Hoofse cultuur: een gedragscode voor edelen en ridders
De hoofse cultuur ontstond in de 12de eeuw en behelsde een grote omslag in de normen en waarden van edelen en ridders. Ruw en agressief gedrag werd niet langer getolereerd en vervangen door gecultiveerd en beschaafd gedrag, zeker ook jegens vrouwen. De regels waren zo helder dat er beslist gesproken kan worden van een gedragscode. In veel opzichten was de hoofse cultuur het begin van de hedendaagse westerse beschaving. Middeleeuwse hoven van vorsten, vorstinnen en edelen hebben bijgedragen aan het ontstaan ervan. Troubadours en schrijvers verspreidden ondertussen de boodschap met veel gevoel voor romantiek.
Artikelindeling (interne links)
Hoofse cultuur: termen
De term
'hoofse cultuur' verwijst naar de levensinstelling en de normen en waarden die met name tijdens de 12de en 13de eeuw gebruikelijk waren aan de Europese hoven van edelen en ridders. De term
'hoofs' komt daar ook vandaan en betekent 'van het hof'. Het gedrag dat hiermee gepaard ging wordt
'hoofs gedrag' genoemd of
'hoofsheid'. Vaak wordt hoofse cultuur in één adem genoemd met
'hoofse literatuur', wat de belangrijkste uiting was van hoofsheid en ook fungeerde als een leidraad. Later zou deze cultuur zich uitbreiden naar de burgers in de steden, maar veranderde de benaming uiteraard niet meer.
Dit artikel concentreert zich op de beschrijving van de hoofse cultuur aan de hoven en op de manier waarop dat het leven van edelen en ridders kleurde. Over
hoofse literatuur bestaat een apart artikel.
Wat is hoofsheid?
Wat was hoofsheid nu precies? Zoals gezegd verwees het vooral naar een bepaald gedrag en de bijbehorende mentaliteit. Het betekende dat je jezelf fatsoenlijk en toeschietelijk opstelde jegens anderen en je best deed om onderlinge wrijving te vermijden. Vandaag de dag vinden we deze bedoeling nog steeds terug in het woord
'hoffelijkheid'.
Hoofs was het om rekening te houden met de gevoelens van anderen en zowel fysieke als mentale zelfbeheersing op te brengen. Lichamelijke behoeftes en driften dienden te worden onderdrukt in plaats van uitgeleefd op een ander. Ook psychische onhebbelijkheden als liegen, opscheppen, een vermeende superioriteit uitstralen of anderen kleineren moest men in de hand zien te houden. De bedoeling was bovenal een ander in zijn of haar waarde te laten en niet te schofferen.
In het bijzonder dienden mannen vrouwen voortaan te behandelen als hoogwaardige wezens in plaats van als voetvegen (zoals ze gewend waren). Daarmee kwam de vrouw binnen de hoofse cultuur op een voetstuk te staan.
Binnen dit kader waren allerlei vormen van onbeleefd en boers gedrag uit den boze. In de middeleeuwen betekende dat met name dat je niet mocht vloeken of boeren laten in het openbaar. Tevens opende men de aanval op de onder middeleeuwers nogal gebruikelijke gewoonte van het
spuwen. Men was gewend om de klodders speeksel overal en nergens neer te kwakken, maar dat werd nu niet meer getolereerd.
Tegenover het niet meer vertonen van ruw gedrag stond het vertonen van extra beschaafd gedrag. Dat wilde zeggen dat men zichzelf op cultureel gebied ontwikkelde en bij voorkeur ook een positieve bijdrage leverde aan de ontwikkeling van de schone kunsten door deze te stimuleren. Literatuur speelde hierbij een hoofdrol.
De hoofse periode
De hoofse idealen beginnen zich in het begin van de 12de eeuw te ontwikkelen onder de Zuid-Franse adel. Hier vandaan verspreidden ze zich verder over de Europese hoven van koningen en andere hoge adel. Tijdens de tweede helft van de 12de eeuw beleefde de hoofse cultuur en literatuur hier vervolgens zijn hoogtepunt. In de loop van de 13de eeuw neemt dat weer af. Wat dat betreft lijkt het dus maar om een tamelijk korte periode in de geschiedenis te gaan.
