Tweede Wereldoorlog: verzet rooms-katholieke kerk Nederland
Het rooms-katholieke kerkgenootschap heeft een belangrijke rol gespeeld in het verzet tegen het nazi-regime in Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Ze doen daarbij niet onder voor de andere kerkgenootschappen, (waarvan de gereformeerden vaak wat dat betreft het hoogst geprezen worden). Ten aanzien van het publiek protest wordt aan het RKK-genootschap wel de hoogste lof toegezwaaid. In dat geheel moeten zeker de namen van aartsbisschop J. de Jong, zijn officiaal F. van der Loo en ook pater Titus Brandsma genoemd worden. Bovendien: verzet kwam niet alleen van christelijke kant, ook de socialistische zijde was goed vertegenwoordigd (waarbij de waardering voor de communisten vergelijkbaar is met die van de gereformeerden).
Inhoud
De kerk in verzet
Het is niet mogelijk een eenduidig beeld te schetsen van het doen en laten van dé kerk in haar verzet tegen de Duitse overheersing in de Tweede Wereldoorlog. Dat geldt sowieso wereldwijd, daarvoor zijn de verschillen per land te groot en zo ook per kerkgenootschap. Ook in hetzelfde land, bijvoorbeeld Nederland, was er verschil in de positie en in verband daarmee ook de houding per kerkgenootschap. En het gaat nog verder: binnen hetzelfde kerkgenootschap was er verschil en zelfs in een zelfde kerk in een bepaalde plaats maakten kerkleden nogal eens verschillende keuzes ten aanzien van hun houding tegenover de Duitse bezetter.
Gereformeerden
Aan
de gereformeerden / de gereformeerde kerken wordt in vergelijk met andere kerken een overheersende rol toebedeeld als het gaat om verzet tegen de Duitse bezetter, zeker ook in illegale activiteiten en hulp aan joden. Het hoge percentage is te meer opvallend omdat zij een relatief klein aantal van de bevolking uitmaakten. (Volgens de volkstelling van 1947 was totaal 7,92% van de Nederlandse bevolking gereformeerd – sinds 1944-‘45
‘synodaal’ en ‘vrijgemaakt’ – ruim 2% behoorde toen tot de kleinere gereformeerde genootschappen waarvan de
de geref. gemeenten de grootste groep vormden (0,72 % was luthers).
Andere kerken
Dat percentage gereformeerden valt in het niet bij de twee grote kerkgenootschappen volgens de volkstelling van 1947: 31, 05%
Nederlands-hervormd en de grootste: rooms-katholiek: 38,48. Afgezien van hun grootte – die tot gevolg had dat de bijdrage van hervormden en katholieken aan het verzet in absolute aantallen veel groter was dan van de gereformeerden – moet hun inzet en bijdrage, moed en opofferingsgezindheid, ook vergeleken met de gereformeerden bepaald niet onderschat worden. Zeker geldt dat ook voor de katholieken / het rooms-katholiek kerkgenootschap.
Rooms-katholieke kerk
Al in oktober 1940 richtten de verschillende gereformeerde en hervormde kerken, de remonstrantse broederschap en de algemene doopsgezinde broederschap zich tot Seyss-Inquart (1892-1946), Oostenrijker in Duitse dienst en rijkscommissaris van Nederland voor het naziregime. Ze protesteren tegen de discriminatie en later vervolging en deportatie van de joodse landgenoten. In februari ’42 gingen drie vertegenwoordigers van de kerken op audiëntie bij Seyss-Inquart om protest aan te tekenen tegen de Jodenvervolging; ze vroegen om barmhartigheid, gerechtigheid gewetensvrijheid. Het waren de hervormde hoogleraar Aalders uit Groningen, de gereformeerde oud-minister Van Dijk, dit keer aangevuld met een vertegenwoordiger de rooms-katholieke officiaal van het aartsbisdom Utrecht (dat is in de praktijk van heel Nederland), F. van de Loo (1886-1959).
Kanselboodschap
De rijkscommissaris (zelf van katholieke huize), deelde echter mee dat er op dit punt geen sprake van barmhartigheid kon zijn. En toen het gerucht ging dat er in juli daaropvolgend een kanselboodschap over deze zaak van de gezamenlijk kerken zou worden voorgelezen, waarschuwde de bezetter dat in dat geval ook het leven van joodse christenen, die tot nu toe ontzien waren, in gevaar zou komen. De hervormden zwichtten, in die zin dat zij toezegden dat ze zich zouden beperken tot een voorafkondiging en het opdragen van de noden in het gebed. De andere kerken handhaafden de kanselboodschap (zij waren trouwens ook niet, zoals de hervormden, door de rijkscommissaris benaderd over dit onderwerp). Die anderen dienden wat de rijkscommissaris betreft, gestraft te worden voor wat hij als ongehoorzaamheid beschouwde. Opvallend is dat dan alleen de rooms-katholieken ook inderdaad aangepakt worden; 700 rooms-katholieke joden werden weggevoerd (waarschijnlijk wilde de bezetter een voorbeeld stellen ter afschrikking en bovendien waren de katholieken administratief makkelijker aan te pakken - door hun centraal, van bovenaf geregelde kerkorganisatie - dan de meer
bottom-up georganiseerde protestantse genootschappen - met name de gereformeerden kenden sterke plaatselijke zelfstandigheid t.o.v. het nationale verband).
