Schilderkunst 19e eeuw: Franse romantische schilderkunst
De negentiende eeuw was de tijd van de romantiek. De figuren in de schilderijen van de Franse romantische schilders Eugène Delacroix en Théodore Géricault tonen hun gevoelens. De grote schilderijen tonen de toeschouwer een dramatische weergave, met strijdende, gewonde of stervende figuren, van een schokkende, destijds actuele gebeurtenis. De schilders waren begaan met het lot van mensen die door de overheid werden benadeeld. Bij tentoonstellingen veroorzaakten de schilderijen niet zelden beroering onder de toeschouwers. De overheid vond de schilderijen opruiend, want ze riepen op tot verzet tegen de overheid. Het schilderij De vrijheid die het volk leidt van Delacroix werd om die reden lang door de Franse overheid verborgen gehouden.
De romantiek
Het is niet eenvoudig om de romantiek eenduidig te definiëren. De romantiek was immers geen georganiseerde beweging, maar een stemming die zich begin negentiende eeuw door Europa verspreidde. Het was destijds een chaotische wereld waarin heftige emoties domineerden. Er was dus sprake van een duidelijke breuk met het verleden, want tijdens de flamboyante barok, de rationele verlichting en de strenge voorschriften van het classicisme werden heftige emoties vaak onderdrukt.
In de romantiek trachtten kunstenaars uiting te geven aan hun eigen (vaak rauwe) gevoelens, verleidingen, hun hoop of vrees. Er was daarbij geen ruimte voor compromissen: men was een held of een totale mislukkeling. In hun schilderijen draaide alles om beweging, felle kleuren, een woeste toets (ruw aangebrachte verf) en een dramatische voorstelling. Veel voorkomende thema's waren liefde dood, heroïek en de wonderen van de natuur. Uitgebeeld werd een wereld met grootse, elementaire krachten, die nauwelijks door de mens beteugeld konden worden.
Théodore Géricault (1791-1824)
De vroeggestorven schilder Théodore Géricault, na de val van een paard, was een echte romanticus: gepassioneerd over paarden, vrouwen en kunst, temperamentvol en inspirerend. Afkomstig uit de gegoede burgerij, beschikte hij over voldoende kapitaal om te kunnen werken zonder opdrachten. Financieel onafhankelijk kon hij een zelfgekozen thema tot onderwerp maken van een schilderij. Paarden en mensen die verkeren in een schijnbaar uitzichtloze situatie vol gevaar en onzekerheid (soms een combinatie van beide) waren zijn hoofdthema's. De mensen en paarden op zijn schilderijen tonen duidelijk emoties.
Zijn schilderijen doen wat betreft beweging en kleur denken aan Rubens, en wat betreft de weergave van gespierde lichamen en de monumentaliteit van de voorstelling aan Michelangelo. De compositie van zijn schilderijen is vaak simpel: een tegen een dramatische achtergrond geplaatste figuur leidt de blik van de toeschouwer naar een bepaald punt aan de bovenrand van het schilderij.
Vlot van de Medusa (1818-19)
De schipbreukelingen van de Médusa
Het grote schilderij (4,91 x 7,16 meter) toont de toeschouwer het lot van de schipbreukelingen van het regeringsfregat
La Médusa, dat in 1816 voor de Afrikaanse westkust verging. De kapitein, wiens incompetentie had geleid tot de schipbreuk, reserveerde de zeewaardige sloepen voor zichzelf en de hogere officieren. De andere honderdvijftig bemanningsleden dobberden op een gammel vlot dertien dagen op zee rond. Op het overvolle vlot, met veel te weinig voedsel en water, ontstonden vechtpartijen en zelfs kannibalisme. Het schilderij toont het moment dat de schipbreukelingen het fregat de Argus zien, het schip dat de vijftien schipbreukelingen die de barre tocht hadden overleefd redde.
Het vlot van de Médusa, Théodore Géricault (1818-1819) /
Bron: Louvre Museum, Wikimedia Commons (Publiek domein) De weergave van de gebeurtenis
De mannen op het vlot zijn niet de gebruikelijke helden, met hun stoïcijnse zelfbeheersing en heldhaftige standvastigheid. Hun gruwelijk lijden, niet voor een goede zaak maar omdat ze slachtoffer waren van incompetentie, is duidelijk zichtbaar door hun houding, gezichtsuitdrukking en beweging. De afmetingen van het vlot en de onheilspellende donkere lucht versterken het dramatische effect. Het schilderij is overigens geen zo realistisch mogelijke weergave van de werkelijkheid. De figuren op het schilderij zijn geen uitgeteerde, met wonden overdekte mannen. Hun gespierde lichamen en gezonde uiterlijk is geen realistische weergave van schipbreukelingen, met hun uitgeteerde, ongeschoren en en met wonden overdekte lichamen na een barre tocht van dertien dagen op een vlot.
