Het ontstaan van Nederland als staatkundige eenheid

De Staat der Nederlanden is de juridische term voor het land dat Nederland heet. 'Staat' geeft aan dat het een onafhankelijk, soeverein land is. 'Nederlanden' herinnert eraan dat het oorspronkelijk een unie van (aparte) Nederlanden was. De unie kwam tot stand tijdens de de onafhankelijkheidsoorlog tegen de Habsburgse (Spaanse) heerschappij, 1568-1648, maar er is ook een voorgeschiedenis die al zou kunnen beginnen bij Karel de Grote (plusminus 800). Over de vraag in welk jaar het beginpunt van de staat genaamd Nederland geplaatst moet worden kan verschil van mening bestaan. Van de gebeurtenissen tijdens de onafhankelijkheidsoorlog komen dan met name 1579 (Unie van Utrecht), 1581 (Acte van Verlatinghe) en de Deductie (Justificatie) van 1587 / 1588 in aanmerking. Eigenlijk is het ontstaan van de staat Nederland een ontwikkelingsproces (tot 1588), gevolgd door een geschiedenis waarin het land uiteindelijk in de 19e eeuw een democratische natiestaat wordt met een monarch als staatshoofd.

Inhoud


Begrips- en tijdsbepaling

Wie het ontstaan van Nederland als staatkundige eenheid wil beschrijven dient eerst vast te stellen wat een staat is. Ook is het relevant om te weten wanneer er, in de tijd gezien, sprake is van een staat der Nederlanden.

Het begrip ‘staat’

Er bestaan vele definities van ‘staat’. Als de meest voorkomende elementen daarvan samengevoegd worden is een adequate omschrijving van het begrip staat: Een afgebakend grondgebied waar een soeverein / soevereine macht het hoogste, onafhankelijke gezag uitoefent. Hierbij dient wel bedacht te worden dat het fenomeen ‘staat’ zoals hier omschreven al lang bestond voor het begrip ‘staat’ gebruikt werd. Dat laatste stamt uit de overgang van de Middeleeuwen naar de Nieuwe tijd (15e – 16e eeuw).

‘Natiestaat’

Vaak wordt het begrip ‘natiestaat’ gebruikt. Bij ‘natie’ gaat het om een volk, een groep mensen met gemeenschappelijke kenmerken die bij elkaar horen of in ieder geval het gevoel hebben dat ze bij elkaar horen (saamhorigheidsgevoel). ’Natie’ en ‘staat’ vallen niet altijd samen. Soms is een natie (volk) verdeeld over meerdere staten. Bijvoorbeeld, het volk der Koerden woont in meerdere staten: Turkije, Irak, Iran, Syrië en nog meer landen met name in het Midden-Oosten en Europa. In zo’n situatie bestaat nogal eens – zeker bij de Koerden – het streven om een eigen nationale staat te stichten. Ook komt het voor dat verschillende volkeren in één staat zijn samengebracht, maar niet één volk zijn. Een voorbeeld was voormalig Joegoslavië: De verschillende volken hebben zoveel mogelijk, na een hevige oorlog – hevig, want natiebesef/nationalisme is sterk emotioneel geladen – een eigen staat gesticht (Servië, Kroatië etc.). In dat geval is er sprake van een ‘natiestaat’. Kortom dan is het volk/de natie ook een staatkundige eenheid.

De natiestaat Nederland

Het huidige Nederland kan in de categorie ‘natiestaten’ geplaatst worden. Zoals trouwens de meeste staten tegenwoordig, zeker in Europa. Maar bij Nederland was dat niet vanaf het begin het geval (net zo min als bij de meeste andere landen die nu bestaan). Er was sprake van een ontwikkeling, die gepaard ging met de nodige twisten en oorlogen.
De definitieve vorming van de Staat der Nederlanden kwam tot stand in de 80-jarige oorlog (1568-1648). Maar daarmee was het nog niet een nationale eenheid; dat gebeurde pas in de 19e eeuw.

De voorgeschiedenis

In het handboek van het Nederlandse Staatsrecht van Van der Pot-Donner (1977), dat hier onder andere als leidraad dient, wordt als beginpunt van de Nederlandse staat (in feite de voorgeschiedenis van die staat) aangehouden: de deling van het grote rijk van Karel de Grote (9e eeuw). In het afgebakende gebied in West-Europa dat we nu de Nederlanden of Nederland noemen, huisden vóór die tijd verschillende stammen/volkeren. Er heersten ook koningen, maar hun gezag was meestal beperkt door gebrekkige organisatie en gebrek aan capaciteiten om die organisatie voldoende vorm te geven en te administreren.

