De VS van Indonesië / Zuid-Molukken
In december 1949 droeg Nederland de soevereiniteit over Nederlands-Indië over aan de Verenigde Staten van Indonesië. Aldus was in de Indische archipel een federatieve staat tot stand gekomen. Nederland hoopte daarmee bereikt te hebben dat (een zekere mate van) zelfstandigheid voor gebieden als de Zuid-Molukken (incl. Ambon), de Minahassa (op Noord-Celebes) en Nieuw-Guinea gegarandeerd was. Dat bleek al spoedig een illusie te zijn: nog geen acht maanden later maakte ‘De Republiek’ (Soekarno en de zijnen) een einde aan het bestaan van het federatieve staatsverband.
Inhoud
Na de Eerste Politionele Actie
Na het begin van de
Eerste Politionele Actie (juli-augustus 1947) riep de Veiligheidsraad der Verenigde Naties op tot een staakt-het-vuren. Over en weer beschuldigden de twee partijen elkaar van schending van de overeenkomst en er kwam een Commissie van Goede Diensten om te bemiddelen. De besprekingen vonden, in januari 1948, plaats op een door Amerika beschikbaar gesteld schip, dat in de baai van Jakarta lag, de Renville.
Zowel in Indonesië als in Nederland ondervond de overeenkomst veel weerstand. ‘Den Haag’ besloot dat Van Mook vervangen diende te worden (1948). In zijn plaats kwam, L.J.M. Beel als ‘Hoge vertegenwoordiger van de Kroon’. Ondertussen bleef er sprake van bestandsschendingen en in december achtte de Nederlandse regering het haar plicht weer militair in te grijpen: de Tweede Politionele Actie (19 december 1948 – 5 januari 1949).
Overdracht van soevereiniteit
Onderhandelingen tussen de Nederlandse diplomaat J. H. van Roijen en de minister van buitenlandse zaken van de Republiek, M. Roem leidden tot de
Van Roijen-Roem-overeenkomst (mei 1949). Op grond van die overeenkomst begon in augustus 1949, in Den Haag, De Ronde-tafelconferentie (RTC) als gevolg daarvan droeg Nederland op 27 december 1949 de soevereiniteit over de Indische archipel, met uitzondering van Nieuw-Guinea, over aan de VSI.
Deelstatenpolitiek: VS van Indonesië
Van Mook had tijdens zijn bewind een deelstatenpolitiek in gang gezet; er diende zijns inziens (en volgens het inzicht van veel politici in Nederland) een federatie van staten, een Verenigde Staten van Indonesië (VSI) te komen. Er werd een Bijeenkomst Federaal Overleg (BFO) in het leven geroepen.
De Republiek had zich steeds verzet tegen een VSI; zij wilde het gezag over de gehele archipel zoals Nederland dat ook had (inclusief Nieuw-Guinea). De Republiek wilde geen federatief verband, geen VSI, maar een eenheidsstaat. Dat ze bij de Rondetafelconferentie (RTC) toch akkoord ging met de bepaling betreffende overdracht aan een VSI wekte bij sceptici het vermoeden dat die VSI geen lang leven beschoren zou zijn. En inderdaad, in rap tempo hieven de deelstaten zichzelf op dan wel werden opgeheven onder pressie van het centrale gezag op Java. Op 17 augustus 1950 riep Soekarno de eenheidsstaat Republiek Indonesië uit; dat betekende het einde van de VSI.
Oost-Indonesië: Zuid-Molukken
Met de eenheidsstaat verdween de autonomie der deelgebieden. ‘Jakarta’ maakte nu de dienst uit, ook in de buitengewesten. Hoewel, in de deelstaat Oost-Indonesië, met Nederland-getrouwe delen als de Zuid-Molukken en
de Minahassa (Noord-Celebes, met als hoofdstad Menado, tegenwoordig Manado) ging dat niet zo gemakkelijk.
De Zuid-Molukkers (inclusief de Ambonezen) en de Menadonezen hadden altijd al, ook in de Nederlandse tijd, gestreefd naar een ‘status aparte’. Dat alleen al omdat er, in tegenstelling tot de rest van Indonesië, een meerderheid van christenen woonde.
Op Ambon organiseerde J.A. Manusama demonstraties tegen de Republiek. Hij vond een medestander in de voormalige minister van de deelstaat Oost-Indonesië, Chr. Soumokil, die na een opstand in Makassar, de hoofdstad van Zuid-Celebes, naar Ambon was gevlucht. Op 25 april 1950 werd de Republiek der Zuid-Molukkent (Republik Maluku Selatan – RMS) geproclameerd. Bij die plechtigheid waren onder anderen aanwezig: Chr. Soumokil, J.H. Manuhutu, A. Wairisal en J.A. Manusama. Manuhutu en Wairisal ondertekenden de onafhankelijkheidsverklaring; de eerste als president en Warisal als premier. Manuhutu werd op 3 mei 1950 in zijn functie vervangen door Soumokil.
Onafhankelijkheidsverklaring Zuid-Molukken
Ter voldoening aan de waarachtige wil, eis en aandrang van het Volk der Zuid-Molukken, proclameren wij hierbij de onafhankelijkheid de facto en de jure van de Zuid-Molukken met de politieke vorm van een republiek, los van elke staatkundige betrekking met de staat Oost-Indonesië en de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië, op grond van het feit dat de deelstaat Oost-Indonesië niet in staat is zich als deelstaat te handhaven in overeenstemming met de regelingen van de Denpasar-conferentie, welke nog wettig van kracht zijn, alsmede in overeenstemming met het Besluit van de Zuid-Molukken Raad van 11 maart 1947, terwijl voorts de Regering van de Verenigde Staten van Indonesië gehandeld heeft in strijd met de R.T.C.- overeenkomsten en haar eigen grondwet.
Ambon, 25 april 1950 De Regering der Zuid-Molukken, w.g. J.H. Manuhutu & A. Wairisal
Jakarta reageerde zoals te verwachten was: met een grote troepenmacht, om het gebied bij de Republiek in te sluiten. Het gevormde leger van de RMS was niet opgewassen tegen het leger van de Republiek Indonesië. 11 november 1950 viel Ambon-stad en Soumokil en andere Molukse leiders vluchtten naar het eiland Ceram. Zij vormden daar een noodregering en zetten de strijd (guerrilla-strijd) voort. In 1962 werd Soumokil gevangen genomen door Indonesische militairen en in 1966 geëxecuteerd.
Zuid-Molukse acties
Manusama was in 1952, via Nieuw-Guinea uitgeweken naar Nederland. Hij werd daar het hoofd (president) van de Molukse regering in ballingschap. Hij bekleedde die functie tot 1993. In verband met de gebeurtenissen op de Zuid-Molukken, waren in 1951 13.000 Molukkers, vooral KNIL-militairen, door de Nederlandse regering naar Nederland overgebracht. Het zou tijdelijk zijn. De Molukkers werden ondergebracht in kampen. Maar van terugkeer, laat staan de realisatie van een RMS kwam niets. Dus de Molukkers werden gedwongen in Nederland te blijven. Dit leidde in de jaren ’70 tot gewelddadige acties in Nederland van Zuid-Molukse jongeren; met name de treinkapingen van 1975 en 1977.
Lees verder