Helheim, het land van de oneervol overledenen
Helheim of Helgard is in de Noorse mythologie één van de negen werelden die verbonden worden door de levensboom Yggdrasill. In Helheim komt, volgens de verhalen, een deel van de doden terecht. Dit zijn degene die oneervol zijn gestorven, in hun bed of door een ongeluk. In Helheim heerst de godin Hel. Ze laat iedereen die er binnen komt volop lijden. Eenmaal binnen gekomen in Hell is er geen uitweg meer, zelfs de goden komen er niet meer weg voor het einde der tijden.
Namen
Helheim kent verschillende namen. Helgard is daar één van, maar vaak wordt het ook kortweg aangeduid met Hel. Het is echter niet te verwarren met de Christelijke hel, of met de godin Hel. De betekenis van Helheim is het best te omschrijven als ‘het rijk van degene die iets verbergt’, hoewel het woord ‘hel’ ook duidelijk gerelateerd is aan hal, helm en cel via verschillende talen.
De wereldboom
de levensboom Yggdrasill /
Bron: Oluf Bagge, Wikimedia Commons (Publiek domein)
In de Noorse mythologie bestaan negen werelden. Deze zijn verbonden door de levensboom, genaamd Yggdrasill. De werelden zijn:
Locatie in de levensboom
Volgens de verhalen uit de Noorse mythologie bevindt Helheim zich in de onderste laag van de wereldboom. Het zou bij de derde wortel van deze boom liggen. Helheim zou zuidelijk in de wereldboom liggen.
Hoe ziet het eruit?
Helheim zou een grote zaal zijn. Het dak bestaat uit geweven slangenwervels, waaruit gif neer druppelt op degene die er beneden lopen. Zij waden door rivieren van bloed. Mensen die verdwaalt zijn in de hallen, krijgen slechts geitenurine om hun dorst te lessen. De zaal is koud, donker en mistig. Om de zaal heen ligt de rivier ijskoude rivier Gjöll, waarin messen rondstromen. De enige ingang is een gouden brug, die streng bewaakt wordt.
De godin Hel met hellehond Garmr /
Bron: Johannes Gehrts, Wikimedia Commons (Publiek domein)Wie wonen er?
Behalve de godin Hel woonden er in Helheim overleden mensen. Degenen die hierheen gingen waren niet de helden die in gevechten stierven, maar alleen de mensen die aan ziekte of ouderdom in hun bed omkwamen. Ook de mensen die verongelukte gingen hierheen. Sommige edelen wilde hoe dan ook voorkomen dat zij na de dood naar Helheim moesten. Zij lieten zich op hun ziektebed verwonden met een speer. Zo werden ze ‘gemerkt door Odin’ en veilig na hun dood.
Bewaking
Helheim werd bijzonder goed bewaakt. De rivier die eromheen stroomde was ijskoud en er stroomde messen in rond. De enige mogelijke overgang was een gouden brug, bewaakt door een schaduwmaagd, een reuzin genaamd Móðguðr, en een hellehond genaamd Garmr of Janker. Deze bewakers stonden iedereen toe om naar binnen te komen, maar naar buiten maken zij onmogelijk. Volgens de verhalen kan een dood persoon over de brug zonder dat er enig geluid klinkt, maar als een levende eroverheen komt, rinkelt hij alsof er duizend man overheen gaat.
Nástrond
Nástrond of Náströnd is het lijkenstrand. Dit is een plek binnen de onderwereld. Er is enige onduidelijkheid over, maar waarschijnlijk is dit de plek waar het schip Naglfar ligt. Vanaf deze plek zal het schip tijdens de Ragnarok met zijn doden naar Midgard vertrekken. Het schip Naglfar zou zijn gemaakt van de nagels van doden. Verder leven er in Nástrond draken, waaronder Nidhogg, die eeuwig aan de wortels van de levensboom knaagt en twist zaait tussen de andere wezens die rond de levensboom leven.