Maria Henriëtte Stuart (1631-1660) - vrouw van Willem II
De Engelse 'Princess Royal' Maria Henriëtte Stuart was de oudste dochter van de Engelse koning Karel I. Ze werd op negenjarige leeftijd uitgehuwelijkt aan de Hollandse prins Willem II van Oranje en verhuisde op elf jarige leeftijd naar het paleis van de familie Nassau aan de Kneuterdijk in Den Haag. Helaas waren Maria Henriëtte's jaren in de Nederlanden weinig gelukkig, mede door het slechte contact dat ze had met haar schoonmoeder, Amalia van Solms, en de vele problemen die de Engelse Burgeroorlog veroorzaakte. Ook duurde het diverse jaren en gingen er enkele miskramen aan vooraf voor Maria Henriëtte een gezonde zoon en wettelijk opvolger baarde. Maar helaas zou de kleine Willem III zijn vader, Willem II, nooit leren kennen omdat die acht dagen daarvoor was overleden.
Inhoud
Koning Karel I van Engeland /
Bron: Daniël Mijtens, Wikimedia Commons (Publiek domein)De koninklijke familie Stuart
Maria Henriëtte Stuart (1631-1660) was het tweede kind en de oudste dochter van koning Karel I van Engeland en Schotland (1600-1649) en zijn vrouw, prinses Henriëtte Maria van Frankrijk (1609-1649). Het huwelijk tussen de Engelse koning en de Franse prinses werd niet door iedereen in Engeland met even veel enthousiasme ontvangen mede omdat Karel van oorsprong protestants was en Henriëtte Maria van huis uit katholiek. Ondanks hun verschillen op het gebied van het geloof werden er gedurende hun huwelijk meerdere kinderen geboren en Maria Henriëtte groeide op met één oudere broer, Karel II (1630-1685) en na haar kwamen de kinderen Jacobus II (1633-1701), Elizabeth (1635-1650), Catharina (1639-1639), Hendrik (1640-1660) en Henriëtte Anna (1644-1670) nog ter wereld. Aangezien het aan het Franse hof gebruikelijk was om de oudste dochter van de koning een eigen titel te geven kreeg Maria Henriëtte, op aandringen van haar moeder, de titel van Princess Royal. Een traditie die ook door de Engelse koningen in de jaren daarna werd voortgezet.
Jeugd Maria Henriëtte
Alle kinderen van Karel en Henriëtte kregen direct na hun geboorte een persoonlijke gouvernante toegewezen en Maria Henriëtte werd toevertrouwd aan de zorgen van de gravin van Roxburghe, Jean Kerr (circa 1585-1643). Onder de bezielende leiding van haar gouvernante werd Maria Henriëtte voorbereid op haar toekomst als echtgenote en moeder en was woonachtig in het Engelse paleis in Richmond en aan het hof van haar ouders in Londen. Wanneer haar ouders tijd hadden was het gebruikelijk dat het hele gezin gezamenlijk het diner gebruikten, vermoedelijk een hoogtepunt in de jeugd van Maria Henriëtte omdat ze dan haar ouders even voor zichzelf had. Conform het Engelse gedachtegoed kregen alle kinderen Stuart een protestantse opvoeding, al was dit tegen het zere been van hun katholieke moeder en aangezien Maria Henriëtte de oudste dochter was, was het van groot belang om een goed huwelijk voor haar te sluiten. Haar vader had hierbij zijn oog laten vallen op één van de zonen van de Spaanse koning Filips II (1527-1598) maar het lukte beide heren niet om het eens te worden over het huwelijkscontract.
Prins van Oranje
Ook in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden waren toenmalig stadhouder Frederik Hendrik van Oranje (1584-1647) en zijn vrouw, Amalia van Solms (1602-1675) op zoek naar een huwelijkskandidaat voor hun zoon Willem II (1626-1650), de toekomstige prins van Oranje en stadhouder der Nederlanden. Gezien het belang van Willems huwelijk werden ook de leden van de Staten-Generaal betrokken bij het zoeken naar een goede partner en zij spraken hun voorkeur uit voor een protestants huwelijk. In januari 1640 benaderden de Nederlandse Staten-Generaal de Engelse koning Karel met het voorstel zijn dochter Maria Henriëtte uit te huwelijk aan hun toekomstige prins, Willem II. Het opstellen van het huwelijkscontract had vervolgens nog heel wat voeten in de aarde aangezien koning Karel eiste dat de Nederlanden een politiek verbond met Engeland aan gingen, maar gezien Karels zwakke positie als koning weigerden de Staten-Generaal dit verzoek in te willigen. Uiteindelijk werden beide partijen het eens op voorwaarde dat Maria Henriëtte tot haar twaalfde bij haar ouders in Engeland mocht blijven wonen alvorens ze naar de Republiek verhuisde.
