Schilders 17e eeuw: het wonderkind Anthonie van Dyck

Over de jonge jaren van Anthonie van Dyck (1599-1641) in Antwerpen
De in 1599 in Antwerpen uit een familie van zijdehandelaren geboren Anthonie van Dyck werd beschouwd als een wonderkind. Op zestienjarige leeftijd had hij al een eigen atelier, en in 1618 werd hij, na lid geworden te zijn van het Antwerpse schildersgilde, assistent van de befaamde schilder Peter Paul Rubens. Zijn eerste schilderijen deden sterk denken aan de schilderijen van Rubens, want ze hadden hetzelfde warme koloriet (kleurschakering) en dezelfde kracht. Van Dyck is vooral bekend geworden door zijn uiterst verfijnde portretten van rijke mensen, edellieden en vorsten. Zijn briljante schilderstechniek paste perfect bij de smetteloze manieren, elegantie en verfijnde smaak van zijn modellen.
Voor de Sint-Martinuskerk in Zaventum schilderde van Dyck omstreeks 1619 dit schilderij van de Heilige Martinus. Bij het verlaten van de stad Amiens, op een koude winterdag, spreekt een halfnaakte bedelaar de op zijn paard gezeten Heilige Martinus aan, die met een elegant gebaar van zijn zwaard zijn prachtige rode mantel in tweeën deelt, en de helft van de mantel aan de bedelaar geeft. Een oude landloper kijkt toe. De weergave van de schimmel, het lichaam van de bedelaar, het gekwelde gezicht van de landloper en het kleurgebruik doen sterk aan Rubens denken. De uitbeelding van Sint Maarten als een verfijnde, enigszins aristocratische jongeman is typisch Van Dyck. Die enigszins vrouwelijke verfijning is ook kenmerkend voor zijn latere portretten van edellieden en vorsten.

Schilder van adellijke dames in Genua
In 1621 verhuisde Van Dyck naar Italië, waar hij zich vestigde in Genua. Daar verbleef hij tot 1626. Tijdens zijn langdurige verblijf in Italië bracht hij ook enige tijd door in Rome en Venetië, om er de oude meesters te bestuderen.Van Dyck was tijdens zijn verblijf in Genua een veelgevraagd portretschilder. Hij schilderde er veel leden van de aristocratie. Volgens een oud gezegde had Genua geen koning, maar vele koninginnen. De gelaatstrekken en weelderige kleding van de door van Dyck geportretteerde adellijke dames gaven hen een vorstelijk voorkomen.
In 1623 schilderde Van Dyck een portret van Marchesa Elana Grimaldi. Hij gaf de heerszuchtige adellijke dame een monumentale pose. De klassieke zuilen in de achtergrond symboliseren macht en rijkdom. Ook de felrode parasol is een statussymbool. Verfijnde details als de glans van haar zwarte japon, het weefsel van de manchetten en het kantwerk van de pijpenkraag, zijn kenmerkend voor portretten van Van Dyck. De superieure oogopslag en de nauwelijks merkbare beweging met de hand wijst op minachting en gereserveerdheid bij een dame die bewust een klasse apart wil lijken.
De hofschilder Anthonie van Dyck
In 1626 keerde Van Dyck terug naar Antwerpen. Hij schilderde er diverse altaarstukken. In 1628 werd hij hofschilder aan het hof van regentes Isabella.
Het schilderij Koning Karel I op jacht (1635), dat wel beschouwd wordt als het mooiste door van Dyck gemaakte portret van de koning, geeft Karel I weer in een elegante, zwierige pose. Hij krijgt koninklijke waardigheid omdat hij enigszins van onder is afgebeeld, in prachtige, glanzende kleren en met een zwierige hoed. De koning is hier afgebeeld als een fiere, zelfverzekerde man van de wereld.

Van Dyck schilderde in Engeland talloze aristocratische portretten. De afgebeelde edellieden hadden vaak subtiel lange vingers, lange lichamen, een elegante houding, kostbare kleren en een zekere gereserveerdheid. Uit hun nooit glimlachende gezicht blijkt dat ze hun plicht kenden. De in 1634 door van Dyck geschilderde jonge James Stuart, hertog van Richmond en Lennox, heeft een lange, nonchalante gestalte. Hij is gekleed in een elegant zwart kostuum met blauwe weerspiegelingen. De hazewindhond aan zijn zijde accentueert zijn gestalte.