Ook elders waar verzet tegen Soekarno en de zijnen was uitgebroken (bijvoorbeeld op Noord-Sumatra en de Molukken) moest men het onderspit delven en in 1959 voelde president Soekarno zich sterk genoeg om de invoering van zijn ‘Geleide democratie’ in Indonesië af te kondigen. Het duurde toch nog tot 1961 voor de burgeroorlog officieel beëindigd kon worden.
Lees verder