Prins Maurits van Oranje (1567-1625)
Maurits van Oranje was naast prins van Oranje ook graaf van Nassau en stadhouder en legeraanvoerder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Van de Staten-Generaal kreeg Maurits na het overlijden van zijn vader, Willem I van Oranje, de titel van prins van Oranje terwijl hij hier officieel pas recht op had na het overlijden van zijn oudste halfbroer, Filips Willem. Voordat Maurits de titel van prins erfde werd hij Maurits van Nassau genoemd. Op achttienjarige leeftijd trad Maurits in de voetsporen van zijn vader toen hij stadhouder werd van Holland, Zeeland en Utrecht en diverse jaren later kwamen hier ook de gewesten Gelderland en Overijssel bij. Maurits was een briljant militair strateeg en mede door de hervormingen die hij doorvoerde wist hij de Spanjaarden op afstand te houden.
Inhoud
Maurits vader Willem van Oranje /
Bron: Onbekend, Wikimedia Commons (Publiek domein)De familie van Oranje
Op 14 november 1567 kwam in de Duitse stad Dillenburg een jongen ter wereld die de naam Maurits van Nassau kreeg. Maurits was de zoon van Willem I van Oranje (1533-1584) en zijn tweede vrouw Anna van Saksen (1544-1577). En omdat Willem al twee kinderen had uit zijn eerste huwelijk groeide Maurits op in de aanwezigheid van zijn halfzus Maria (1556-1616) en halfbroer Filips Willem (1554-1618). Helaas werd Filips Willem in het jaar 1568 door de Spaanse koning Filips II ontvoerd terwijl hij studeerde aan de Universiteit van Leuven waardoor Maurits opeens Willems opvolger werd. Helaas was het huwelijk tussen Willem en Anna verre van goed, mede omdat Anna haar man verweet dat hij meer tijd aan het leiden van de Nederlandse Opstand - tegen de landheer der Nederlanden, koning Filips II van Spanje (1527-1598) - besteedde dan aan zijn gezin. Ondanks de moeilijkheden in hun huwelijk schonk Anna in 1569 het leven aan dochter Emilia (1569-1598), maar verhuisde vervolgens naar Keulen toen Emilia niet langer meer van haar afhankelijk was.
Verhuizing naar de Nederlanden
Aangezien Willem in de Nederlanden verbleef en Anna in Keulen nam Willems broer, Jan VI van Nassau-Dillenburg (1536-1606) de zorg over de kinderen van zijn broer op zich en Maurits groeide op samen met zijn vijfentwintig (!) neven en nichten. Op slot Dillenburg kregen de kinderen les in geschiedenis, godsdienst, Frans en Latijn en de jongens leerden daarnaast ook nog (zwaard)vechten en paardrijden. In 1571 besloot Willem van Anna van Saksen te scheiden waarna zij door haar vader werd opgesloten in huis onder het mom dat ze 'krankzinnig' zou zijn. Maurits en Emilia zagen hun moeder nooit meer terug en in 1577 overleed Anna vermoedelijk aan de gevolgen van eenzaamheid. Toen Maurits negen jaar oud was werd hij ingeschreven als student aan de Universiteit van Heidelberg, maar verhuisde krap een jaar later - samen met zijn neef Filips van Nassau-Dillenburg (1566-1595) - naar het Haagse Prinsenhof in de Nederlanden. Aangezien Maurits zijn vader zou gaan opvolgen als stadhouder van de gewesten Holland, Zeeland en Utrecht leek het de Staten van deze gewesten goed als Maurits vast zou kennismaken met het land en haar politiek leiders.
Universiteit van Leiden
Maurits zette zijn studie vervolgens voort aan de - pas geopende - Universiteit van Leiden waar hij geschiedenisles kreeg van de bekende humanist, filoloog en historiograaf Justus Lipsius (1547-1606) en wiskunde van Rudolph Snel van Royen (1546-1613). Wanneer Maurits vrij was reed hij graag paard of deed mee aan een worstelwedstrijd. Ook oefende hij veel en vaak in het hanteren van verschillende wapens. Terwijl Maurits in Leiden aan zijn toekomst werkte had zijn vader zijn handen vol aan het leiden van de Opstand. De Nederlanden waren in het jaar 1579 uiteen gevallen in een zuidelijk en noordelijk deel, waarbij het zuiden had besloten om zich neer te leggen bij de Spaanse overheersing. De noordelijke gewesten besloten echter om tegen de Spaanse koning Filips te blijven vechten en streefden naar onafhankelijkheid. In het heetst van de strijd besloot koning Filips om Willem vogelvrij te verklaren en in 1584 pleegde Balthasar Gerards (circa 1557-1584) een succesvolle aanslag op Willems leven.
