Bersiap - een dieptepunt in de dekolonisatie van Indonesië
Op 15 augustus 1945 capituleerde Japan; op 2 september vond de officiële overgave plaats. Op 17 augustus, toen er in Nederlands-Indië een gezagsvacuüm was omdat de Nederlands-Indische regering nog in ballingschap verbleef, proclameerden nationalisten/Republikeinen o.l.v. Soekarna en Hatta de onafhankelijke Republiek Indonesië. Militante volgelingen van de Republikeinen trokken ten strijde tegen met name Indische Nederlanders, Chinezen en andere minderheden. Er volgde een chaotische periode, compleet met moordpartijen, de zogenaamde Bersiap-periode, waarbij vooral onder Indische Nederlanders en Chinezen, duizenden slachtoffers vielen.
Inhoud
Over de Bersiap-periode is door de officiële instanties, zowel de Nederlandse als de Indonesische, lang gezwegen. Ook werd er in de media bij voorkeur benadrukt hoe fout Nederland, met name de betrokken Nederlanders als militairen en politici, optrad tijdens de dekolonisatie van Indonesië. J.J.P. de Jong, in zijn boek over de dekolonisatie uit 2015: “Dat van Indonesische kant grootschalig en excessief geweld was gebruikt paste blijkbaar niet in het paradigma van een gerechtvaardigde opstand tegen een reactionaire koloniale overheerser.” (p. 28). Dat is des te opmerkelijk omdat ook vóór het boek van De Jong al meerdere publicaties waren geweest die veel informatie over de Bersiap verschaften. Bijvoorbeeld die van H.Th. Bussemaker:
Bersiap! Opstand in het paradijs (2005). In dat kader is het een goed idee geweest om de Bersiap-periode nadrukkelijk te betrekken bij het onderzoeksprogramma
Dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950 dat drie gerenommeerde instituten, waaronder het NIOD, per 1 september 1917 begonnen zijn. Er zijn negen deelonderzoeken waarvan een de Bersiap-periode van oktober 1945 - maart 1946 betreft; in 2021 wordt het resultaat gepubliceerd.
Voorafgaande aan de capitulatie van Japan, 2 september 1945
In april 1945 besloten de geallieerden in het Verre Oosten dat niet Amerika maar Groot-Brittannië het toezicht zou houden op de afwikkeling van zaken in Nederlands-Indië na de capitulatie van Japan. De Britse koloniale bestuurder admiraal
Louis Mountbatten was daarbij de opperbevelhebber. De Japanse soldaten moesten worden ontwapend en de terugkeer in de maatschappij van hen die geïnterneerd waren in kampen diende goed te verlopen; in het algemeen: het herstel van orde en gezag in de samenleving, om zo het dagelijks leven weer op gang te brengen, moest ter hand genomen worden. En dat was nu net het probleem: het wettig gezag - dat was nog altijd het Nederlands-Indische - was nog niet hersteld. Het bestuur ervan had haar hoofdkwartier in Brisbane, Australië. Aangezien de hoogste bestuurder, de Gouverneur-Generaal A.W.L. Tjarda van Starkenborg Stachouwer nog niet terug was uit Japanse gevangenschap, nam zijn plaatsvervanger H.J. van Mook de honneurs voor hem waar.
De Indonesische nationalisten/Republikeinen die onder leiding van Soekarno en Hatta streefden naar een volledig onafhankelijke eenheidsstaat Republiek Indonesië, zagen in het ontstane gezagsvacuüm een kans om hun doel snel te realiseren. Ze traden in overleg met de Japanners en kwamen overeen dat de onafhankelijkheid op 18 augustus zou worden uitgeroepen.
Proclamatie van de onafhankelijke republiek Indonesië, 17 augustus 1945
De capitulatie van Japan vond eerder plaats dan verwacht en de revolutionaire jongeren die mede de achterban van Soekarno en de zijnen uitmaakten wilden dan ook niet wachten tot 18 augustus. Leden van een militante studentengroep ontvoerden op 16 augustus Soekarno en Hatta en lieten hen pas vrij na de belofte de onafhankelijkheid zo spoedig mogelijk te proclameren. En dat gebeurde inderdaad de volgende dag al, op 17 augustus 1945. Maar het Nederlandse gezag was dus nog niet hersteld, daarom moesten de Britten dat eigenlijk zolang waarnemen. Daartoe zag Mountbatten echter geen kans – hij had zijn troepen nodig in India waar ook een dekolonisatieproces aan de gang was. Hij besloot Japan verantwoordelijk te stellen voor een ordelijk verloop van de gang van zaken in Nederlands-Indië; kleine Britse eenheden zouden dan assisteren op die plekken waar extra problemen verwacht konden worden, met name bij de interneringskampen. De veiligheid van de geïnterneerden was niet zeker gezien de dreigende houding van met name de revolutionaire jongeren, de zogenaamde pemuda’s. Zij hadden een kreet die opriep tot de strijd: Siap!, wat zoveel betekent als ‘hou je gereed’, ‘wees paraat’. Naar die kreet wordt de betreffende periode de Bersiap of Bersiap-periode genoemd.
