Hoe zag een middeleeuwse stad eruit?
De plaats waar een middeleeuwse stad werd gesticht was van groot belang. Zo moest het er veilig zijn of nabij een rivier liggen omdat men op die manier vlot aan handel kan doen. Er werden eveneens steden gesticht nabij drukke handelswegen of een kruispunt van belangrijke wegen. Hier waren namelijk steeds veel mensen aanwezig waardoor het stichten van een stad dus evident was. De bescherming van de stad was van groot belang. Door de omwalling met haar torens leek de stad van op een afstand een vesting. Hoe zag een middeleeuwse stad eruit? Waarom bloeiden er opnieuw steden?
Hoe zag een middeleeuwse stad er uit?
Veiligheid en bescherming van groot belang
Bron: Marokin, Pixabay De stenen omwalling rondom de stad zorgde niet enkel voor een duidelijke grens tussen het platteland en de stad maar moest ook een gevoel van veiligheid en bescherming creëren bij de bewoners van de stad. Om die bescherming te ondersteunen werden er vaak ook nog grachten gegraven net voor de stenen omwalling.
Hoe rijker de stad, hoe groter de beschermingsmaatregelen die getroffen werden. In de wallen stonden torens vanwaar de stad bewaakt werd. Langs een aantal poorten met ophaalbruggen, die ’s nachts werden opgehaald, kon men de stad binnengaan. In sommige steden zijn de oude stadswallen bewaard gebleven. Voorbeelden hiervan kan men nu nog steeds bezichtigen in Carcasonne in Frankrijk, of Orvieto in Italië.
Gewone huizen in de middeleeuwen
De huizen stonden dicht bijeen. Omdat de stadsgrond duur was bouwde men eveneens in verdiepingen. Die sprongen telkens aan de straatkant wat uit om wat ruimte te winnen. Het gevolg hiervan was echter dat er weinig zonlicht in de straatjes viel. Dus ook overdag was het behoorlijk donker in de straatjes.
Omdat de hoogste verdiepingen heel dicht bij elkaar kwamen, kon een brand zich snel verspreiden.
De huizen hadden ook geen regenpijpen. Daken waren niet lekvrij. Uithangborden van winkelstalletjes of smeedijzeren huisnaamborden staken uit de gevels en hinderden soms voorbijrijdende ruiters.
Men maakte gebruik van huisnamen maar huisnummers kende men nog niet.
Huizen van rijk of arm?
De huizen van de rijken waren prachtige burgerhuizen waar je de levensstandaard van de bewoner kon van aflezen.
Maar in het grootste deel van de stad stonden echter kleine en smalle huizen. Ze waren uit hout gebouwd en bezet met leem en klei. De daken bestonden uit stro. Ze hadden maar één of twee kamers waar werd gekookt, gegeten en geslapen.
Soms woonden meerdere gezinnen in één huis.
Heel wat mensen moesten het met nog minder stellen. Ze sliepen in een ‘camere’. Dit waren kamers die door rijke burgers of religieuze instellingen werden verhuurd.
De allerarmsten woonden in krotten net buiten de stadspoorten. De huurprijzen in de stad waren voor hen nog te hoog. Soms zochten ze warmte en onderdak in kerken.
Binnenin zag een huis er vaak sober uit. Huisraad was tot een minimum herleid. Een wever beschikte in de 14de eeuw bijvoorbeeld over één weefgetouw, twee keukenkasten, één tang, één ketel, één zitbank, één klein bedje en één gewone bank.
Openbare wasplaatsen
In onze tijd zijn voorzieningen zoals stromend water en toiletten evident. In de middeleeuwen maakten mensen echter gebruik van openbare wasplaatsen en toiletten. Ze deden hun was in gemeenschappelijke waterbekkens en haalden hun water aan de openbare pomp, een bron of uit de grachten.
De rijken lieten hun water aan huis brengen door waterdragers.
Een middeleeuwer gebruikte het water nooit om van te drinken aangezien dit te vervuild was. Men dronk tafelbier omdat wijn te duur was.
Het economisch belang van de stad
De stadspoorten
De stad was weliswaar een vesting op zich maar toch was het contact met het platteland belangrijk. Boeren uit de omgeving brachten hun voedsel naar de stad via de stadspoorten. Grondstoffen werden op dezelfde manier de stad binnengebracht en afgewerkte producten gingen de stad weer uit.
Taksen
Bij de stadspoort werden er taksen en tol geïnd.
Enkele hoofdwegen leidden van de stadspoorten naar de centraal gelegen markt. Deze centrale markt kan beschouwd worden als het kloppend hart van de stad.
Centrale markt, plaats van handel en voorzieningen
In het centrum rond de grote markt stonden de belangrijkste openbare gebouwen van de stad. Zo kon je er de burcht, abdij, kerk of kathedraal, belfort, hallen, het stadhuis en het stapelhuis vinden. Deze gebouwen waren in steen opgetrokken. Hoe dichter je bij deze plaatsen kon wonen, hoe rijker je was.