De positie van Kerk en wereldlijke macht

Er was een instantie die wel over de gewenste organisatie en capaciteiten beschikte: de Kerk van Rome, de Rooms-Katholieke Kerk. Die was, bestuurlijk gezien, in zekere zin een voortzetting van het Romeinse Rijk. En in tegenstelling tot de (Germaanse) koningen beschikte zij wel over het apparaat, inclusief bekwame functionarissen, om een organisatie te besturen. Bovendien bezat zij het geestelijke gezag – wat zeker in de Middeleeuwen van groot belang was.

De wereldlijke gezagsdragers (met name koningen/keizers) konden op hun beurt legers leveren om de samenleving, waar die kerk heerste, en het daar geldende recht te beschermen. Natuurlijk leverde dat de nodige wedijver en strijd op, waarbij wereldlijk en geestelijk gezag bepaald niet scherp gescheiden waren (een treffend voorbeeld is het doen en laten van de bisschop van Munster in het gebied – zie het rampjaar 1672).

Na het Karolingische tijdperk

Na de dood van Keizer Karel in 814 vonden er de daaropvolgende honderd jaren (globaal genomen) staatkundig gezien een aantal delingen en herindelingen plaats van zijn grote rijk. De Nederlanden behoorden daarbij vanaf 925 formeel bij het voormalige Oost-Frankische, dat is het Duitse Rijk (pas in 1648, met de vrede van Munster, komt er een einde aan die situatie, ten minste wat betreft de noordelijke Nederlanden). Veel betekenis heeft dat niet gehad. Veel belangrijker was de band die er in de Middeleeuwen ontstond met het voormalige West-Frankische Rijk en dan speciaal met het hertogdom Bourgondië, zeker wat de ontwikkeling naar een staatkundige eenheid betreft, maar ook op economisch terrein.

De Bourgondische en Habsburgse tijd

Er had zich vanaf de Karolingische tijd een vorm van feodaliteit ontwikkeld, het leenstelsel met bijbehorende lenen (gebieden). De koningsmacht werd zodoende in de eeuwen veelal uitgeoefend door graven in de betreffende gebieden – gebieden die onder meer gouwen genoemd; een woord dat ten grondslag ligt aan namen als bij voorbeeld Hunsingo, Henegouwen en ‘t Gooi. Eerst waren de leenmannen meer een soort ambtenaar van de monarch/koning; later gaf deze ook aan leden uit de aanzienlijke geslachten of kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders gebieden in leen met bijbehorend rechten en plichten inclusief de ambtelijke taken. Die leenmannen werden in de loop der tijd vaak steeds machtiger omdat het ambt erfelijk werd en ze niet alleen gebieden in leen maar ook in eigendom kregen, als beloning. Als één leeman/graaf meerdere gebieden verwierf nam zijn macht nogal eens zodanig toe dat hij zich aan het gezag van zijn monarch/koning/keizer weinig meer gelegen liet liggen en zo nodig de wapens tegen hem opnam. Leenmannen werden dan leenheren, die hun eigen ‘staat(je)’ creëerden en op hun beurt weer beleenden.

Ontstaan van graafschappen en vergelijkbare eenheden

Zo ontstaan er ook in het gebied van de 'Lage Landen bij de Zee' een aantal (leen)staatjes van enige omvang. Bij voorbeeld het Graafschap Holland en het Sticht Utrecht (een kerkelijk ‘graafschap’ met een bisschop aan het hoofd), waartoe ook Overijssel, Drenthe en de stad Groningen behoorden.

Dat lijkt aantrekkelijk voor gewesten die graag hun eigen boontjes doppen, maar had als consequentie dat er veel onderlinge strijd was tussen de regionale heren, wat ook veel ellende voor de bevolking met zich meebracht. In het stadhouderlijk tijdperk (tot 1795 toe) was er een meer gecentraliseerd gezag. Wel bleven de noordelijke gewesten (Friesland, Groningen en meestal Drenthe) een enigszins aparte positie innemen binnen het geheel van de Nederlanden. Dat kwam onder meer tot uiting in het feit dat die gewesten een eigen (‘Friese’) stadhouder hadden.

