De Verenigde Staten van Indonesië - Voorgeschiedenis
In het proces van dekolonisatie van Nederlands-Indië droeg op 27 december 1949 Nederland de soevereiniteit over het gebied over aan de Verenigde Staten van Indonesië (VSI). Daar ging veel strijd aan vooraf, politiek en militair (inclusief twee 'politionele acties'). Het begin van de geschiedenis der VSI kan gesteld worden op 7 december 1942, toen de befaamde rede over nieuwe verhoudingen tussen de delen van het Koninkrijk der Nederlanden, door koningin Wilhelmina uitgesproken werd.
Inhoud
Dekolonisatie
Aansluitend op de Tweede Wereldoorlog vond er een dekolonisatie- proces plaats: de koloniën in Azië, Afrika en Latijns-Amerika van Europese landen als Nederland, Engeland, Frankrijk en Portugal, werden onafhankelijk van het ‘moederland’. Dat ging vaak gepaard met veel onenigheid en strijd, niet alleen tussen moederland en kolonie, maar ook tussen partijen/belangengroepen in de betreffende kolonie én in het betreffende moederland.
7-december rede
Velen menen dat de Nederlandse overheid er bij de strijd in Nederlands-Indië alleen maar op uit geweest is om ‘ons Indië’, kost wat kost, te behouden; om de oude koloniale verhoudingen te handhaven. Die opvatting klopt niet. Men had, vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog, heus wel door dat er wat veranderen moest ten aanzien van de koloniën (ook wel de overzeese gebiedsdelen genoemd). In dat verband kan verwezen worden naar de befaamde 7 december-rede van Koningin Wilhelmina. In deze rede, uitgesproken door de Koningin in Londen, maar in feite natuurlijk een verklaring van de Nederlandse overheid in ballingschap, werd er gewag van gemaakt dat er na de oorlog nieuwe verhoudingen tussen de delen van het Koninkrijk zouden komen; de Rijksdelen zouden in zelfstandigheid hun interne aangelegenheden kunnen behartigen.
Japanse bezetting
De Japanse bezetting van Nederlands-Indië duurde van maart 1942 tot augustus 1945. Niemand zal verwachten dat ten tijde van die bezetting Nederland werk maakte van andere gezagsverhoudingen binnen het koninkrijk. Wat Nederlands-Indië betreft, kwam daarbij de complicatie dat de nationalistische onafhankelijkheidsbeweging in de persoon van haar voorman Soekarno collaboreerde met de Japanse bezettingsmacht.
15 Augustus 1945 capituleerde Japan, waarmee de Tweede Wereldoorlog ook in Azië geëindigd was. Enkele dagen daarna, op 17 augustus, toen het Nederlandse gezag in de Indische archipel dus bij lange na nog niet hersteld was, proclameerden Soekarno en de zijnen de onafhankelijke Republiek Indonesië.
Een onafhankelijk Indonesië?
Het zal duidelijk zijn dat, mede gezien de rol die Soekarno c.s. tijdens de Japanse bezetting hadden gespeeld, de Nederlandse overheid vraagtekens zette bij hun optreden wat betreft de beoogde vrijheid en onafhankelijkheid. Wat maakte hen überhaupt tot de rechtmatige vertegenwoordigers van de Indische, inheemse bevolking?
En waarom zou een stel leiders van een nationalistische beweging op Java aangemerkt moeten worden als leiders van het gehele Nederlandse koloniale rijk in de Oost (dat uit zo vele en veelsoortige regio’s, met diverse culturen bestond…?). Wat na de oorlog in Nederland de mening over ‘ons Indië’ voor een belangrijk deel bepaalde waren de verontrustende berichten over terreur daar door inlanders, inclusief moordpartijen, met name gericht tegen de Nederlanders, Indische Nederlanders en Chinezen (de
Bersiap). De roep om een krachtig optreden in de Oost overstemde in het moederland volledig de discussie over mogelijke onafhankelijkheid.
Luitenant-gouverneur-generaal H.J. van Mook
De Nederlandse regering belastte in deze netelige situatie de oud top-ambtenaar Van Mook (geboren in 1894 in Semarang) met het bestuur van Nederlands-Indië. Hij behoorde in de periode tussen de twee wereldoorlogen tot de vooruitstrevende krachten binnen het bestuur van de kolonie.
Toen hij in ’45 begon met zijn titanenklus, had hij niet alleen te maken met de Nederlandse overheid (die Van Mook verbood in overleg te gaan met Soekano c.s.) en het Nederlandse publiek (dat in grote meerderheid ‘ons Indië’ niet wenste af te staan). Ook had hij te maken met de diverse elkaar tegenwerkende groeperingen in de verschillende regio’s die samen Nederlands-Indië vormden. En bovendien met de Engelse legerleiding. De Engelsen namelijk oefenden, namens de geallieerde overwinnaars het gezag uit in dit deel van Azië. Zo waren de Engelsen verantwoordelijk voor de ontwapening der Japanners, de repatriëring van de Europese geïnterneerden en in ’t algemeen de handhaving van orde en rust in het gebied.