Begin oktober keerde Van Mook terug naar Batavia. Ondertussen was het gelukt om met behulp van de genoemde kleine Britse eenheden op Sumatra weer enige orde te herstellen. Maar op Java, bestuurlijk het belangrijkste eiland, was dat niet het geval. In feite was Japan er toe overgegaan het bestuur daar al aan de Republiek over te dragen.
Begin van de Bersiap
Tot half september bleef het nog vrij rustig. Veel geïnterneerden waagden zich buiten de kampen. Maar met de aankomst van de eerste geallieerde eenheden op Java, 15 september, veranderde dat ingrijpend. De Republiek, en zeker haar jeugdige aanhang, zag dat als een poging om het oude koloniale Nederlandse gezag weer te herstellen. Het werd onrustig op het eiland. Pemuda’s vielen Nederlanders aan. Mounbatten had slechts één bataljon Britse soldaten ter beschikking die hij dus beperkt inzette. Verder moesten de Japanners het maar oplossen in overleg met de Republiek. Daarmee erkenden de Britten
de facto de Republiek, die dat op haar beurt beschouwde als een machtiging om tot actie over te gaan.
Nederland is de vijand
J.J.P. de Jong schrijft in zijn boek over de dekolonisatie,
De Terugtocht (2015), dat de Republikeinse leiders begin oktober de opdracht gaven alle Nederlanders als vijanden te behandelen en hen te interneren. Soekarno en de zijnen wensten niet te onderhandelen met de Nederlandse regering en dreigden met geweld als Nederland de onafhankelijkheid van Indonesië, zoals geproclameerd op 17 augustus, zou aantasten. De Jong: “Dit was in feite een oorlogsverklaring.” En de pemuda’s gingen nog verder: zij zagen de opstelling van Soekarno c.s. als een vrijbrief om naar eigen inzicht op te treden tegen de Nederlanders, Indische Nederlanders en anderen die hen niet welgevallig waren.
De geweldsexplosie van de Bersiap
Wat er toen gebeurde laat zich makkelijk raden: de pemuda’s begonnen direct met het op gewelddadige wijze realiseren van hun doel: het bewerkstelligen van de onafhankelijkheid van Indonesië en – blijkbaar – wraak op de koloniale heersers, zeker ook op de Indische Nederlanders en andere bevolkingsgroepen die ze als vijanden beschouwden, met name de Chinezen. Die ‘vijanden’ werden het slachtoffer van lynch- en moordpartijen en andere gruweldaden.
Hierbij dient aangetekend te worden dat de Republikeinse leiders niet onverdeeld gelukkig waren met het optreden van de pemuda’s. Het geweld schaadde het aanzien van de Republiek en die had juist steun en sympathie nodig bij haar strijd voor onafhankelijkheid en zeker ook bij haar streven naar internationale erkenning. En dat de Republikeinen er toe overgingen Nederlanders, Indische Nederlanders en andere groepen te interneren in kampen dan is dat ongetwijfeld mede gebeurd ter bescherming van die groepen tegen het pemuda-geweld. Daarvoor werden voormalige Japanse kampen en ook Republikeinse kampen gebruikt. Meestal worden al die kampen die er waren in de na-oorlogse periode 1945-1947 ‘Bersiapkampen’ genoemd. (Er is in 2009 een Geïllustreerde atlas van de Bersiapkampen verschenen; redactie H. Beekhuis e.a.)
Veel slachtoffers
Tijdens de Bersiap vielen dus vele doden. Over de aantallen zijn de onderzoekers het niet eens. Het valt wel op dat met de jaren, waarbij er ook in de media steeds minder schroom is om, naast de excessen van Nederlanders tijdens de dekolonisatie, ook over de Bersiap te berichten, de genoemde aantallen toenemen. Nog in de jaren 70 werd standaard het aantal van 3.500 genoemd. Dat is in de loop der jaren opgelopen tot 35.000.