De Friese landen

De Friese landen, met name de huidige provincie Friesland en de Groninger Ommelanden (inclusief het al genoemde Ommelander deelgebied Hunsingo) kenden een ontwikkeling die nogal afweek van de rest van de Nederlanden. Mede door hun geïsoleerde ligging wisten die streken veel vrijheid te behouden (de ‘Friese Vrijheid’). Een centraal gezag, of in ieder geval een centraal gezag dat sterk genoeg was om dat gezag uit te oefenen, ontbrak lange tijd. De feodaliteit zoals die elders bestond is daar niet gangbaar geworden. De macht werd in de praktijk uitgeoefend door vrije boeren die een bepaalde hoeveelheid grond bezaten waaraan rechten waren verbonden. In een latere fase ontstond er binnen die groep een bovenlaag van 'hoofdelingen', de latere landadel die een borg (Groningen) of state (Friesland) met bijbehoren bezaten.

Van Bourgondische naar Habsburgse macht

Jan zonder Vrees, hertog van het Franse hertogdom Bourgondië tot hij in september 1419 werd vermoord, was tevens graaf van Vlaanderen en van Artesië (de streek rond Atrecht, Noord-Frankrijk). Zijn zoon Philips de Goede (1419-1467) was daarnaast ook nog onder meer hertog van Brabant en Limburg en graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen. Wel verschoof de Bourgondische macht onder zijn opvolgers meer naar het noorden en werd Brussel het middelpunt van het rijk. Zo vormde zich in de 15e eeuw een groep landen, waar de soevereiniteit in één hand kwam en waarbij de eerste contouren van de latere Verenigde Nederlanden – inclusief de latere Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, dat is de verre voorganger van het huidige Nederland – al zichtbaar werden. Door erfopvolging was de macht aan het van oorsprong Oostenrijkse Huis Habsburg gekomen. De Habsbugse aartshertog Maximiliaan, die tevens keizer van Duitsland was, huwde met Maria van Bourgondië, kleindochter van Filips de Goede. Zo werden de Bourgondische en Habsburgse staatsmacht verenigd. Uiteindelijk werd de kleinzoon van Maximiliaan en Maria, Karel V (1500-1558), Heer der Nederlanden, Koning van Spanje en Keizer van Duitsland.

Streven naar eenheid - Bourgondische Kreits en Pragmatieke Sactie (1543-1548)

Wat betreft de Nederlanden verwierf Karel V in de periode 1524-1543 ook de soevereiniteit over respectievelijk Friesland, Utrecht, Overijssel, Drenthe, de stad Groningen, de Groninger Ommelanden en tenslotte ook Gelderland in 1543. In dat jaar was de hertog van Gelre gedwongen de rechten op dat hertogdom af te staan aan Karel V. Dus sinds 1543 hadden de Nederlanden, die later Nederland zouden vormen, één landsheer: Karel V. Daarom kan die gebeurtenis gelden als een van de geboortepapieren van de Staat der Nederlanden.

Zo was er in 1543 een samenraapsel van ‘zeventien’ aparte Nederlanden (landjes) die wel door erfopvolging en oorlogen bij elkaar hoorden maar nog lang geen eenheid vormden. De eenheid zou een ontwikkelingsproces zijn dat lang duurde – zo heeft de geschiedenis geleerd. Een aantal maatregelen waren nodig om die ontwikkeling naar eenheid te realiseren. Die maatregelen begonnen met de vorming van de zogenaamde Bourgondische Kreits en het bijbehorende Verdrag van Augsburg, beide in 1548. Die werden gevolgd door de Pragmatieke Sanctie van 1549. Ook deze gebeurtenissen kunnen gerekend worden tot de ‘geboortepapieren’ van Nederland.