Regeringsverklaring 1946: recht op zelfbeschikking
In november 1945 was de pragmatisch socialist Sutan Sjahrir, die beschouwd werd als een gematigd man, de leider van de nationalistische beweging en daarmee van de ‘Republiek’ geworden. Hij was gematigd, maar eiste net zo goed als de andere voormannen van de Republiek, het gezag op over het gehele Nederlandse gebied in de archipel.
Het leek Van Mook geraden om in deze situatie op 1 december 1945 eerst naar Nederland te vertrekken voor nader overleg met de autoriteiten. Zo kwam de Regeringsverklaring van 10 februari 1946 tot stand, die een erkenning op recht van zelfbeschikking inhield en als basis moest dienen voor verdere onderhandelingen met de Republiek. In die Regeringsverklaring was sprake van de vorming van een federatief Gemenebest Indonesië, dat deelgenoot zal zijn in het koninkrijk (der Nederlanden), samengesteld uit meerdere landen, allen met een zekere mate van zelfbestuur. Een constitutie zal waarborgen bevatten ten aanzien van fundamentele rechten. De centrale organen die functies uitoefenen voor het gehele koninkrijk worden samengesteld uit de vertegenwoordigers van de Rijksdelen.
Onaanvaardbaar voor de nationalisten
Voor de Republiek was dit voorstel onaanvaardbaar. Haar voormannen meenden dat het Nederlands koloniale bewind op deze wijze ‘gewoon’ gehandhaafd bleef. Van Mook wist dat Sjahrir nog de meest redelijke voorman van de Republikeinen was. Hij begreep dat hij, om de huidige broze band met de nationalisten niet te verbreken, water in de wijn moest doen. Hij kwam daarom de Republikeinen tegemoet en formuleerde vier punten die als basis zouden moeten dienen voor verdere onderhandelingen tussen Nederland en de Republiek:
- De Republiek, omvat Java en zal een partner zijn in een federale onafhankelijke staat Indonesië
- De Republiek stemt in met de stationering van Nederlandse strijdkrachten op haar grondgebied ter uitvoering van de geallieerde taak
- De Republiek stemt in met stopzetting van de vijandelijkheden
- De Republiek zal tezamen met de vertegenwoordigers van alle andere delen van Nederlands-Indië deelnemen aan de beraadslagingen omtrent de toekomstige staat Indonesië en haar betrekkingen met het Koninkrijk der Nederlanden.
Dit gaf aanleiding tot optimisme; een spoedige oplossing van de ‘kwestie Indonesië’ leek nabij.
Besprekingen op de Hoge Veluwe mislukt
Voortzetting van de besprekingen vond plaats in april 1946,
op de Hoge Veluwe. Echter, de besprekingen mislukten. Van Mook wordt daarbij (in de geschiedschrijving) wel als schuldige aangewezen: Hij zou verantwoordelijk zijn voor een te optimistische kijk van de Republikeinen op wat, op dat moment, haalbaar was in Nederland voor wat de toekomst van Nederlands-Indië betreft.
Er was inderdaad geen reden voor veel optimisme, want de Nederlandse regering (o.l.v. Schermerhorn), achtte zich op dat moment niet bevoegd tot het nemen van een zo fundamentele staatkundige beslissing ten aanzien van de toekomst van het Koninkrijk– de eerste verkiezingen na de oorlog in Nederland moesten immers toen nog plaatsvinden (namelijk in mei 1946).
Overeenkomst van Linggadjati en Eerste Politionele Actie
Toen die verkiezingen hadden plaats gevonden, kon in november 1946 de concept- overeenkomst van Linggadjati getekend worden; in maart 1947 volgde de ondertekening van de
definitieve overeenkomst. In die overeenkomst van was sprake van een gezamenlijk streven naar een federatief staatsverband:
Artikel 2:
De Nederlandsche regeering en de regeering van de republiek werken samen tot de spoedige vestiging van
een souvereinen, democratischen staat op federatieven grondslag, genaamd: De Vereenigde Staten van Indonesië.
Echter, de overeenkomst was geen lang leven beschoren. De Republikeinse troepen bleven ondergronds actief. Nederland ging over tot militair ingrijpen op 21 juli 1947: de zogenaamde Eerste Politionele Actie.
Toch nog een VSI
Uiteindelijk kwam
het beoogde nieuwe staatsverband er eind 1949. Toen droeg Nederland de soevereiniteit daar over aan de Verenigde Staten van Indonesië. Evenwel, de nieuwe, federatieve staat was geen lang leven beschoren: in augustus 1950 proclameerde Soekarno de eenheidsstaat Republiek Indonesië; de VSI was daarmee ter ziele.
Lees verder