De slag om Soerabaya
Terug naar de Bersiap. De situatie werd er niet beter op toen de Britten eind oktober meenden boven Soerabaya pamfletten te moeten uitwerpen met de oproep aan de Republikeinse strijdgroepen hun wapens binnen 24 uur neer te leggen. Nu sloeg de vlam in de pan. De pemuda’s grepen naar de wapens en richtten een ware slachting aan onder Nederlanders en Bitten. In de strijd die volgde en drie maanden duurde zouden 400 Britten en 16.000 Indonesische strijders om het leven komen. De Nederlanders en Indische Nederlanders zaten klem in het geweld en werden er dus maar al te vaak ook slachtoffer van.
De Britten hadden hun bekomst van de ellende waarmee de dekolonisatie van Indonesië gepaard ging en waren nu minder dan ooit gemotiveerd om hun bijdrage eraan te leveren. Bijvoorbeeld de geplande opmars naar Malang op Oost-Java (bijna 80 kilometer ten zuiden van Surabaya) waar een interneringskamp was, ging niet door.
Nederlandse troepen terug
De Britten vonden dat de Nederlandse overheid moest onderhandelen met de Republiek. Onder druk van Mountbatten trad Van Mook in overleg met de Republiek. Dit was zeer tegen de zin van de regering (Schermerhorn) in Den Haag. Maar Van Mook zag in dat, hoe dan ook, de Republiek niet genegeerd kon worden in deze kwestie. Hij trad daarom toch in overleg met Soekarno c.s. Een positieve wending kwam in november ’45 toen een nieuw kabinet aantrad in de Republiek onder leiding van de gematigde socialist Sutan Sjahrir, die niet gecollaboreerd had met de Japanners en dus voor de Nederlandse regering veel acceptabeler was om mee te onderhandelen dan met mannen als Soekarno en Hatta.
Uiteindelijk wist Van Mook te bereiken dat enerzijds Britse troepen bleven strijden tegen revolutionaire Indonesiërs en dat anderzijds Nederlandse militairen toestemming kregen (van de geallieerden) om vanaf maart 1946 op Java in actie te komen om ook daar te beginnen met het herstel van het Nederlands gezag. (In de buitengebieden, onder andere in de latere deelstaat Oost-Indonesië, was dat al grotendeels het geval.)
Besprekingen en overeenkomst met de Republiek
Nu begon de periode van moeizame onderhandelingen met de Republiek. Daarbij was het realiseren van een door Van Mook voorgestelde
federatieve staatsvorm voor Indonesië (Verenigde Staten van Indonesië) inzet van Nederlandse kant. Eerst was daar de conferentie op de Hoge Veluwe (14-24 april 1946). Die mislukte. Op 15 november ’46 kwam het
akkoord van Linggadjtati tot stand. Maar daarover ontstond al snel onenigheid, die uiteindelijk leidde tot de eerste
militaire actie (‘politionele actie’) van juli 1947 tot januari ’48. Er kwam een bestand, maar dat hield niet lang stand: op 19 december 1948 begon de tweede actie. Die verliep voor Nederland zeer succesvol, maar spoedig nam de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties een resolutie aan waarin de strijdende partijen werden opgeroepen de vijandelijkheden te staken en de politieke gevangenen vrij te laten. Nederland gaf, in fasen, gehoor aan die oproep. Er kwamen, mede onder sterke Amerikaanse druk, spoedig besprekingen tussen Nederland en de Republiek op gang die in augustus 1949 leidden tot de
Ronde-tafelconferentie. De voorwaarden van soevereiniteitsoverdracht werden vastgesteld, en op 9 december in de Tweede en op 21 december in de Eerste Kamer aangenomen. Op 27 december vond tenslotte in Amsterdam de soevereiniteitsoverdracht plaats.
Hoe ging het ondertussen met de Bersiap?
H.Th. Bussemaker onderscheidt een aantal fasen in de Bersiap-periode. Die van oktober tot december 1945 acht hij de meest gewelddadige. De laatste fase plaatst hij in de periode van 1 december’45 tot 1 met 1946. Het is in die periode dat bovengenoemde besprekingen op gang komen. Ook beginnen dan de evacuatie van zowel de laatste Japanners, die is in juli ’46 afgehandeld, als die van de geïnterneerden in de zogenaamde Bersiapkampen die nog tot mei 1947 doorging. Natuurlijk waren er plaatselijke en regionale verschillen. En natuurlijk was een chaotische, ongestructureerde beweging als de Bersiap niet op een bepaalde datum opeens afgelopen. Sommige onderzoekers stellen dat het in wezen is doorgegaan tot de Soevereiniteitsoverdracht eind 1949.
Zoveel is wel duidelijk dat er nog veel vragen zijn over de werkelijke gang van zaken tijdens de Bersiap. De resultaten van het lopende onderzoek Dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950 zullen te zijner tijd hopelijk meer duidelijkheid verschaffen.