Wat het aantal ‘zeventien’ betreft dient opgemerkt te worden dat het geen reëel aantal is: in werkelijkheid werd de Bourgondische Kreits gevormd door meer dan twintig eenheden, hertogdommen en graafschappen, en heerlijkheden in grote variërend van het gewest Overijssel tot de stad Maastricht met omliggende territoria. De befaamde historicus Jan Huizinga (1872-1945) heeft aannemelijk gemaakt dat het getal zeventien slechts ‘een vrij grote hoeveelheid’ aanduidde (H.P.H. Jansen, Middeleeuwse geschiedenis, p.246)

Los van het Duitse Rijk

Wat hadden die Nederlanden gemeenschappelijk? De Kerk natuurlijk en ook economische belangen en de taal. Verder was er niet veel wat eenheid schiep. Degenen die de heerlijke macht in die landjes bezat, Karel V en na hem zijn zoon Philips II, hebben maatregelen genomen om de gewenste eenheid tot stand (proberen) te brengen en daarmee tevens het centrale gezag (vanuit Brussel) te versterken.

Formeel hoorden die landjes sinds de Karolingische tijd nog bij het Duitse Rijk, ook wel het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie genoemd. Karel was behalve Heer van die Nederlanden (sinds 1506) ook Rooms-Duits Koning / Keizer (sinds 1519). Hij streefde ernaar zijn Nederlandse gebied zoveel mogelijk apart te zetten binnen het Duitse Rijk. De Duitse Rijksdag moest dat wel goedkeuren.

Bourgondische Kreits, Verdrag van Augsburg en de Pragmatieke Sanctie

Karel V vormde inderdaad een aparte groep van Bourgondische Landen, de zogenaamde Bourgondische Kreits, die niet meer onder de Duitse rechtspraak viel. Er bleef slechts een zwakke band met het Rijk bestaan (waaraan officieel pas in 1648 een eind kwam). De Rijksdag moest dat nog wel goedkeuren. In principe voelden de andere delen van het Rijk daar niet voor, want dan zouden de landen van de Kreits ook niet meer meebetalen (aan bijvoorbeeld de strijd tegen de Turken die toen gevoerd werd). Maar in 1548 achtte Karel zich machtig genoeg om het bestaan van die Kreits ter goedkeuring aan de Rijksdag voor te leggen. Met succes: hij wist hij het voor elkaar te krijgen dat de 'transactie' door de Rijksdag die toen in Augsburg vergaderde werd bekrachtigd.

Een belangrijk aspect van het Verdrag van Augsburg was de zogenaamde Pragmatieke Sanctie. Om de beoogde eenheid nog meer te benadrukken werd de erfopvolging in alle gewesten identiek geregeld; dat gebeurde in 1549 door middel van de Pragmatieke Sanctie – letterlijk betekent het trouwens niet veel meer dan ‘praktische maatregel’.

Weerstand tegen versterking van de centrale macht

Het streven van de Bourgondische en Habsburgse heersers om hun macht te centraliseren in de Nederlanden en daarmee te versterken riep de nodige weerstand op. Te meer omdat de vestiging van het absolutisme (waarbij de vorst de alleenmacht uitoefent en geen verantwoording verschuldigd is aan zijn onderdanen) gevreesd werd. De weerstand culmineerde in een opstand (te beginnen, officieel, in 1568), de vorming van een aparte unie van zeven Nederlanden (Unie van Utrecht, 1579) en onafhankelijkheid van die zeven van de vreemde (Spaanse) heerschappij. Tenminste, onafhankelijkheid wat die zeven Nederlanden zelf betrof. Zij werd pas bevestigd met de vrede van Munster (1648). Wel bleef het streven naar zoveel mogelijk eigen, gewestelijke zelfstandigheid bestaan en beheerste voor een groot deel de verdere geschiedenis van de Zeven Verenigde Nederlanden.

Bestrijding van de Reformatie

Bij het streven naar centralisatie en uniformering door de Habsbugers (met name Karel V en Philips II) speelde de gang van zaken in en rond de Rooms-katholieke Kerk in die periode een belangrijk rol. Het was immers de tijd van de Reformatie, waardoor er protestantse kerken ontstonden. Een hoofddoel van Karel V en nog nadrukkelijker van Philips II was bestrijding van die Reformatie, die zij als een verwerpelijke ketterij beschouwden en die ook nog onenigheid en scheiding in hun ene rijk veroorzaakte. De ketterij diende met alle mogelijke middelen bestreden, kon het zijn uitgeroeid te worden. Door versterking van de centrale macht en een daarmee gepaard gaande nieuwe kerkelijke indeling in de Nederlanden (1559) zou de bestrijding van de protestantse ketterij efficiënter aangepakt kunnen worden.