Maurits moeder Anna van Saksen /
Bron: Abraham de Bruyn, Wikimedia Commons (Publiek domein)Maurits aan de macht
Aangezien Maurits pas zeventien jaar oud was toen zijn vader overleed was hij nog te jong om zijn taken als stadhouder over te nemen en de Hollandse landsadvocaat, Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619), nam deze taak dan ook namens Maurits waar. Maurits zelf werd lid van de Raad van State zodat hij alvast de nodige ervaring op kon doen, maar kwam al snel tot de conclusie dat niet de politiek zijn interesse had, maar defensie. Op achttienjarige leeftijd werd Maurits door de Staten-Generaal meerderjarig verklaard en ingehuldigd als stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht en ontving tevens de titel van 'prins van Oranje', al was dit onterecht. De prinselijke titel behoorde toe aan de oudste zoon van Willem van Oranje, namelijk Maurits halfbroer Filips Willem. Maar aangezien deze gevangen werd gehouden in Spanje en de titel niet kon claimen, mocht Maurits van de titel gebruiken wat maakte dat hij enorm in aanzien steeg. Na Maurits aanstelling veranderde er overigens weinig voor landsadvocaat Van Oldenbarnevelt, omdat Maurits besloot zijn politieke taken uit te besteden. Zelf stortte Maurits zich op het reorganiseren van het leger en liet de politiek aan de landsadvocaat.
Engelse hulp
Op aanraden van Van Oldenbarnevelt en Maurits besloten de Staten-Generaal om op zoek te gaan naar een buitenlandse vorst die bereid was de soevereiniteit van de Noordelijke Nederlanden te accepteren, maar dit bleek een onmogelijke opgave. Uiteindelijk vonden ze de Engelse Queen Elizabeth (1533-1603) bereid om hen te helpen, in ruil voor een stuk zeggenschap over de Noordelijke Nederlanden. Aangezien de Staten-Generaal met hun rug tegen de muur stonden, stemden ze met het voorstel in en in 1585 arriveerde de Engelse Robert Dudley (1533-1588) om de taak van gouverneur-generaal op zich te nemen. Helaas bleek al snel dat de Engelse hulp eerder een last dan een zegen was, want gouverneur-generaal Dudley zag de jonge stadhouder Maurits als zijn grootste concurrent. In plaats van met Maurits samen te werken deed Dudley er alles aan om hem tegen te werken en de Staten-Generaal zaten met hun handen in het haar. Met name Van Oldenbarnevelt lobbyde hard om Dudley weg te krijgen, maar de Staten-Generaal maakten duidelijk dat ze de samenwerking met Engeland niet zomaar konden opzeggen.
Maurits als opperbevelhebber
Toen de winter aanbrak kwam de strijd tussen de Engelse en Nederlandse troepen en de Spanjaarden op een laag pitje te staan en Robert Dudley keerde tijdelijk terug naar Engeland. Toen de strijd tussen de Spaanse en Nederlandse troepen in de zomer van 1586 weer van start ging en Dudley nog niet was teruggekeerd, rook Van Oldenbarnevelt zijn kans en schoof Maurits naar voren als de nieuwe opperbevelhebber. De Staten-Generaal stemden met de benoeming in en Maurits wist al snel de stad Axel te bevrijden. Voor Maurits zijn veldtocht kon voortzetten keerde Dudley terug uit Engeland en nam het opperbevel weer van Maurits over. Wel was het Dudley duidelijk geworden dat zijn functie als gouverneur-generaal onhoudbaar was geworden en hij keerde aan het begin van het jaar 1587 definitief terug naar Engeland. Terwijl de Staten-Generaal zich beraamden over de te ondernemen stappen verloren de Spanjaarden hun beruchte Spaanse Armada tijdens een poging om Engeland binnen te vallen en van Oldenbarnevelt en Maurits zagen hun kans schoon.
Glorieuze jaren
In 1588 besloten de Staten-Generaal, op aanraden van Van Oldenbarnevelt en Maurits, om als zelfstandige natie verder te gaan en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd opgericht. Net als in het verleden stond Van Oldenbarnevelt aan het hoofd van het politieke bestuur en Maurits richtte zich met de hulp van zijn neef, Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg (1560-1620), stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe, op het reorganiseren van het leger. Gezamenlijk wisten ze van het Nederlandse leger een succes te maken en de snelheid waarmee het leger kon marcheren verraste de Spanjaarden menig keer. Tussen de jaren 1588 en 1597 wist Maurits, samen met Willem Lodewijk, vele Nederlandse steden op de Spanjaarden te heroveren waardoor hij als een groot veldheer werd gezien. Met name in het jaar 1592 was Maurits bijzonder succesvol, iets dat mede kwam omdat de Spaanse koning Filips een deel van zijn Spaanse troepen vanuit de Nederlanden had overgeplaatst naar Frankrijk.
