Schrijvers 20e eeuw, Louis Paul Boon - zijn sociale romans
De Vlaamse schrijver Louis Paul Boon is bekend geworden als schrijver van sociale romans. Hij beschrijft in zijn romans op realistische wijze de onderdrukking van het volk door de rijken en machtigen. Alles wat de personages in zijn romans ondernemen om hun situatie te verbeteren loopt doorgaans uit op een teleurstelling. Met name zijn eerste romans geven blijk van zijn radicale linkse (marxistische) opvattingen en zijn afkeer van godsdienst. Tot het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw waren zijn boeken niet te vinden in katholieke bibliotheken in België. Nu wordt Louis Paul Boon gezien als de eerlijke en meest bevlogen romanschrijver van Vlaanderen.
De auteur Louis Paul Boon
Louis Paul Boon werd geboren in de Belgische stad Aalst. Hij was er jarenlang werkzaam als huisschilder, maar zat al enige tijd zonder werk. Hij is de auteur van een aantal sociale romans. Met kennis van zaken schreef hij over de opstandigheid, het machteloze cynisme en de hoop van de arbeiders op een betere toekomst
Boon schreef in 1942 zijn eerste boek, maar het duurde tot het midden van de jaren vijftig dat hij door de critici en het publiek werd gewaardeerd, vanwege zijn linkse (marxistische) opvattingen en zijn duidelijke afkeer van godsdienst. In Belgische katholieke bibliotheken werd zijn werk tot begin jaren zestig geweerd.
Eerste romans
De eerste romans van Louis Paul Boon waren
De voorstad groeit (1942) en
Vergeten straat (1946). In deze sociale romans gaat Boon uit van een marxistische visie: de tegenstellingen tussen de mensen wordt veroorzaakt door de klassenstrijd. De uitbuiters weten met behulp van de heersende moraal en de politie iedere aanslag op hun bevoorrechte positie te verijdelen. De arme arbeiders kunnen alleen in hun dromen ontsnappen uit hun uitzichtloze situatie.
Mijn kleine oorlog
In
Mijn kleine oorlog (1947) vertelt de ik-figuur, door de anderen Louis genoemd, over zijn belevenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog. De auteur wijkt in dit boek af van het traditionele verhaalschema. Het is geen doorlopend verhaal. Na ieder kort hoofdstuk vermeldt de auteur, in cursieve letters, zijn mening, observaties en anekdotes.
In het eerste deel van de roman belandt de ik-figuur, een in 1940 bij het Belgische front aan het Albertkanaal gelegerde Belgische soldaat, in een Duits krijgsgevangenkamp. In het tweede deel wordt, in een aantal niet-chronologische episodes, de periode na zijn terugkeer naar huis beschreven. Boon laat de honger, het verraad en de corruptie tijdens de bezettingsjaren niet onvermeld. In het laatste deel van de roman wordt verteld over de periode na de bevrijding. Het was niet alleen een tijd om feest te vieren, want in die tijd probeerden de stiekeme profiteurs van de oorlog, die handel gedreven hadden met de Duitsers en die ook de eersten waren om de Amerikanen als bevrijders te verwelkomen, hun machtsposities van voor de oorlog weer in te nemen.
Ook in dit boek kijkt Boon vooral naar de 'kleine man' die altijd door zijn meerderen wordt benadeeld. Ook in de oorlog is hij de dupe, want de officieren die de soldaten moed inspreken zijn tijdens het gevecht afwezig.
De Kapellekensbaan en Zomer te Ter-Muren
De in 1953 gepubliceerde roman
De Kapellekensbaan en de in in 1956 gepubliceerde roman
Zomer te Termuren vormen samen een tweeluik. Door de filmtechnische verhaalstructuur zijn er verschillende lagen in het tweeluik te onderscheiden, de roman zelf, het verhaal van Odine, het commentaar van de vrienden van de schrijver en een bewerking van de middeleeuwse fabel Reinaert.
