Thoetmosis III en de slag bij Megiddo
Thoetmosis III volgde zijn negen jaar oudere stiefzuster Hatsjepsoet op. Deze trad daarvoor de eerste twee jaar op als zijn regentes en zwaaide daarna nog 19 jaar als Pharaoh de scepter, met Thoetmosis III als co-regent. Behept met de energie en fanatisme van zijn grootvader Thoetmosis I ondernam Thoetmosis III binnen 2 maanden na het aanvaarden van de troon in 1458 v.Chr. zijn eerste en tevens belangrijkste veldtocht naar Megiddo.
Algemeen
In Egyptische tempels werd
niet door de bevolking gebeden, maar dienden uitsluitend als aardse tehuizen voor de goden. Deswege boden ze echter ook onderdak aan opslag van goederen, het houden van ontvangsten en de mogelijkheid om te offeren. In de loop der tijd werden tempels veelal door latere machtshebbers uitgebreid, zoals het door Hatsjepsoet gebouwde tempelcomplex van Medinet Haboe. Dit complex werd door Thoetmosis III uitgebouwd, om vervolgens door Ramses III nogmaals te worden verbouwd. Daarbij werd op instignatie van Ramses III op de noordelijke buitenmuur de slag tegen de Zeevolken uitgebeeld. In Thèbai werd de phallische vruchtbaarheidsgod Min uit het nabijgelegen Koptos vereerd en de plaatselijke god Amon, wiens naam om politieke redenen Amon-Ra werd toen de stad Thèbai meer macht kreeg. De godentriade van Thèbai bestond uit Amon, zijn vrouw Moet en hun zoon Chons, de maangod.
Bestuursorganen in Egypte
Het dagelijkse bestuur van het land werd gelukkigerwijze sedert het begin van de 18de dynastie in de praktijk overgelaten aan twee door het staatshoofd benoemde vizieren, veelal voortkomend uit de adelstand. Daarbij werd Egypte tevens opgedeeld in 42 afzonderlijke gouwen, 22 in Opper Egypte en 20 in Neder Egypte, om een en ander beter te coördineren. Aan het hoofd van de gouwen werden vertrouwelingen van de Pharaoh aangesteld, onder de supervisie van de vizieren. Deze waren in de steden Thèbai en in Memphis gestationeerd. Ook op andere gebieden werd de uitgebreide familie van de Pharaoh belangrijke posities toebedeeld. Zo werd in deze dynastie de talloze tempelbezittingen van de Amon-tempel beheerd door een hogepriester uit het regerende koningshuis. Een uitgebreid net van agenten hield echter namens de Pharaoh wel om veiligheidsredenen zowel het gewone volk als de hogere functionarissen in de gaten.
Het regentschap van Hatsjepsoet
Thoetmosis II werd in 1479 v.Chr. opgevolgd door zijn eerste vrouw Hatsjepsoet, dochter van Thoetmosis I en zijn bijvrouw Isis (Iset), die vernoemd was naar de gelijknamige Godin Isis (Au Set). Hatsjepsoet concentreerde zich allereerst in de regio van Thèbai op het laten reconstrueren van de hoofdtempel van Amon-Ra in Ipetsoet, gevolgd door onder meer de bouw van de aan Hathor gewijde rotstempel Deir el-Bahri. Deze dodentempel werd gesitueerd recht tegenover de zuidelijke poort van Ipetsoet, vlakbij die van Mentoehotep II van het Middenrijk.
Bij het aanvaarden van haar regentschap benoemde Hatsjepsoet een zekere Senenmoet tot inspecteur van alle voorkomende bouwwerkzaamheden. Bovendien voerde deze begunsteling het beheer over al haar bezittingen. Deze machtspositie viel niet in de smaak bij de andere hovelingen en hield dan ook slechts twee jaar stand. De buitenlandse betrekkingen werden al met al door haar echter verwaarloosd, waardoor in 1458 v.Chr. Thoetmosis III direct al gedwongen werd tot een daadkrachtig ingrijpen in het Nabije Oosten.