Op weg naar eenheid

Samenvattend kan gesteld worden dat de groep landen / staatjes die de Nederlanden werden genoemd in de loop der geschiedenis, stap voor stap, een staatkundig geheel, respectievelijk een staatkundige eenheid zijn geworden. Willen we dat proces laten beginnen met een jaartal dan komen daar dus meerdere voor in aanmerking:
  • 1543: Het hertogdom ‘Gelderland’ komt onder centraal gezag. Daarmee is de laatste van de deelgebieden (later: ‘provincies’) bij het geheel gevoegd dat tegenwoordig Nederland heet.
  • 1548: Een aantal deelgebieden (‘zeventien’ Nederlanden) van het Duitse rijk worden afgezonderd van het Duitse Rijk: de Bourgondische Kreits (bekrachtigd op de Rijksdag van Augsburg en nog eens extra bevestigd door de Pragmatieke Sanctie van 1549).

Doorgaande ontwikkeling

Maar er zijn meer jaartallen te noemen, want het geheel was nog lang geen eenheid en zeker nog geen onafhankelijke eenheid, onafhankelijk van degene die de jure en de facto het staatsgezag had: de Heer der Nederlanden, die zijn macht vooral ontleende aan zijn andere functie: koning van de wereldmacht Spanje. Eerst moesten de Nederlanden van Spanje onafhankelijk worden. Dat gebeurde in de 80-jarige oorlog die begon in 1568 en met de vrede van Munster in 1648 tot een einde kwam. Tijdens die oorlog waren er gebeurtenissen die cruciaal zijn in het proces dat leidde tot het ontstaan van de Nederlanden als staatkundige eenheid. Die gebeurtenissen zijn daarmee evenzovele geboortepapieren van de staat en komen alle ook in aanmerking om aangewezen te worden als beginpunt van de Staat der Nederlanden. En zeker ook 1648 toen met de vrede de onafhankelijkheid van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, die ondertussen tot stand was gekomen, ook internationaal erkend werd.

De 80-jarige oorlog cruciaal in de het ontstaan van de onafhankelijke Staat der Nederlanden

Verzet tegen de Spaanse overheersing in de oorlog van 1568-1648 bevorderde natuurlijk de eenheid van de opstandige gewesten. Bovendien, eendracht maakt macht; de macht die nodig is om een onafhankelijke staat te kunnen worden en blijven. De leider van de opstand tegen Spanje was Prins Willem van Oranje, zelf een vorst (van het Vorstendom / Prinsdom Oranje) en eigenaar van vele bezittingen in de Nederlanden. Hij was de leider van een groep van vergelijkbare hoge edelen die zich allemaal verzetten tegen de absolute macht van de Spaanse Koning Filips II, te meer omdat deze tevens het protestantisme probeerde uit te roeien en meer in ´t algemeen hun vrijheden beperkte.

Pacificatie van Gent (1576)

Willem van Oranje besefte maar al te goed dat eenheid macht maakt. Hij heeft zich constant ingespannen om die eenheid – van de zéventien Nederlanden wel te verstaan – te realiseren. Een zware klus omdat het gewestelijk particularisme hardnekkig was en bleef.

Toen muitende Spaanse troepen Antwerpen plunderden lukte het de Prins om naast Holland en Zeeland ook een aantal zuidelijke gewesten bij de opstand te betrekken. Het document van de overeenkomst, een zogenaamde pacificatie, werd in 1576 te Gent getekend. Het lukte de Spaanse landvoogd die in hetzelfde jaar aan het bewind kwam, de hertog van Parma, echter de zuidelijke gewesten los te weken van de pas gevormde eenheid en in de Unie van Atrecht samen te voegen. In reactie daarop vormden in datzelfde jaar, 1579, de meeste noordelijke gewesten en een aantal steden in het zuiden een aparte Unie van Utrecht. Dat betekende het einde van het eigenlijke doel van Willem van Oranje: bevrijding van alle zeventien Nederlanden, globaal genomen de huidige BeNeLux

Unie van Utrecht (1579), Acte van Verlatinghe (1581) en een nieuwe landsheer

Het vormen van een staatkundig geheel van de ´zeventien´ Nederlanden was dus niet gelukt. De godsdienst speelde daarbij een voorname rol; globaal gesproken bleven de zuidelijke gewesten rooms-katholiek. In de noordelijk zeven gewesten, dus in het gebied van de Unie van Utrecht, werd het protestantisme de heersende religie. Dat wil niet zeggen dat die zeven Nederlanden één geheel vormden, het was feitelijk een staatkundige unie met een grote mate van gewestelijke zelfstandigheid. De unie was in de eerste plaats bedoeld als militair bondgenootschap om zich te verdedigen tegen de heerser, de koning van Spanje, die probeerde het gebied van die zeven Nederlanden terug te winnen.