In
De Kapellekensbaan vertelt de ik-figuur over het meisje Odine, een in de negentiende eeuw in een armoedig huis aan de Kapellekensbaan geboren meisje dat, hunkerend naar rijkdom en glamour, verliefd wordt op de eigenaar van een glasfabriek. Een ander deel van de roman speelt in het heden, waarin we de schrijver bezig zien met het schrijven van het boek. Vrienden rond de schrijver becommentariëren de gebeurtenissen rond Odine. Ook Boon becommentarieert de gebeurtenissen, want in de vriend Johan Janssens, huisschilder en dagbladschrijver, is Boon zelf te herkennen. Ze onderbouwen hun standpunten door te verwijzen naar de actuele politiek, waardoor het boek ook de geschiedenis weergeeft van de sociale strijd in België na de Tweede Wereldoorlog. Boon geeft de geschiedenis van Odine en de commentaren daarop een speciaal accent: de in het verhaal verwerkte moderne bewerking van de middeleeuwse fabel
Reinaert maakt duidelijk dat de maatschappij steeds door bedrog wordt beheerst. In de bewerkte fabel van
Reinaert brengt Boon ook zijn ontgoocheling onder woorden. Boon en zijn vrienden moeten de neergang van het socialisme in het België van na de Tweede Wereldoorlog beleven.
De bende van Jan de Lichte
De historische roman
De bende van Jan de Lichte (1953), gebaseerd op rechtbankverslagen uit de achttiende eeuw, is veel eenvoudiger van opzet dan
De Kapellekensbaan. Hoofdpersoon is de leider van een proletarische opstand, die naarmate het verhaal vordert steeds meer verandert in een een ordinaire bandiet.
Menuet
De veelgelezen korte roman
Menuet (1955) is een aangrijpend boek. De hoofdpersoon is een man die werkt in de vrieskelders van een fabriek. Hij heeft nauwelijks contact met andere mensen. In zijn vrije tijd trekt hij zich het liefst terug in zijn kamertje, met de grote verzameling krantenknipsels over dood en geweld. Zijn vrouw vindt hem maar een zieke geest. De enige met wie hij contact heeft is het jonge meisje in hun huishouding. De vrouw vindt dat ze volgens de maatschappelijke regels moet leven. Ze wordt echter verleid door haar zwager. Na de geboorte van haar kind ontdekt ze dat haar man en het dienstmeisje een verhouding hebben.
De opbouw van het verhaal is opmerkelijk, want zowel de man het jonge meisje en de vrouw vertellen, ieder in een eigen hoofdstuk, het verhaal. Zo wordt er steeds een ander licht op de gebeurtenissen geworpen. Krantenknipsels over gruwelijke zaken als moord en verkrachting, afgedrukt aan de bovenkant van de bladzijden, maken duidelijk tot welke daden menselijke driften kunnen leiden.
In deze roman heeft zowel de arbeider (de man) als het meisje veel kritiek op de maatschappij. Het meisje, dat minder onzeker lijkt, daagt haar omgeving zelfbewust uit. Ze is in deze roman het symbool van natuurlijkheid in een op 'nut' gerichte wereld.
Pieter Daens of ...
In de jaren zestig en zeventig schreef Boon dikke boeken die een mengeling zijn van historische roman en sociale geschiedenis. In 1971 verscheen
Pieter Daens of hoe in de negentiende eeuw arbeiders vechten tegen armoede en onrecht. Het boek geeft een aangrijpend beeld van de strijd die gevoerd werd voor de bevrijding van het proletariaat (arme arbeidersklasse). De levendig weergegeven strijd maakt dat de lezer de gebeurtenissen gespannen volgt.
Het Geuzenboek
Het laatste boek van Boon is
Het Geuzenboek (1979), een omvangrijke roman (707 bladzijden) die hij vlak voor zijn dood voltooide. In dit boek beschrijft hij het verzet van het volk in de zestiende eeuw tegen de kerkelijke en wereldlijke overheid. Ook in zijn laatste boek vinden we de woede en haat terug tegen de rijken en machtigen die het arme volk onderdrukken.
Lees verder