Prinses van Oranje
Nadat alle partijen het eens waren geworden reisde Willem II met een Nederlands gevolg naar Engeland en trad op 2 mei 1641 op veertienjarige leeftijd in het huwelijk met de pas negen jaar oude Maria Henriëtte. De plechtigheid vond plaats in Whitehall Palace, maar gezien de jonge leeftijd werd het huwelijk na de plechtigheid (nog) niet officieel geconsumeerd. Nadat alle formaliteiten omtrent het huwelijk waren afgerond keerden Willem II en zijn gevolg weer terug naar de Nederlanden in de veronderstelling dat zijn vrouw Maria Henriëtte hem over drie jaar zou nareizen. In Engeland waren ondertussen diverse onlusten uitgebroken tussen de katholieke en protestanten en koning Karel kwam steeds meer onder vuur te liggen. Toen de Engelse Burgeroorlog op het punt van uitbreken stond besloot Karel zijn oudste dochter onder begeleiding van haar moeder alvast naar de Republiek te sturen, in de hoop dat ze daar veilig zouden zijn. In maart 1642 arriveerden Maria Henriëtte en haar moeder in de Nederlanden en namen hun intrek in het paleis van de familie van Oranje aan de Kneuterdijk in Den Haag.
Rivaliteit
Een jaar na hun aankomst keerde de moeder van Maria Henriëtte terug naar Engeland en vanaf 1644 begon Maria Henriëtte steeds meer in de openbaarheid te treden in de Nederlanden. Ze werd hierbij geholpen door haar tante Elizabeth Stuart (1596-1662), ook wel de 'Winterkoningin' genoemd, die door omstandigheden al sinds het jaar 1621 in het paleis op de Kneuterdijk in Den Haag verbleef. Met het overlijden van haar schoonvader Frederik Hendrik werd Willem II niet alleen de nieuwe prins van Oranje maar tevens de nieuwe stadhouder, wat Maria Henriëtte automatisch de titel van prinses van Oranje en vrouw van de stadhouder opleverde. De bijbehorende macht en aanzien die Maria Henriëtte hierdoor kreeg was een doorn in het oog van haar schoonmoeder Amalia van Solms en in de maanden die volgden verslechterde de relatie tussen Maria Henriëtte en haar schoonmoeder in hoog tempo. Toen koning Karel I vervolgens op 30 januari 1649 werd onthoofd door de Engelse militair Oliver Cromwell (1599-1658) en Maria Henriëtte's broers werden gedwongen om te vluchten, liepen de spanningen nog verder op.
Engelse problemen
Na de val van koning Karel werd het Koninkrijk Engeland omgedoopt tot het Engelse Gemenebest en de koninklijke familie Stuart werd uit Engeland verbannen. Zowel Karel II als zijn broer Jacobus besloten hun heil te zoeken bij hun zus in de Nederlanden en kwamen enige tijd later volledig berooid in de Hollandse stad Den Haag aan. Om zijn zwagers er weer boven op te helpen nam Willem II de kosten van hun levensonderhoud op zich en leende hen beide aanzienlijke bedragen om hun strijd tegen Oliver Cromwell te financieren. De hulp aan de familie Stuart was Willems moeder Amalia een doorn in het oog aangezien het voor de familie Nassau een enorme kostenpost was en ze gaf haar schoondochter de schuld van de komst van haar broers. Ondanks dat Amalia meerdere keren haar beklag deed bij Willem over zijn vrouw, gaf deze niet thuis en deed ook weinig om de relatie tussen beide vrouwen te verbeteren. Tot overmaat van ramp had Maria Henriëtte inmiddels diverse miskramen gehad en het werd Amalia duidelijk dat haar schoondochter blijkbaar ook niet in staat was haar zoon een erfgenaam te schenken.