De hoofse cultuur was met het inzakken van de bloeiperiode aan de hoven echter nog lang niet over. Integendeel, de idealen breidden zich door de tijd heen juist uit naar grotere lagen van de bevolking. In de 16de eeuw waren ze tenslotte algemeen geaccepteerd als fatsoenlijk
'burgerlijk gedrag'.
Oorzaken voor het ontstaan van de hoofse cultuur
De hoofse cultuur betekende een radicale omslag in de Europese normen en waarden en zoiets komt niet uit de lucht vallen. Daar moeten oorzaken voor zijn al valt het, zeker voor een periode die zo lang geleden is, niet mee die aan te wijzen. De onderstaande zaken zullen echter een rol hebben gespeeld.
De kruistochten
De kruistochten lijken in meerdere opzichten van invloed te zijn geweest op het ontstaan en opbloeien van de hoofse cultuur.
- Door de kruistochten maakten Europese edelen en ridders verre reizen en kwamen ze in aanraking met andere culturen. Daaronder de als zeer beschaafd bekend staande Arabische cultuur. Waarschijnlijk heeft dat geleid tot een herziening van de eigen gedragsprotocollen.
- In verband met de kruistochten streefde de Katholieke Kerk een herwaardering van de ridderschap na. Dat was nodig om de rechtvaardiging van de oorlogen die nu uit naam van de Kerk werden gevoerd vorm te geven. In dit kader kwam er veel nadruk te liggen op de 'dienstbaarheid' die ridders hadden ten opzichte van God. Daar stond tegenover dat ridders voortaan in de adelstand werden verheven. In dat kader was het voor de nieuwe, adellijke ridder die vocht voor Kerk en geloof wel noodzakelijk zichzelf minder ruw te gedragen dan voorheen.
De opkomst van troubadours
In Zuid-Frankrijk doen troubadours voor het eerst van zich spreken met romantische gedichten over onbereikbare liefdes. Zij zijn de eersten die de vrouw op een voetstuk plaatsten.
Groeiende welvaart
In de loop van de twaalfde eeuw kende men een mate van welvaart die er lang niet was geweest. Het gevolg was dat er minder tijd nodig was om in allerlei eerste levensbehoeften te voorzien en ontstond er zoiets als vrije tijd, met name bij de rijke toplaag. Een vrije tijd die men toch graag nuttig wilde gebruiken. Met name op de hoven kwam deze tijd aldus in het teken te staan van wat men tegenwoordig 'sociale contacten' zou noemen.
Dat gaf echter problemen aan de Europese hoven, aangezien men gewend was om twistziek en agressief met elkaar om te gaan. Edelen vlogen elkaar constant in de haren en dat kon nu niet langer. Vandaar dat de introductie van een nieuwe levensstijl noodzakelijk werd en de wijdverbreide propaganda ervan bepaald niet uit weelde plaatsvond.
Opkomend individualisme
In de genoemde periode groeide ook de behoefte aan meer individualiteit. Aanvankelijk was de Europese cultuur een groepscultuur, waarbij men zichzelf vooral identificeerde met de groep waar men toe behoorde. Dat was echter aan het veranderen. Mensen zagen zichzelf in toenemende mate als een individu. Dat maakte hen gevoeliger voor de manier waarop er met hun privé-sfeer werd omgegaan. Hoofs gedrag was erop gericht dat voortaan respectvoller te doen. Men mocht de privé-sfeer van een ander niet zomaar meer binnendringen.
Hoofse cultuur en individualiteit
Het idee dat ieder mens een uniek wezen is met een eigen onvervreemdbare, identiteit en waarde, is typisch voor de westerse beschaving. Ook vandaag de dag zijn andere culturen vaak meer op het 'wij' gericht dan op het 'ík', terwijl dat in het westen andersom is. Dat is dus begonnen met de hoofse cultuur in Europa.
Binnen deze ontluikende erkenning voor het individu ontstaat er ook een drang tot zelfonderzoek en zelfexpressie. Het begrip
'zelfkennis' komt centraal te staan. Zelfkennis werd gezien als de weg naar God en als de basis om tot een goed contact met anderen te komen. Geleerden en geestelijken riepen iedereen op om zelfkennis na te streven en velen gaven daaraan gehoor.