De veldtocht van Thoetmosis II naar Megiddo in Palestina in 1458 v.Chr
Deze tocht, volgens sommige historici in 1468 v.Chr. was min of meer noodzakelijk geworden, omdat een coalitie van vijandelijke Syrische stadvorsten onder leiding van de opstandige Prins van Kadesj zich in deze versterkte stad ophield. Daarbij kwam dat deze stad de controle bood over enkele belangrijke handelsroutes. De Syrische coalitie genoot in deze de steun van de staat Mitanni. Deswege ging Thoetmosis III met zijn leger op pad vanuit het grensfort van Tjaroe, om na 20 dagen de stad Yehem op zo'n 30 kilometer van Megiddo te bereiken. Van daaruit werd onverwachts de korte maar moeilijke en risicovolle route via Aroena en dwars door het Karmel gebergte genomen. Daardoor kon hij zonder op tegenstand te stuiten op de vlakte bij Megiddo aankomen en settelde hij zich aan de oever van de beek de Qina. De Syriërs waren dermate verrast, dat de volgende dag van een gecoördineerd verzet tijdens de veldslag geen sprake was en ze dan ook hals over kop, met achterlating van paarden en strijdwagens, over de rivier de Orontes vluchtten naar de nabijgelegen stad Megiddo.
Het uitwijken van Syrische troepen naar Megiddo
In Megiddo werden de vluchters de wallen op gehesen, omdat de poorten dicht bleven. Daarbij hadden ze geluk dat de Egyptenaren meer oog hadden voor de rijkelijke buit, dan om direct door te stoten naar Megiddo. Zodoende hadden de Syriërs de gelegenheid de verdediging in die stad op peil te brengen. Een en ander leidde er toe dat Thoetmosis III besloot de stad uit te hongeren. Daartoe werd er naast een gracht, een twee meter hoge houten wal om de stad heen gebouwd. Dit resulteerde na enige weken in de overgave van deze stad, wat de Egyptenaren onder meer een rijke oorlogsbuit van 2.200 paarden en 924 strijdwagens opleverden. Deze belangrijke overwinning zou ook nog eens gedurende de volgende 400 jaar Egypte de controle bezorgen over deze regio.
Verdere oorlogshandelingen onder Thoetmosis III
Na zijn glorieuze zege op de stad Megiddo werden er maar liefst 16 andere veldtochten naar het Nabije Oosten ondernomen, waarvan verreweg de meeste om voorafgaande overwinningen te consolideren en/of ter plaatse tribuut te innen van de destijds door Thoetmosis III aangestelde vazallen. Een vijftal expedities hadden echter wel degelijk een militaire achtergrond, waarvan drie tegen de nomadische Chasoet en de kustprotectoraten van de Noord-Syrische stadstaat Toenip. Na deze laatste gebieden keer op keer te hebben overwonnen werden de havens aldaar omgetoverd tot centra om de Egyptenaren te bevoorraden. De vierde veldtocht had als doel de staat Mitanni, aan de overkant van de Eufraat. Ook deze werd overwonnen en allengs werden grote gebieden in het Nabije Oosten ingenomen. Nieuw daarbij was dat Egypte deze gebieden ook in de toekomst wilden blijven behouden, in plaats van ze alleen maar een schatting op te leggen. Kortom Egypte was onder de eerzuchtige Thoetmosis III een wereldmacht geworden.
De laatste regeringsjaren van Thoetmosis III
In zijn laatste campagne in zijn vijftigste regeringsjaar reisde Thoetmosis III af naar het om zijn goudmijnen voor Egypte zo belangrijke Nubië, alwaar Thoetmosis III koos voor een pragmatische oplossing. In plaats van de Nubische hoofdstad Kerma zoals gebruikelijk totaal te vernietigen, voerde hij de opstandige heersers en hun familie gevankelijk mee naar het thuisland. Om aldaar te worden gehersenspoeld en vervolgens teruggezonden te worden naar Nubië om aldaar weer te gaan regeren. Deze methode werkte wonderwel en Egypte bleef verder verschoond van de gebruikelijke opstanden.
Lees verder