De Unie zoekt een nieuwe landsheer

Nadat Filips II Willem van Oranje in 1580 in de ban had gedaan (degene die hem zou vermoorden zou rijkelijk beloond worden) verklaarden de Staten Generaal van de geünieerde Nederlanden zich onafhankelijk van de Spaanse koning, ze verklaarden hem vervallen van het staatsgezag, zwoeren hem af als heerser. Dat gebeurde in 1581 met de 'Acte van Verlatinghe' (ook wel 'Plakkaat van Verlatinghe' genoemd).

Consequentie daarvan was, dat de zeven gewesten nu, wat henzelf betreft, geen landsheer, geen vorst meer hadden. Eerst werd een broer van de Franse koning, Frans van Anjou, als zodanig aangesteld – mede om zo de hulp van Frankrijk in de strijd tegen Spanje te verwerven. Maar dat werd een mislukking. In 1583 was die korte periode al weer ten einde. De situatie verslechterde aanzienlijk voor de opstandige gewesten toen hun leider, Willem van Oranje in 1584 werd vermoord (in Delft door Balthasar Gérard) en bovendien veroverden de Spanjaarden in 1585 de belangrijke havenstad Antwerpen. Gelukkig bleek Engeland bereid te helpen: Koningin Elisabeth I stuurde haar vertrouweling de graaf van Leicester om als landvoogd op te treden, met daarbij de nodige militaire hulp. Ook dat draaide op een mislukking uit, in 1587 vertrok Leicester weer naar Engeland.

Opmerkelijk is dat juist in die oorlog de periode van de zogenaamde Gouden Eeuw valt. Veel historici nemen als beginjaar daarvan 1585, met name vanwege de val van Antwerpen – waardoor veel activiteiten op gebied van handel en scheepvaart zich naar de noordelijke Nederlanden, naar de Republiek, verplaatsten.

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden is nooit officieel afgekondigd als zodanig, ze is geleidelijk ontstaan. De soevereine macht was in handen van de Staten van de Nederlanden (ook Provinciën genoemd). L.J. Rogier noemt het in zijn boek, Eenheid en scheiding een veelkoppige statensoevereiniteit. De hoogste landelijke macht verschoof naar hun vergadering, als ze samenkwamen voor overleg, de Staten-Generaal genoemd. Vanaf 1585 werd Den Haag de vergaderplaats. De Staten-Generaal groeide uit tot een permanent bestuurlijk college, dat besliste over oorlog en vrede en dat bondgenootschappen sloot; verder namen de aparte Staten hun eigen beslissingen (die dus alleen golden voor hun eigen staat/gewest).

Uit de strijd en chaos die ontstond rond het verraderlijk optreden van Leicester tijdens zijn aanwezigheid in de Nederlanden (1585-1587) kwam de raadpensionaris van het belangrijkste gewest, Holland, dat was Johan van Oldenbarnevelt, als overwinnaar te voorschijn. Door zijn positie ontwikkelde hij zich tot 'landsadvocaat', tot de leider van de buitenlandse politiek van de Republiek. Naast hem wordt de zoon van de vermoorde Willem van Oranje, Prins Maurits, op 17-jarige leeftijd, stadhouder (in eerste instantie alleen van Holland en Zeeland) en Kapitein-Generaal van het unieleger; die laatste functie gaf hem toen dus een landelijke en daarmee samenbindende rol. In die militaire functie, waarin hij succesvol bleek te zijn, werd hij gesteund door zijn neef, de Friese stadhouder Willem Lodewijk van Nassau Het verdrag dat gesloten was in verband met de vorming van de Unie van Utrecht in 1579 gold als de grondwet van de Republiek.

