Nederlands: acht eeuwen elitaire Franse invloed
Elitair is een Frans leenwoord. Het Frans was in de negentiende eeuw de taal van de elite. De mensen uit de hoogste klassen spraken Frans en lazen Franse romans. De deftige eerste warenhuizen adverteerden aan het eind van de negentiende eeuw doorgaans in het Frans. De elite las Franstalige kranten. Waarschijnlijk is niet algemeen bekend dat de Franse invloed op het Nederlands ruim acht eeuwen beslaat. In Vlaanderen verzet men zich tegen de invloed van Franse leenwoorden.
Franse invloed tot de zeventiende eeuw
Reeds in de twaalfde eeuw, of nog iets vroeger, begon de invloed van het Frans op de Nederlandse woordenschat. De contacten tussen de Fransen en Vlaanderen waren nauw (Vlaanderen was een Frans leen). De Vlaamse adel en het Vlaamse patriciaat (de hogere burgerij) spraken Frans. In de dertiende eeuw werden veel ridderromans uit het Frans vertaald. In die tijd waren edellieden en patriciërs al bekend met Franse leenwoorden als
tapis (tapijt).
faisant (fazant),
tarte (taarten) en
citron (citroenen). In de veertiende en vijftiende eeuw was er ook invloed van het Frans op het Nederlands. Franstalige vorsten uit het Henegouwse en later uit het Bourgondische huis regeerden toen in de Nederlanden. Franse leenwoorden als
rumoer,
blazoen,
klavier,
gouverneur en
klant (van
chaland, heftig geïnteresseerd). Nog steeds wordt iemand die geen belangstelling toont
nonchalant genoemd. Tijdens de zestiende eeuw werden door de rederijkers (amateur-dichters en voordrachtskunstenaars die bij elkaar kwamen in rederijkerskamers) veel gallicismen (Franse leenwoorden) gebruikt, maar de invloed van deze woordkunstenaars op de Nederlandse woordenschat was gering.
Franse invloed vanaf de zeventiende eeuw
De Franse invloed op de Nederlandse taal nam toe. Dat kwam niet alleen omdat de hogere standen zich vanaf de zeventiende voornamelijk richtten op de Franse taal en cultuur. Ook de naar Nederland uitgeweken Hugenoten vergrootten de Franse invloed op de Nederlandse taal. Zij vestigden zich als middenstanders en geschoolde handwerkslieden in de Jordaan (een benaming die wellicht is afgeleid van het Franse woord
jardin). In de Jordaan hadden zij contact met de lagere standen. Die mondelinge contacten liet de omgangstaal van de lagere standen niet onberoerd. De Franse woorden
bonjour,
justement,
compliments,
traiter,
correct en
miracles worden in hun omgangstaal bezjoer, juust, komplementen, treiteren, krek en merakels. In het begin van de negentiende eeuw was de invloed van het Frans gering. De Franse bezetting rond 1800 leidde tot weerzin tegen de Fransen, en dus ook tegen het gebruik van Franse leenwoorden. Na het begin van de negentiende eeuw verdwenen de protesten tegen het Frans. Tot het begin van de twintigste eeuw spraken de hogere standen bij voorkeur Frans. Het was chic om Frans te spreken. Ook nu nog verraadt hun woordgebruik een voorliefde voor het Frans. Zo zeggen leden van de adel nog steeds
taartje in plaats van gebakje, en
familie in plaats van gezin.
De herkenbaarheid van Franse leenwoorden in het Nederlands
De Franse leenwoorden uit de middeleeuwen zijn aangepast aan de Nederlandse taal. De Franse herkomst van het woord jolijt is niet zichtbaar. Franse leenwoorden die stammen uit de zeventiende eeuw, of later, zijn door spelling en uitspraak duidelijk herkenbaar:
coiffeur,
pluche,
champagne en
portefeuille. Wie het Frans redelijk beheerst, herkent ook leenvertalingen: kleinzoon (
petit-fils), schoonvader (
beau-père) en grootvader (
grand-père). Omdat veel Franse leenwoorden zijn aangepast aan de Nederlandse taal zien we ze makkelijk over het hoofd. Maar ze zijn nog steeds volop aanwezig in de Nederlandse taal. Een analyse van vier pagina"s van NRC Handelsblad, eind twintigste eeuw, levert het verrassende aantal van 25,2 procent Franse leenwoorden op.
Verzet tegen invloed van Franse leenwoorden in Vlaanderen
In Nederland wekte het gebruik van Franse leenwoorden geen ergernis meer. Nederlandse puristen hadden het grootste deel van de twintigste eeuw weinig aandacht voor Franse leenwoorden. Zij protesteerden toen vooral tegen het veelvuldig gebruik van Duitse en (later) van Engelse leenwoorden. In Vlaanderen was dit heel anders. Daar reageerde men fanatiek op gallicismen. Begrijpelijk, want Vlaanderen stond lang onder Franse heerschappij. In Vlaanderen werden Franse leenwoorden vervangen door purismen:
portefeuille door brieventas,
envelop door omslag,
douche door stortbad,
fiche door steekkaart en
paraplu door regenscherm. De gallicismen in het Vlaams zijn nog niet uitgeroeid. Het in 1895 opgerichte Algemeen Nederlandsch Verbond (AVN) richt zich specifiek tegen het gebruik van gallicismen. Het AVN publiceerde regelmatig een 'Lijst van uitdrukkingen ter vervanging van -ismen' (Franse leenwoorden). Ook nu nog verschijnen in Vlaanderen boekjes over correct taalgebruik. Men richt zich nog steeds tegen het gebruik van Franse leenwoorden.
Lees verder
Reactie
Dolly Scheffer, 17-09-2016
Met belangstelling bovenstaand artikel gelezen. Heeft u enig idee waarom juist bij de spoorwegen zoveel Franse woorden of Frans klinkende woorden worden gebruikt? "station, stationschef, restauratie, wagon, perron, coupé, compartiment, rangeren, conducteur, machinist, rails, signaal, talud, couchette, locomotief"
Met vriendelijke groet,
Dolly Scheffer.
Reactie infoteur, 19-09-2016
Interessante vraag. Ik weet wel dat als een land ergens leidend in is, dat dan ook veel woorden vaak gebruikt worden, of overgenomen worden door andere landen. Zo zijn veel Nederlandse zeevaartermen (Nederland was in de zeventiende eeuw een leidende positie in de wereld) bijvoorbeeld in het Russisch terechtgekomen. België was veel eerder met de aanleg van de spoorwegen dan Nederland. Deels Franstalig. Wellicht is dat de reden dat ook de Nederlandse spoorwegen tot op de dag van vandaag nog veel Franse termen (of van het Frans afgeleide woorden) gebruiken.