Weduwe van Oranje
Gezien de nauwe banden tussen Engeland en de Republiek waren ook in de Nederlanden diverse onlusten uitgebroken en meerdere Hollandse regenten kwamen tegen hun stadhouder Willem II in opstand. In het heetst van de strijd kwam Willem ziek thuis nadat hij met vrienden was wezen jagen op de Veluwe en op 6 november 1650 overleed hij op 24 jarige leedtijd aan de gevolgen van de pokken. Op het moment van overlijden was Maria Henriëtte hoogzwanger en acht dagen later schonk zij (op haar negentiende verjaardag) het leven aan een gezonde zoon en wettelijk opvolger genaamd Willem Hendrik van Oranje, kortweg Willem III (1650-1702). Helaas was er in de acht dagen dat er geen opvolger was een stemming geweest in de Staten van Holland die was gewonnen door de tegenstanders (Staatsgezinden genoemd) van het stadhouderschap en zij hadden de functie dan ook per direct afgeschaft. Willem III kreeg hierdoor bij geboorte wel de titel van prins van Oranje, maar trad niet in de voetsporen van zijn vader als stadhouder.
Gezamenlijke voogdij
Aangezien Willem II was overleden zonder een testament na te laten besloten de Staten-Generaal de voogdij over Willem III in handen te geven van zijn moeder, Maria Henriëtte, en oma, Amalia van Solms. Aangezien beide vrouwen totaal niet met elkaar overweg konden bleek dit bij nader inzien geen goede keus, maar er gingen eerst een aantal incidenten aan vooraf voordat de Staten-Generaal besloten om in te grijpen. Zo kregen Willems moeder en oma enkele minuten na zijn geboorte al ruzie over zijn naam aangezien zijn moeder hem Karel wilde noemen - vernoemd naar zijn oom en opa - maar zijn oma stond op de naam Willem aangezien vele van zijn voorvaderen ook deze naam hadden gedragen. Toen Amalia de strijd won was Maria Henriëtte hier op haar beurt zo boos over dat ze weigerde Willems doop op 15 januari 1651 in de Grote Kerk van Den Haag bij te wonen. Ook op het gebied van Willems opvoeding stonden beide vrouwen lijnrecht tegenover elkaar en uiteindelijk werd besloten om Willems oom, Frederik Willem I, keurvorst van Brandenburg (1620-1688), aan te wijzen als zijn derde voogd. Wanneer zijn moeder en oma het niet eens konden worden, was zijn oom de man die de beslissende stem uitbracht.
Zwerftocht
Maria Henriëtte had zich nooit echt thuis gevoeld in Den Haag en nu ze ook nog dagelijks ruzie had met haar schoonmoeder over de opvoeding van haar zoon werd de stad steeds minder aantrekkelijk. Om tot rust te komen verbleef Maria Henriëtte steeds vaker op het familieslot van de Nassau's in Honselaarsdijk of op kasteel Teylingen, gelegen ten noorden van de stad Leiden en ontving daar regelmatig haar uit Engeland verbannen broers. Naarmate de banden tussen de Republiek en het Engelse Gemenebest verbeterden besloot de Republiek de familie van Maria Henriëtte de toegang tot de Nederlanden te ontzeggen, dit om de banden met de Engelse leider Oliver Cromwell niet te schaden. Dit besluit schoot bij Maria Henriëtte echter volledig in het verkeerde keelgat en in 1654 besloot ze met haar oudste broer, Karel II, mee op reis te gaan. Na een reis van drie jaar, waarbij ze onder andere de steden Spa, Keulen en Parijs bezocht, keerde ze in februari 1657 weer terug naar Den Haag om haar zoon op te zoeken.
Zus van de koning
Gedurende haar verblijf in Parijs had Maria Henriëtte niet alleen een bezoek gebracht aan haar moeder, die na de moord op haar man was teruggekeerd naar haar familie. Ze bracht tevens een bezoek aan haar neef, koning Lodewijk XVI van Frankrijk (1638-1715), om hem om hulp te vragen. Nadat Willem II was overleden zonder testament had Maria Henriëtte ruzie gekregen met Amalia van Solms over de landrechten van het in Frankrijk gelegen Prinsdom Orange. In een brief uit 1649 gaf Willem II zijn gouverneur in Orange de opdracht om - in geval van zijn overlijden - alleen orders aan te nemen van zijn weduwe, Maria Henriëtte. Helaas voor haar was de gouverneur van Orange een neef van Amalia van Solms en hij weigerde dan ook om Willems verzoek te respecteren. Nadat Maria Henriëtte's claim op het vorstendom Orange ook door het Nederlandse gerechtshof was afgewezen besloot ze haar neef om hulp te vragen het vorstendom als nog in handen te krijgen. Ondanks dat koning Lodewijk XIV Maria Henriëtte in 1658 officieel tot regentes van het Prinsdom Orange benoemde, weigerde de gouverneur zijn nederlaag te erkennen.