De ontvangst van het schilderij
In 1819 zorgde het schilderij, met zijn weergave van een dramatische gebeurtenis, voor beroering onder de bezoekers van de Parijse Salon (tentoonstelling). Het doek, met het formaat van een historiestuk, was niet vervaardigd in opdracht van de overheid. Bovendien was het geen lofzang op de monarchie, of een uiting van nationale trots. Er waren geen helden of overwinnaars. Het lijden van de mannen op het vlot kon niet worden gerechtvaardigd en diende geen nobel doel. Het schilderij was voor Géricault een protest tegen de overheid, die haar dienaren (bemanningsleden van een regeringsfregat) in de steek had gelaten.
Door de gevestigde kunstcritici werd het doek goed ontvangen. De compositie van het doek, met zijn piramidevormige opbouw, behoorde tot een door de Franse Academie goedgekeurd type. Ook de weergave van de figuren voldeed aan hun normen.
Aanvankelijk wilde de Franse overheid het doek niet kopen. Karel X verwierf het in 1824 uit de nalatenschap van Géricault voor (het museum) het Louvre.
Eugène Delacroix (1798-1863)
De schilder Eugène Delacroix was een voortrekker van de Franse romantische schilderkunst, die leefde als een romantische held. Hij had een zwakke gezondheid, leefde rusteloos, had vele relaties maar trouwde niet, en stierf alleen. Hij was bevriend met de dichter Baudelair, de schrijver Victor Hugo en de schilder Géricault. Voor de jonge dode die op de voorgrond op zijn buik op Géricaults schilderij van het vlot van de Médusa ligt heeft hij geposeerd.
Eugène Delacroix wilde het liefst enorme historiestukken schilderen in de stijl van Rubens en Michelangelo. Zijn eerste werk
Dante en Vergilius (1822) was in die stijl geschilderd. Het schilderij werd door het hof aangekocht. De schilder werd zijn hele leven door de overheid begunstigd met belangrijke opdrachten.
De Vrijheid die het volk leidt (1830)
De revolutie van 1830
Het grote schilderij (3,30 x 4,25 meter) toont de politieke opstand in Parijs in juli 1830. De Parijzenaars protesteerden toen drie dagen tegen het tirannieke bewind van koning Karel X. De revolutie werd, behalve door verstokte monarchisten, gesteund door alle klassen van de maatschappij. Onder de opstandelingen zijn hoge hoeden, baretten en petten van arbeiders te zien.
De vrijheid die het volk leidt, Eugène Delacroix (1830) /
Bron: Eugène Delacroix, Wikimedia Commons (Publiek domein) De weergave van de gebeurtenis
De halfnaakte heldin, met een Fygische muts die tijdens de Franse Revolutie van 1789 diende als vrijheidssymbool, heeft in de ene hand een geweer en in de andere hand een Franse driekleur, die door de opzettelijk gedekte kleuren van het schilderij nog wordt benadrukt. De jonge vrouw is de personificatie van de Vrijheid. Rechts van haar staat de jonge revolutionair
Arcole. De jonge Franse volksheld sneuvelde tijdens de strijd. Het personage
Gavroche in
Les Misérables van Victor Hugo is op hem gebaseerd. Het schilderij toont ook de slachtoffers van de bloedige strijd. Een dodelijk gewonde revolutionair werpt nog een laatste blik op de vrijheid. De kleuren van de Franse vlag komen terug in de kleding van de stervende revolutionair. Delacroix gaf met dit schilderij uiting aan zijn nationale gevoelens. Hij stond achter de opstandelingen. Zijn handtekening en het jaartal onder het schilderij schreef hij opvallend, symbolisch met rood.
De ontvangst van het schilderij
Het schilderij werd getoond op de eerste Salon onder het nieuwe bewind van Louis-Philippe. Delacroix kreeg niet de door hem verwachte goede kritieken. Tijdgenoten vonden het levendiger en meer verontrustend dan ander schilderijen over de volksopstand tijdens de julidagen in 1830. De overheid kocht het schilderij aan. Het doek, met als onderwerp de opstand van het volk in juli 1830, werd door de overheid te opruiend gevonden om te worden tentoongesteld. Het werd tot vlak na de revolutie van 1848 veilig opgeborgen. Pas in 1861 werd het permanent in het Louvre tentoongesteld.
Lees verder