De Romeinse burgeroorlogen
Na de veroveringen verandert er heel wat in de Romeinse Samenleving, zowel sociaal als politiek. Dit neemt als maar toe, en zal uiteindelijk het einde van de Republiek betekenen. Hier info over de belangrijkste figuren, de wijze waarop dit alles gebeurde, de opvolger van de republiek,...
Na de veroveringen en oorlogen
De Romeinse boer het heel zwaar te verduren na de Punische Oorlogen. Hun velden zijn tijdens de oorlog onbewerkt, omdat ze zelf moesten vechten en ze geen slaven kunnen betalen. Nadat verre gebieden zijn veroverd, worden via die weg allerlei producten geïmporteerd die veel goedkoper worden verkocht. Hiertegen kan de Romeinse boer niet concurreren, en hij moet zijn gronden verkopen. Hij heeft nu geen bezittingen meer, en er zit nog maar één ding op: naar de stad trekken, in de hoop dat het daar beter is.
Er trekken veel boeren naar Rome, en dus wordt deze een stad met zeer veel armen, en weinig rijken. De armen vormen de groep van de Proletariërs (bezitlozen), en de rijken die van de Nobilitas.
De Proletariërs hebben dan wel geen bezittingen, maar ze hebben wel stemrecht en kunnen dus een belangrijke rol spelen in de politiek. Als je wilt dat ze op jou stemmen, zal je ze ervoor moeten betalen. Ze verwachten ook dat de rijken en de staat hen onderhouden.
Optimates vs. Proletariërs
Er ontstaan 2 partijen in de Romeinse politiek: de Optimates, die door de senaat gesteund wordt, en de populares, of volkspartij. Deze komt uiteraard voor het volk op. Deze voeren een hevige strijd, en in 100 voor Christus leidt dit tot burgeroorlogen.
De Romeinse burgeroorlogen
De eerste burgeroorlog
Rond 100 voor Christus bedreigen buitenlandse volkeren het Romeinse Rijk. De senaat benoemt Marius (populares) tot consul, en deze moet het rijk beschermen. Hiervoor heeft hij echter wel veel soldaten nodig. De nobilitas zijn maar met weinig, en ze willen niet te lang vechten, omdat ze terug naar hun bezittingen willen. Daarom kiest hij voor de meest voor de hand liggende oplossing: de proletariërs rekruteren. Zij hebben niets te verliezen, en ze hopen allemaal rijkdom en bezittingen te vinden in het leger. Goeie generaals kunnen hen dit makkelijk bieden, dus volgen ze hem blindelings. Het maakt hem dan niet uit tegen wie ze vechten, als ze maar buit vinden.
Marius overwint met zijn nieuwe leger alle volkeren; de nieuwe aanpak heeft duidelijk succes. Na enkele conflicten met bondgenoten, die snel opgelost worden, wordt Rome opnieuw aangevallen. Ditmaal is een kleine staat uit Klein-Azië de invaller. Sulla (optimates) wordt naar voor geschoven om de aanval af te slagen. Marius is hier woest om, en terwijl Sulla oorlogvoert, grijpt hij de macht. Vele aanhangers van de optimates worden gedood. Nadat Marius sterft, doet Sulla hetzelfde, maar hij keert zich tegen de populares. De macht van de senaat wordt nu hersteld.
De 2e burgeroorlog
Na deze gebeurtenissen wordt Rome opnieuw aangevallen door verschillende volkeren. Enkele sterke persoonlijkheden ruiken hun kans, en komen aan de macht: de belangrijkste zijn Pompeius, Crassus en Gaius Julius Caesar. In het begin overwinnen vooral die eerste twee de aanvallers. Nadat deze verdreven zijn, vormen ze samen met Caesar een driemanschap, oftewel een triumviraat. Samen besturen ze het Romeinse Rijk. Caesar krijgt de controle over de Gallische provincies. Van hieruit verovert hij heel Gallië. Door zijn successen wordt Caesar zeer beroemd, en Pompeius begint hem te vrezen. Hij krijgt van de senaat opdracht om met Caesar af te rekenen. Caesar verslaat hem echter, en komt alleen aan de macht. De burgeroorlogen zijn nu voorbij. Hij wil ook de eerste keizer worden, maar in 44 voor Christus wordt hij, enkele dagen voor zijn kroning, vermoordt.