In het kielzog hiervan ontstaan tal van nieuwe gewoontes en cultuuruitingen die het individu in zijn zoektocht naar zelfkennis ondersteunen. Daaronder zijn de biecht, mystieke rituelen, het portret (zowel in beeld als in woord), de autobiografie, de lyriek en de meest hoofse uitvinding van allen: de roman.
Lancelot in gevecht, Frans manuscript, 15de eeuw /
Bron: Évrard d'Espinques, Wikimedia Commons (Publiek domein)
De hoofse cultuur en de Katholieke Kerk; ridders en monniken
In de middeleeuwen waren monniken enerzijds en
ridders anderzijds tot elkaar veroordeeld. De monnik was de drager van wijsheid en morele superioriteit, maar kon zichzelf niet verdedigen tegen fysieke aanvallen. De ridder daarentegen kon zichzelf prima redden in de wereld, maar had gezien de militaire aard van zijn werkzaamheden maatschappelijke leiding nodig en geestelijke hulp voor het bewaken van zijn zielenheil.
Een belangrijk probleem bij dit alles was natuurlijk het feit dat ridders het Bijbelse gebod om 'niet te doden' overtraden. Voor de geestelijken was het echter van groot belang dat zij dat deden en bleven doen. Daarom was men al vanaf de 4de eeuw druk doende om de voorwaarden te bepalen waaronder ridders de wapenen mocht opnemen. Daarbij werd het van groot belang geacht dat ridders primair gezien optraden als 'kerkbeschermers', want anders was er niet afdoende legitimatie voor een oorlog. Dit noemde men
'de rechtvaardige oorlog'.
Riddercode
Zo ontstond al in de vroege middeleeuwen het idee dat oorlogvoering alleen was toegestaan voor 'de goede zaak' en dat de oorlog voerders dienstbaar waren aan God. Dat leidde tot een systeem waarbij de ridder geacht werd om gevolg te geven aan drie zaken, welke van steeds hoger moreel belang werden geacht. Dit wordt ook wel de
'riddercode' genoemd. De drie zaken waren:
- Utile. Dit was het nuttige of het aardse en sloeg grotendeels op dagelijkse werkzaamheden in dienst van anderen.
- Honestum. Dit was het eervolle. Het betrof de eervolle manier waarop de ridder zich van zijn taak diende te kwijten en in het leven diende te staan.
- Summum bonum. Dit was het hoogste goed, oftewel het leven in God.
Door de kruistochten werd dit hele idee belangrijker dan ooit tevoren. Kruistochten waren immers geen zuiver defensieve aangelegenheid meer. Ridders werden gevraagd om namens de Paus en ter ere van het Katholieke geloof een ander land aan te vallen zonder directe provocatie.
De riddercode werd daardoor steeds dringender gepropageerd door de geestelijkheid. Vandaar dat het dienstbare karakter van de ridderschap verweven raakte met de hoofse cultuur. Daarbij ging het niet langer alleen om het beschermen van het geloof en diens vertegenwoordigers, al was dat nog wel het belangrijkste. Men kreeg hiernaast ook de plicht om armen, weduwen en wezen te verdedigen tegen onrecht en het land met gevaar voor eigen leven tot vrede te brengen.
In ruil voor de door hun geleverde diensten, werden ridders door de Kerk in adelstand verheven. Het was, zoals eerder gezegd, tegen deze achtergrond dat de hoofse cultuur ook voor de Kerk belangrijk werd en ook geestelijken de ridders graag zagen uitgroeien tot beschaafder volk dan voorheen.
De hoofse man
De hoofse man diende zich op allerlei gebieden beschaafd te ontwikkelen, al dan niet met hulp van het hof. Dat betekende in eerste instantie dat hij zich moest conformeren aan de nieuwe gedragsregels en codes en zichzelf moest beheersen en geen aanstoot mocht geven. Verder werd hij geacht zich te onderscheiden van minder beschaafde individuen. Dat kon door het tonen van kracht en moed, verfijnde manieren, een verzorgd uiterlijk, aangename conversatie, bedrevenheid als minnaar, kunstzinnige interesse en bekwaamheid in sport en spel.