Hulp aan onderduikers
Hoe dan ook, georganiseerd kerkelijk verzet bleek niet effectief; hulp (niet-kerkelijke net zo goed als kerkelijke!) was alleen mogelijk door individuele hulp aan joodse onderduikers; wat mede tot gevolg had dat slechts een kleine minderheid van de joden geholpen kon worden (waarbij natuurlijk verraad, onder alle Nederlanders - inclusief joden zelf… - ook een belangrijke rol speelde).
Interkerkelijk overleg (IKO)
Trouwens, de kerken protesteerden niet alleen tegen vervolging van joodse landgenoten, ook tegen andere maatregelen die alle Nederlanders troffen, zoals de instelling van arbeidsdienst, het ingrijpen in zaken betreffende het onderwijs, gijzelingen, doodvonnissen etc. – waarbij trouwens de hervormde synode (in juni ’40) het voortouw nam. In oktober ’41 richtte Paul Scholten, voorzitter van wat toen nog het (protestantse) Convent was zich voor overleg tot de aartsbisschop van Utrecht, Johannes de Jong (1885-1955). Dit resulteerde in het al genoemde gesprek van de gezamenlijk kerken in februari 1942. Van toen af trokken de kerken (protestanten en katholieken) gezamenlijk op bij hun verzet tegen de Duitse bezetter en veranderde de naam Convent in
Interkerkelijk overleg (IKO).
Kardinaal J. de Jong en priester Titus Brandsma
Al vóór de oorlog had de Nederlandse rooms-katholieke kerk en de met haar verbonden maatschappelijke organisaties zich tegen het nationaalsocialisme, met name de activiteiten van de NSB, gekeerd. Het verzet gedurende de Tweede-Wereldoorlog van het episcopaat kwam vergeleken met de andere kerken wat traag op gang. Maar zeker toen de katholieken vanaf februari 1942 meededen in het IKO waren ze volop betrokken. De centrale figuur in het rooms-katholiek verzet in Nederland tegen de maatregelen van de Duitse bezetter is aartsbisschop J. de Jong geweest (na de oorlog werd hij tot kardinaal benoemd). Hij was in wezen een bescheiden man, voorzichtig, een bruggenbouwer binnen de Nederlandse kerkprovincie van de RKK waar meerdere richtingen aanwezig waren, maar toch strijdbaar en standvastig. Hij was de juiste man in die positie in die tijd. Waarbij wel aangetekend dient te worden dat hij bijgestaan werd door een aantal kundige medewerkers (waaronder zijn officiaal F. van de Loo).
Rome
Natuurlijk had de aartsbisschop binnen de hiërarchische structuur van de RKK te maken met de top van de hierarchie: Rome. Maar Rome was ver weg en de verbindingen moeizaam. De Jong ging vaak zijn eigen gang, voorzichtig de pro-Duitse elementen binnen de kerk van Rome omzeilend.
Titus Brandsma
Met de positieve rol van de RKK in Nederland tijdens de oorlog zijn dus de namen van De Jong en Van de Loo verbonden, maar in dat verband moet ook die van de priester (karmeliet)Titus Brandsma (1881-1942) genoemd worden (zie inleidingfoto); een vooraanstaand figuur binnen de Nederlandse RKK (was in 1932-’33 rector van de Katholieke Universiteit Nijmegen geweest) en sterk gekant tegen het naziregime. In de winter van 1941-’42 reisde hij in opdracht van de bisschoppen langs de redacties van de RK-media om hen te waarschuwen voor NSB-propaganda. In januari 1942 werd hij gearresteerd, kwam eerst in kamp Amersfoort terecht en later in Dachau. Daar stierf hij op 26 juli 1942.
Rooms-katholieke kerk Nederland actief in verzet
Er is veel geschreven over de houding van de kerken in de oorlog, in Europa en ook in Nederland; ten aanzien van het fascisme, nazisme in het algemeen en de Duitse bezetter in het bijzonder. Een positieve waardering overheerst, zeker wat betreft de gereformeerden, op de voet gevolgd door de hervormden. Dat wekt nogal eens de indruk dat de rooms-katholieken wat dat betreft op het tweede plan komen. Dat beeld klopt niet. Sterker nog, in zijn boek
De Nederlandse kerken en de joden 1940-45 komt de (gereformeerde) ds. J.M. Snoek tot de conclusie (p.) dat “de Katholieke Kerk in Nederland, wat betreft het publiekelijk protesteren tegen de Duitse gruweldaden jegens de Joden, zich in vergelijking met de andere kerken in Nederland het beste gehouden heeft.”
Lees verder