Succes
In 1593 en 1594 werd Maurits veldtocht afgeremd omdat de schatkist van de Republiek zo goed als leeg was. Tevens hadden Van Oldenbarnevelt en Maurits in 1594 voor het eerst een flink meningsverschil toen Van Oldenbarnevelt wilde dat Maurits de stad Groenlo bevrijdde. Gezien het krappe budget kon Maurits - naar zijn mening - over onvoldoende soldaten beschikken en weigerde dan ook om zo'n groot risico te nemen. Pas in 1597 wist Maurits weer diverse successen te boeken toen hij in hoog tempo de steden Alphen, Bredevoort, Enschede, Groenlo, Meurs, Rijnberk, Ootmarsum, Oldenzaal en Lingen wist te bevrijden. Deze veroveringen maakten dat de Republiek voor het eerst sinds haar oprichting uit een volledig aaneengesloten geheel, zonder tussenliggende Spaanse enclaves, bestond. Om dit heugelijke feit en Maurits' succes te vieren, lieten de Staten-Generaal diverse herinneringsmunten slaan.
Spanning
Gedurende de jaren 1598 en 1599 ging Maurits een confrontatie met het Spaanse leger uit de weg, omdat zij hun troepen weer op volle sterkte hadden gebracht. Het feit dat Maurits van nature voorzichtig was ingesteld, werd hem door veel regenten in de Nederlanden niet in dank afgenomen en ook Van Oldenbarnevelt kon weinig begrip op brengen voor Maurits' afwachtende houding. De spanningen tussen Maurits aan de ene en Van Oldenbarnevelt en de Staten-Generaal aan de andere kant liepen nog verder op toen een stel kapers in dienst van de Spanjaarden - de Duinkerker kapers genoemd - de Nederlandse handelsvloot aanzienlijke schade toebracht. Maurits werd in het jaar 1600 gedwongen om in actie te komen en wonder boven wonder wist hij de Slag op het strand van Nieuwpoort te winnen. Na de slag koelde Maurits zijn woede op Van Oldenbarnevelt omdat hij en de Staten-Generaal hun zin hadden doorgedreven. Van Oldenbarnevelt liet Maurits hierop weten teleurgesteld in hem te zijn omdat hij - ondanks de overwinning bij Nieuwpoort - de tocht naar Duinkerken had afgebroken. Toen beide heren geen strobreed wilden toegeven ontstonden de eerste scheurtjes in hun jarenlange vriendschap.
Herinneringsmunten aan Maurits zegetocht /
Bron: Publiek Domein, Wikimedia Commons (PD)Twaalfjarig Bestand
In 1603 en 1604 ondernamen, zowel Van Oldenbarnevelt als de Staten-Generaal, meerdere pogingen om Maurits diverse steden in het zuiden van de Republiek te laten bevrijden, maar Maurits weigerde. Zowel hij als zijn neef, Willem Lodewijk, waren van mening dat de zuidelijke steden veel te ver van het hart van de Republiek waren gelegen wat de kans op bevoorradingsproblemen of insluiting door de vijand, aanzienlijk vergrootte. De Staten-Generaal en Van Oldenbarnevelt waren echter doof voor Maurits' bezwaren en gaven hem de opdracht om een veldtocht te organiseren naar Brabant en Limburg. Enkele weken na hun vertrek werden Maurits en Willem Lodewijk gedwongen om weer naar huis te gaan omdat er honger onder de soldaten was uitgebroken. In het jaar 1605 begon het tij in het voordeel van de Spanjaarden te keren en ze wisten in hoog tempo door de Nederlandse verdedigingslinies heen te breken. De Republiek had het dat jaar niet alleen moeilijk op militair gebied, ook op financieel en economisch gebied zat het flink tegen. Zowel Frankrijk als Engeland hadden hun financiële steun stop gezet en doordat de Nederlandse handelsschepen niet mochten aanmeren op het Iberisch Schiereiland, kreeg de economie een flinke klap. Tot overmaat van ramp was de bevolking ook nog eens oorlogsmoe.
Tijdelijke rust
Net als de bevolking begon ook landsadvocaat Van Oldenbarnevelt na te denken over een mogelijk vredesakkoord, maar Maurits was hier fel op tegen omdat hij de kans klein achtte dat de Spaanse koning Filips godsdienstvrijheid zou toestaan in de Republiek. Ondanks Maurits' protesten startte Van Oldenbarnevelt in het jaar 1606 de vredesonderhandeling met Spanje, waarop Maurits besloot zich persoonlijk met de kwestie te bemoeien. Omdat de belangen van beide partijen mijlenver uiteen lagen zat het sluiten van vrede er niet in en Van Oldenbarnevelt besloot aan te sturen op een wapenstilstand. Ook nu was Maurits weer tegen omdat hij bang was dat de Republiek op haar lauweren zou gaan rusten, terwijl Spanje haar leger paraat hield. Van Oldenbarnevelt wist uiteindelijk een wapenstilstand van twaalf jaar te sluiten wat maakte dat hij lijnrecht tegenover Maurits kwam te staan. De situatie tussen beide heren liep nog verder uit de hand toen er een conflict uitbrak binnen de gereformeerde kerk en Van Oldenbarnevelt en Maurits ieder een eigen kant kozen.