Status verhoging
Uiteindelijk greep Lodewijk XIV in 1660 hardhandig in, zette de gouverneur van Orange af en droeg Prinsdom Orange officieel over aan Maria Henriëtte. Na jaren strijden was het haar eindelijk gelukt een kleine overwinning op haar schoonmoeder te behalen en ook haar oudste broer Karel II bereikte eindelijk waar hij jarenlang voor had gewerkt. Met hulp van diverse Engelse regenten was het Karel II gelukt Oliver Cromwell af te zetten en op 31 juli 1667 maakte hij door de ondertekening van de Vrede van Breda een einde aan de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog. Karel II werd gekroond tot koning van Engeland, Schotland en Ierland wat voor Maria Henriëtte een aanzienlijke status verhoging betekende aangezien ze nu de zus van een regerend koning was. De kroning van oom Karel II betekende dat Willem III opeens vijfde in lijn voor de Engelse troonopvolging werd. Iets wat Maria Henriëtte en Willem III met het volk vierden door een officiële rondgang langs diverse Nederlandse steden en gewesten te maken. Na hun reis door de Nederlanden maakte Maria Henriëtte zich klaar om naar Engeland te vertrekken zodat ze haar broer persoonlijk kon feliciteren en hem tevens om raad kon vragen hoe ze Willem III eindelijk kon laten benoemen tot stadhouder.
Overlijden
Kort voor vertrek ontving Maria Henriëtte het bericht dat haar jongere broer Hendrik was overleden aan de pokken en haar bezoek aan Whitehall Palace werd dan ook overschaduwd door de periode van rouw die in acht werd genomen. Na haar boer gefeliciteerd te hebben met zijn kroning en haar steun aan hem te hebben uitgesproken legde ze haar probleem voor. Nog voor broer en zus met een passende oplossing konden komen werd Maria Henriëtte ernstig ziek en de vele aderlatingen die ze onderging deden haar toestand in hoog tempo verslechteren. Op kerstavond 1660 dicteerde Maria Henriëtte haar testament aan haar secretaris en droeg hierbij haar deel van de voogdij over haar zoon Willem III, over aan haar broer koning Karel II. Enkele uren later overleed Maria op 24 december 1660 op een leeftijd van 29 jaar en werd begraven in de grafkelder van de koninklijke familie Stuart in de Westminster Abbey in Londen. De overdracht van de voogdij aan haar broer Karel II zorgde in de Republiek voor veel onrust, mede omdat Karel II op schandalige wijze misbruik maakte van zijn macht. In 1661 besloot de Staten-Generaal Karel II te passeren als voogd en benoemde Willem III van Oranje tot Kind van de Staat en stelde hem weer onder voogdij van zijn oma, Amalia van Solms.
Nagedachtenis
De nagedachtenis aan Maria Henriëtte in Nederland en in Engeland was geheel verschillend. Waar men in de Nederlandse geschiedenisboeken weinig te spreken was over haar bemoeienis met het vorstendom Orange, waren de Engelsen juist vol lof dat ze het lef had om voor haar rechten op te komen. Ook het feit dat Willem II genoodzaakt werd kapitalen uit te geven om de broers van Maria Henriëtte te helpen overleven was iets dat men in Nederland haar persoonlijk kwalijk nam, terwijl het in Engeland werd gezien als een daad uit zusterliefde. Qua karakter stond ze in de Republiek bekend als arrogant, omdat ze de moeite niet nam om Nederlands te leren spreken of schrijven, en ook het feit dat ze haar zoon Willem vaak voor langere tijd alleen achter liet en hem niet benoemde tot haar universeel erfgenaam werd haar niet in dank afgenomen. Als laatste werd Maria Henriëtte's liefde en steun voor haar broer Karel II in de Nederlanden juist gezien als een gebrek aan loyaliteit, terwijl men in Engeland het juist zag als een bewijs van haar loyaliteit aan Engeland en haar broer.