De Deductie, 1587/1588

De staatkundige eenheid der Zeven Verenigde Nederlanden is dus geleidelijk ontstaan. Als er toch een beginjaar gekozen moet worden komt ook 1587 in aanmerking – weer een geboortepapier van Nederland dus. Toen namelijk werd besloten door de Staten van de gewesten dat zij de soevereiniteit niet meer zouden proberen onder te brengen bij een vreemde mogendheid zoals Engeland – wat blijkbaar betekende, gezien het optreden van Leicester, dat ze opgescheept werden met een onbetrouwbare landvoogd. Ze besloten dat ze die macht zelf zouden gaan uitoefenen. Franchois Vranck. de pensionaris van Gouda, tweede man in de Staten van Holland na zijn politieke vriend Van Oldenbarnevelt, zette voor die daad een verklaring op papier – daarbij ongetwijfeld geregisseerd door Van Oldenbarnevelt. Het document wordt de Deductie (uiteenzetting) genoemd of ook wel de Justificatie (rechtvaardiging), van hun (niet gangbare) handelwijze ten aanzien van de soevereiniteit. Op grond van dat document werd het betreffende besluit genomen op 4 december 1587.

De Deductie van 1587 komt dus in aanmerking als een van de geboortepapieren van Nederland, maar in plaats van '87 kan ook 1588 gekozen worden. Toen werd het besluit van 4 december '87 bekrachtigd. Bovendien was 1588 een cruciaal jaar voor het voortbestaan van de positie die de Nederlanden zich hadden toegeëigend. Het was het jaar dat de Spaanse Armada werd vernietigd die de Spaanse koning Filips II had gestuurd om Engeland en de Nederlanden te onderwerpen en om tevens de alleenheerschappij van de Kerk van Rome te herstellen. 1588 werd een keerpunt in de oorlog en daarmee in de geschiedenis van de Staat der Nederlanden. De belangrijke Nederlandse historicus Robert Fruin (1823-1899) laat dan 'De tien jaren' beginnen – tevens de titel van zijn boek over de periode – aan het einde waarvan (1598) Nederland het vanuit een hopeloze situatie (1588) had gebracht tot een zo goed als zeker welslagen van de opstand.

Wel een geheel maar geen eenheid

In het midden van de 16e eeuw waren er 'zeventien' Nederlanden die gezamenlijk optrokken in hun strijd tegen de politiek van centralisatie en uniformering van de Spaanse monarch. Het gelukte de 'zeventien' niet om de eenheid te bewaren. In 1579 kwam er een Unie van Atrecht (de zuidelijke Nederlanden) en apart daarvan een Unie van Utrecht (de noordelijke zeven Nederlanden). Het zou tot 1815 duren voor ze weer samenkwamen. Hoewel, voor slechts een paar decennia – en dat onder een monarch … De Unie van Utrecht, misschien wel het belangrijkste geboortepapier van Nederland, werd gevormd door een relatief klein deel van de Nederlanden, maar wel vitaal en sterk genoeg om met succes voor de onafhankelijkheid te strijden – mede dankzij de voor haar gunstige geopolitieke omstandigheden in die tijd. Trouwens, net als binnen het geheel van de ‘zeventien’ was ook binnen de Nadere Unie, zoals de Unie van Utrecht ook wel wordt genoemd, de onderlinge eenheid in de zin van eendracht ver te zoeken.

Zeven/acht Nederlanden en generaliteitslanden.
De Staten-Generaal bestonden in 1579 uit de Staten van Holland, van Zeeland, van Utrecht, Friesland, Overijssel, Gelderland en Groningen (Stad en Ommelanden, maar in de praktijk was de definitieve eenheid Provincie Groningen toen nog niet gerealiseerd). Drenthe was een geval apart. Het 'Landschap Drenthe' was heel dun bevolkt en daarom niet volwaardig lid van de Staten-Generaal. De Staten van Drenthe kwamen wel samen om te vergaderen en de zaken van het gewest te bespreken, meestal in het klooster te Assen.

De Generaliteitslanden, de huidige provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeuws-Vlaanderen hadden niet zoals de zeven Nederlanden een eigen bestuur maar werden, als zijnde veroverd gebied, rechtstreeks bestuurd door de Staten-Generaal vanuit Den Haag. Westerwolde (in het zuidoosten van de huidige provincie Groningen) hoorde ook bij de Generaliteitslanden, maar werd vanuit Groningen bestuurd. In 1588 moesten die landen voor een deel nog veroverd worden, wat in de loop van de 80-jarige oorlog ook inderdaad gebeurde. Groningen (Stad en Ommelanden tezamen) bijvoorbeeld kon pas in 1594 als geheel toegevoegd worden aan de Unie.