Het sociale en culturele leven aan het hof
Het 12de eeuwse hofleven diende aldus een compleet nieuwe vorm te krijgen, waarbij sociale en culturele uitingen veel aandacht kregen. Dit alles in overeenstemming met de nieuwe idealen betreffende beschaafd gedrag. Aangezien een dergelijk gedrag niet zomaar vanzelf ontstond, zat er een soort van opvoedingsprogramma aan de nieuwe ideologie vast. Dat bestond vooral uit het idee dat het leven aan hof
'schoon' diende te zijn en dat men deze
'schoonheid' kon bereiken door het aanleren en behouden van zelfbeheersing.
Men besefte zich echter terdege dat zoiets moest worden geoefend en dat daar de nodige gelegenheid voor moest zijn. Daarom organiseerde het hof een programma van activiteiten die de nieuwe levensstijl ondersteunde en de hofleden de kans gaven praktijkervaring op te doen.
Tot dat programma behoorden de volgende onderdelen:
- Feesten. Het hof organiseerde regelmatig feesten en evenementen. Hierop konden de gasten hun excellente hoofse vaardigheden tonen aan anderen en aan de vorst. De vorst liet op zijn beurt zijn 'miltheit' ten opzichte van zijn gasten zien.
- De jacht. Deze bestond natuurlijk al langer, maar kreeg nu een ander doel. De hoveling diende de jacht voortaan te gebruiken als een oefening in geduld, vernuft en zelfbeheersing, in plaats van als een wedstrijd in het doden van zoveel mogelijk dieren.
- Kunst. Vorsten en graven werden enthousiaste mecenassen op het gebied van kunst. Daarbij diende de betreffende kunst natuurlijk wel een uithangbord van de hoofse ideologie te zijn. Vaak ontstond er echter een vruchtbare samenwerking waarbij heer en kunstenaar elkaar prestige gaven.
Hoofse liefde
De liefde speelde een belangrijke rol bij zowel de hoofse gedragscode als het opvoedingsprogramma . Er was immers geen enkel gebied waarop de hoofse man beter kon laten zien zijn hartstochten onder controle te hebben dan in de liefde. Hovelingen werden dan ook geacht hun dame met alle denkbare voorkomendheid en eerbied te behandelen, ongeacht de problemen en beproevingen die de liefde hem wellicht brachten.
Aanvankelijk werd er in het krijgshaftige, louter door mannen gedragen, feodale tijdperk weinig tot geen aandacht besteed aan de gevoelens tussen man en vrouw. De relatie tussen beide seksen achtte men vooral gedreven door lust en de behoefte aan nageslacht. Een hechte vriendschap tussen twee mannen werd gezien als de belangrijkste vorm van intermenselijk contact.
Vanaf de 12de eeuw beginnen Zuid-Franse troubadours echter de hoofse liefde te bezingen, wat meestal hun eigen, onbeantwoorde liefde voor een adellijke dame betrof. Hoe ze daar bij kwamen is niet helemaal duidelijk, al is het opvallend dat deze ontwikkeling gelijk opgaat met een toenemende verering van de Heilige Maagd Maria in de Katholieke Kerk.
In de basis lijkt het echter vooral een reactie te zijn geweest op het huwelijk. Tenslotte was het middeleeuwse huwelijk, zeker onder edelen, iets heel anders dan het hedendaagse. Het huwelijk was een verbintenis met een andere familie, waardoor allerlei belangen werden behartigd. Dat was ook niet vreemd in een maatschappij met een 'wij'-cultuur.
Het moge echter duidelijk zijn dat dit idee niet paste bij het nieuwe, gecultiveerde individu dat op zoek was naar zelfkennis en eigenheid. Die wilde zijn gevoelsleven liever onderzoeken en zijn kwaliteiten als minnaar ontwikkelen voorbij de basale driften. En aldus ontstond in de literatuur de hoofse liefde, waarbij vrouwen werden beschouwd als hogere wezens voor wie de man zich alle mogelijke moeite wilde doen.
Natuurlijk is het wel de vraag of de liefde in de dagelijkse praktijk ook zo hoofs was als in de romans.
Christine de Pisan, dichteres uit de late middeleeuwen, meende van niet. Zij ontwaarde nog veel hypocrisie onder de hoofse man. Mooie woorden werden er over de liefde geschreven, gezongen en gesproken, maar in de werkelijkheid was er naar haar mening nog veel minachting ten opzichte van het vrouwelijke geslacht.
Men kan echter aannemen dat de werkelijke mate van hoofsheid per individu verschilde.
Lees verder