Rond het centrum van de stad lagen de verschillende wijken met elk zijn eigen sfeer en gespecialiseerde markt. Het dagelijks leven speelde zich vooral op de straten af. In eenzelfde straat woonden en werkten dikwijls mensen met dezelfde beroepen. Deze zaken zijn nog terug te vinden in de straatnamen. Zo heb je soms in een stad nog de Beenhouwerstraat, Huidvetterstraat,…
Straten in de middeleeuwen
Smalle of brede wegen?
De hoofdwegen op zich zijn in vergelijking met de 21ste eeuw nogal smal maar voor de middeleeuwer waren ze breed. Ze stonden in verbinding met smalle steegjes waar enkel voetgangers gebruik konden van maken. De straten hadden geen voetpaden en waren zelden geplaveid.
Tijdens openbare optochten of bij een bezoek van een graaf of hertog moesten de straten met planken worden bedekt om te voorkomen dat de paarden en koetsen in de modder zouden wegzinken.
Kasseien werden een noodzaak
Karren werden getrokken door twee paarden en waren het vervoersmiddel bij uitstek. De karren hadden een laadvermogen van ongeveer 500 kg. Omdat het bevolkingsaantal steeg, groeide ook de vraag naar goederen die moesten vervoerd worden.
Men trok dan ook in de late middeleeuwen steeds meer geld uit om bestrating aan te leggen of ze te verbeteren. Dit deed men door gebruik te maken van zware kasseistenen. Men deed eerst de straten in de rijkere buurten in het centrum en de straten langs de hoofdwegen. Dit alles zorgde ervoor dat men nu karren kon trekken met zes paarden in plaats van twee.
Problemen met het netwerk
Er bleven echter problemen wat betreft het wegennetwerk. Er was namelijk geen ondergrondse riolering of waterleiding. De straten deden dus dienst als goten. Ze helden af naar de kanten om overtollig water en andere zaken die werden geloosd op straat af te voeren. De straten leken soms vaak meer op stinkende beekjes dan op straten. Na een fikse regenbui ontstond er dan ook meer dan eens een modderpoel.
Straten werden alleen geveegd bij buitengewone feestelijkheden. Het huisvuil, uitwerpselen van paarden, loslopende varkens, honden en zelfs van mensen stapelden zich op in de straten.
Waarom bloeiden er opnieuw steden?
Dalende handel en onrustige tijden had zo zijn gevolgen
In de vroege middeleeuwen was de handel in verval geraakt. De steden uit de Gallo-Romeinse tijd verloren vaak aan belang omdat ze op economisch vlak niet meer meetelden.
Vaak werden ze ook nog eens geplunderd. Stadsbewoners trokken weg naar veiligere oorden. Toch bleven er mensen in de stad wonen. Ze bouwden de vervallen omwallingen herop en dit zorgde voor de nodige bescherming.
Rustige tijden
In rustige tijden groeide de bevolking snel aan. In de 10de eeuw steeg de bevolking. De kerk probeerde deze rust in stand te houden door ordeverstoorders streng aan te pakken en te bestraffen. Ook plaatselijke heren hielpen mee de orde te herstellen of te behouden.
De bevolkingsstijging bracht een uitdaging met zich mee voor de landbouw. Men moest op zoek gaan naar nieuwe landbouwtechnieken om de productie te verhogen zodat men voldoende voedsel kon produceren voor die stijgende bevolking. Zodra men de methodes had gevonden kon men de overschotten verkopen. Er waren ook heel wat boeren die zich niet meer konden nuttig maken op het domein of het platteland en die hun geluk elders gingen zoeken als ambachtsman.
Waar ontstonden steden?
Wegen, de wieg van een stad
Oorspronkelijk verliep de handel via kruispunten van waterwegen of verbindingswegen tussen domeinen waar al eens mensen voorbijkwamen. Men transporteerde liever de goederen via de waterwegen omdat dit makkelijker was. Zoals reeds vermeld waren de wegen niet ideaal omdat karren konden vastraken of kon men overvallen worden van struikrovers. Bovendien kon men meer goederen transporteren via schuiten dan op de karren.
Rond de aanlegplaatsen van de schepen ontstond een permanente markt of zelfs een kleine nederzetting van verkopers.
Veiligheid, een belangrijke voorwaarde
Steden ontstonden eveneens op plaatsen waar het veilig was. Zo ontstonden ze vaak bij een klooster, burcht of een oude Romeinse vesting.
Langzaamaan trokken deze nederzettingen ook hoefsmeden, herberguitbaters, schoenlappers en andere werklieden aan. Zo ontstonden de steden.
Lees verder