De stadhouder als samenbindende factor

In het staatkundig bestel vormden de stadhouders en de raadpensionaris van Holland de stuwende elementen. De stadhouders (uit het Huis van Oranje-Nassau) die de leiding hadden genomen van de opstand behielden hun positie en versterkten die. Stadhouder Prins Maurits werd dus aangesteld als militair leider van de Unie en zo een samenbindende factor binnen dat geheel van grotendeels zelfstandige gewesten. Op den duur verkregen ze meer invloed en macht. Frederik Hendrik, die zijn staatkundige positie als stadhouder bekleedde van 1625-1647, vertoonde al koninklijke allure en zijn zoon Willem II (1647-1650), evenals zijn zoon Willem III (1672-1702), trouwde – en dat is veelzeggend – met een de dochter van de Engelse koning.

Op weg naar de nationale eenheid met een koning als staatshoofd

Na dood van Willem III leek het er eerst op dat er geen stadhouder meer aan het bewind zou komen, maar ’t liep anders: De Friese stadhouder verkreeg als Willem IV (1747-1751) de waardigheid in alle gewesten en het werd nog erfelijk verklaard ook. Willem V volgde hem op, maar in 1795 vertrok deze in ballingschap naar Engeland. Zo kwam er dat jaar een eind aan het staatsbestel der Republiek inclusief het stadhouderschap. De zoon van stadhouder Willem V, Willem Frederik zou in 1813 terugkeren om als 'soeverein vorst' hoofd van de Staat der Nederlanden te worden. In 1815 promoveerde hij tot Koning Willem I van het Koninkrijk der Nederlanden.

Samenvattend kan gesteld worden dat medio 16e eeuw de Nederlanden – bedoeld wordt het gebied wat nu Nederland heet – een staatkundig geheel werden, een geheel dat als Unie met succes een onafhankelijkheidsoorlog voerde en zich pas in de loop van de 19e eeuw ontwikkelde tot een natiestaat met de constitutionele monarchie als staatsvorm.

Lees verder

© 2017 - 2024 Petervandenburg, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
In oorlog en vreêIn oorlog en vreêNa de beroemde Gouden Eeuw zakte de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden langzaam weg als wereldmacht. Na de Franse…
Stichter der Nederlanden (Viglius)Op 15 november 2004 werd op televisie bekend gemaakt wie de grootse Nederlander aller tijden was. Het publiek mocht kiez…
De Vrede van Münster en onafhankelijke NederlandenDe Vrede van Münster en onafhankelijke NederlandenDe Tachtigjarige Oorlog was een van de langste internationale conflicten in de geschiedenis van de Nederlanden. Tijdens…
Willem V, prins van OranjeWillem V, prins van OranjeDe glorieuze Gouden Eeuw was met stadhouder Willem III ten einde gekomen. De voortdurende oorlogshandelingen hadden de n…

USS Indianapolis: Een slagschip van formaatUSS Indianapolis: Een slagschip van formaatDe USS Indianapolis was een slagschip dat al sinds het begin van de jaren 30 van de 20e eeuw operationeel was. In deze j…
USS Indianapolis: laatste slagschip dat verging in WOIIUSS Indianapolis: laatste slagschip dat verging in WOIIIn 2016 ging de film 'USS Indianapolis' in première. In deze film werden niet alleen de laatste weken van deze zware kru…
Bronnen en referenties
  • G.W. van der Pot / A.M. Donner, Handboek van het Nederlandse staatsrecht (uitg. Tjeenk Willink, Zwolle 1977)
  • H.P. H. Jansen, Middeleeuwse geschiedenis der Nederlanden (uitg. Het Spectrum, Utrecht / Antwerpen, 1965)
  • L.J. Rogier, Eenheid en scheiding (uitg. Het Spectrum, Utrecht / Antwerpen, 1968)
  • J. Blokker en zonen, Het vooroudergevoel - De vaderlandse geschiedenis (uitg. Contact, Amsterdam / Antwerpen, 2006)
Petervandenburg (184 artikelen)
Laatste update: 25-03-2020
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Geschiedenis
Bronnen en referenties: 4
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.