Schilders 17e eeuw: het wonderkind Anthonie van Dyck
De schilder Van Dyck was een wonderkind. Hij is vooral bekend geworden door zijn uiterst verfijnd geschilderde portretten van edellieden en vorsten. In 1618 werd hij assistent van de beroemde schilder Peter Paul Rubens. Zijn eerste (religieuze) schilderijen doen denken aan schilderijen van Rubens. Hij verbleef een groot deel van zijn leven in het buitenland. In Genua verbleef hij van 1621 tot 1626. Daar schilderde hij veel portretten van voorname adellijke dames. In 1632 vestigde Van Dyck zich permanent in Engeland. In Londen werd hij hofschilder van koning Karel I. Hij schilderde liefst 38 portretten van hem. Zijn portretten tonen de in werkelijkheid kleine en niet aantrekkelijke koning als een elegante man van de wereld. Van Dyck schilderde in Engeland talloze portretten van (jonge) edellieden.
Over de jonge jaren van Anthonie van Dyck (1599-1641) in Antwerpen
De in 1599 in Antwerpen uit een familie van zijdehandelaren geboren Anthonie van Dyck werd beschouwd als een wonderkind. Op zestienjarige leeftijd had hij al een eigen atelier, en in 1618 werd hij, na lid geworden te zijn van het Antwerpse schildersgilde, assistent van de befaamde schilder Peter Paul Rubens. Zijn eerste schilderijen deden sterk denken aan de schilderijen van Rubens, want ze hadden hetzelfde warme koloriet (kleurschakering) en dezelfde kracht. Van Dyck is vooral bekend geworden door zijn uiterst verfijnde portretten van rijke mensen, edellieden en vorsten. Zijn briljante schilderstechniek paste perfect bij de smetteloze manieren, elegantie en verfijnde smaak van zijn modellen.
Sint Maarten en de bedelaar, Van Dyck. 1618-1620) /
Bron: Anthony van Dyck, Wikimedia Commons (Publiek domein)Naast portretten heeft Van Dyck ook schilderijen over religieuze en mythologische onderwerpen vervaardigd. Die onderwerpen behoorden in de zeventiende eeuw tot het standaardrepertoire van de schilders. De vele kunstwerken die tijdens de Beeldenstorm waren vernield, had tot gevolg dat de katholieke kerk, die de schade wilde herstellen, voor veel opdrachten voor schilders zorgde. De jonge Van Dyck, van nature religieuzer dan Rubens, schilderde ontroerende, religieuze taferelen.
Voor de Sint-Martinuskerk in Zaventum schilderde van Dyck omstreeks 1619 dit schilderij van de Heilige Martinus. Bij het verlaten van de stad Amiens, op een koude winterdag, spreekt een halfnaakte bedelaar de op zijn paard gezeten Heilige Martinus aan, die met een elegant gebaar van zijn zwaard zijn prachtige rode mantel in tweeën deelt, en de helft van de mantel aan de bedelaar geeft. Een oude landloper kijkt toe. De weergave van de schimmel, het lichaam van de bedelaar, het gekwelde gezicht van de landloper en het kleurgebruik doen sterk aan Rubens denken. De uitbeelding van Sint Maarten als een verfijnde, enigszins aristocratische jongeman is typisch Van Dyck. Die enigszins vrouwelijke verfijning is ook kenmerkend voor zijn latere portretten van edellieden en vorsten.
Schilder van adellijke dames in Genua
In 1621 verhuisde Van Dyck naar Italië, waar hij zich vestigde in Genua. Daar verbleef hij tot 1626. Tijdens zijn langdurige verblijf in Italië bracht hij ook enige tijd door in Rome en Venetië, om er de oude meesters te bestuderen.
Van Dyck was tijdens zijn verblijf in Genua een veelgevraagd portretschilder. Hij schilderde er veel leden van de aristocratie. Volgens een oud gezegde had Genua geen koning, maar vele koninginnen. De gelaatstrekken en weelderige kleding van de door van Dyck geportretteerde adellijke dames gaven hen een vorstelijk voorkomen.
In 1623 schilderde Van Dyck een portret van
Marchesa Elana Grimaldi. Hij gaf de heerszuchtige adellijke dame een monumentale pose. De klassieke zuilen in de achtergrond symboliseren macht en rijkdom. Ook de felrode parasol is een statussymbool. Verfijnde details als de glans van haar zwarte japon, het weefsel van de manchetten en het kantwerk van de pijpenkraag, zijn kenmerkend voor portretten van Van Dyck. De superieure oogopslag en de nauwelijks merkbare beweging met de hand wijst op minachting en gereserveerdheid bij een dame die bewust een klasse apart wil lijken.
De hofschilder Anthonie van Dyck
In 1626 keerde Van Dyck terug naar Antwerpen. Hij schilderde er diverse altaarstukken. In 1628 werd hij hofschilder aan het hof van regentes Isabella.
Koning Karel I op jacht, van Dyck, 1635) /
Bron: Anthony van Dyck, Wikimedia Commons (Publiek domein)In 1632 besloot Van Dyck om te verhuizen naar Engeland, waar hij zich permanent vestigde (afgezien van een reis naar Antwerpen in 1634 en naar Parijs in 1641, tijdens zijn laatste levensjaar). In Londen werd hij hofschilder van koning Karel I. Hij schilderde liefst 38 portretten van Karel I, in verschillende rollen: als legeraanvoerder, als ridder van Sint-Joris, als edelman, als echtgenoot en liefhebbende vader, en als een keizer die onder een triomfboog doorrijdt. Van Dyck wist Karel I, die in werkelijkheid nogal klein en weinig aantrekkelijk was, op een elegante wijze weer te geven. Als blijk van waardering van zijn talent werd hij door Karel I geridderd tot Sir Anthony van Dyck.
Het schilderij
Koning Karel I op jacht (1635), dat wel beschouwd wordt als het mooiste door van Dyck gemaakte portret van de koning, geeft Karel I weer in een elegante, zwierige pose. Hij krijgt koninklijke waardigheid omdat hij enigszins van onder is afgebeeld, in prachtige, glanzende kleren en met een zwierige hoed. De koning is hier afgebeeld als een fiere, zelfverzekerde man van de wereld.
James Stuart, hertog van Lennox en Richmond, van Dyck, (1634) /
Bron: Anthony van Dyck, Wikimedia Commons (Publiek domein)De stofuitdrukking en de kleurenharmonie is subliem: de mouw heeft een satijnen schittering, die verzacht wordt door door de doffe glans van de leren handschoenen en laarzen, en door de warmte van de rode pofbroek. Het natuurdecor, met op de achtergrond de paardenknechten, toont dat de ernstige koning toch graag jaagde in de natuur. Dat Van Dyck ook dieren kon schilderen blijkt uit het natuurgetrouw snuivende paard, liefdevol in toom gehouden door een paardenknecht.
Van Dyck schilderde in Engeland talloze aristocratische portretten. De afgebeelde edellieden hadden vaak subtiel lange vingers, lange lichamen, een elegante houding, kostbare kleren en een zekere gereserveerdheid. Uit hun nooit glimlachende gezicht blijkt dat ze hun plicht kenden. De in 1634 door van Dyck geschilderde jonge James Stuart, hertog van Richmond en Lennox, heeft een lange, nonchalante gestalte. Hij is gekleed in een elegant zwart kostuum met blauwe weerspiegelingen. De hazewindhond aan zijn zijde accentueert zijn gestalte.
Lees verder