Veroordeling Van Oldenbarnevelt
Waar Van Oldenbarnevelt besloot de zogenaamde remonstranten te steunen, besloot Maurits er juist voor te kiezen om de contra-remonstranten te steunen en het land begon zich in twee partijen te verdelen. De spanningen tussen beide partijen liepen steeds hoger op en het volk zocht een zondebok om zijn woede op te uiten. Toen Maurits steeds meer remonstrantse regenten verving door contra-remonstrantse regenten keerden zij zich al snel tegen Van Oldenbarnevelt en Maurits besloot de landsadvocaat te laten arresteren. De officiële aanklacht luidde dat Van Oldenbarnevelt het land in gevaar had gebracht door met zijn beleid verdeeldheid te zaaien en de rechtbank eiste de zwaarst mogelijke straf. Op 13 mei 1619 werd Johan van Oldenbarnevelt ter dood gebracht door middel van onthoofding, maar deze daad werd door vele Nederlanders zwaar veroordeeld. Dat niet iedereen het met Maurits eens was bleek ook wel uit het feit dat de gewesten Groningen en Drenthe, na het overlijden van hun stadhouder Willem Lodewijk, er voor kozen om Maurits als stadhouder te erkennen, maar Friesland Maurits afwees en besloot Ernst Casimir van Nassau-Dietz (1573-1632) tot stadhouder te benoemen.
Laatste jaren
Met het aflopen van het Twaalfjarig Bestand in het jaar 1621 werden de vijandelijkheden tussen Spanje en de Republiek al snel weer hervat, maar de Republiek was niet meer wat ze was geweest. Maurits bleek niet in staat te zijn om de enorme politieke leegte, die was ontstaan door de ter dood veroordeling van Van Oldenbarnevelt, op te vullen en ook militair ging het Maurits niet bepaald voor de wind. In 1622 kreeg Maurits problemen met zijn gezondheid en een jaar later pleegden de zonen van Van Oldenbarnevelt, een mislukte moordaanslag op hem. In 1624 wisten de Spanjaarden flink terrein te veroveren in de zuidelijke delen van de Republiek en namen zelfs de stad Breda in. In november van dat jaar werd Maurits door zijn gezondheidsklachten aan bed gekluisterd, maar bleef zich zelfs vanuit bed nog met staatszaken bemoeien. Op 23 april 1625 overleed Maurits van Oranje door onbekende oorzaak en werd enkele dagen na zijn overlijden bijgezet in de grafkelder van de familie van Oranje in de Nieuwe Kerk in Delft. Zijn persoonlijke titels - waaronder de titel van prins van Oranje - en zijn functie van stadhouder gingen na Maurits overlijden over op zijn halfbroer, Frederik Hendrik.
Het nageslacht van Maurits van Oranje
Maurits was bij leven niet getrouwd, maar had er wel meerdere relaties op nagehouden waar diverse kinderen uit voort waren gekomen. Zo onderhield Maurits een langdurige relatie met Margaretha van Mechelen (circa 1580-1662) en had kortstondige affaires met Anna van de Kelder, Cornelia Jacobs, Jobghen van Alphen, Ursula de Rijck en Deliana de Backer (van allen zijn de geboorte- en overlijdensdatum onbekend). De kinderen die hij verwekte bij Margaretha stonden wel iets hoger in aanzien dan de kinderen die hij bij de andere vrouwen verwekte. Op zijn eigen manier bekommerde Maurits zich wel om de moeders van zijn kinderen want ze kregen allemaal een financiële toelage die het mogelijk maakte in het levensonderhoud van henzelf en de kinderen te voorzien.
Met Margaretha van Mechelen kreeg Maurits drie kinderen: Willem van Nassau-LaLecq (1601-1627), Lodewijk van Nassau-Beverweerd (1602-1665) en Maurits (1604-1617). Met Cornelia Jacobsdochter kreeg Maurits een dochter genaamd Anna (geboortedatum onbekend - 1673), net als met Ursula de Rijck; Elisabeth (circa 1611-overlijdensdatum onbekend). Met Jobghen van Alphen kreeg Maurits een zoon die de naam Carel (circa 1612-1637) kreeg en Deliana de Backer schonk Maurits een dochter met de naam Eleonora (circa 1620 - 1693 of 1703). Met Anna van de Kelder kreeg Maurits geen kinderen.