Ontstaan van politieke partijen in Nederland in de 19e eeuw
Het stelsel van politieke partijen zoals we dat nu kennen is ontstaan in de 19e eeuw. In de beginjaren van het Koninkrijk der Nederlanden (vanaf 1815) waren er twee hoofdstromingen te onderscheiden in het parlement: conservatieven en liberalen. De calvinisten (meer in het bijzonder zijn orthodox-gereformeerden bedoeld) vonden eerst onderdak bij de conservatieve vleugel, de katholieken bij de liberalen. Evenals de orthodox-gereformeerden maakten ook de katholieken een proces van emancipatie door dat leidde tot de vorming van een eigen politieke partij. Vergelijkbaar met de liberalen kenden ook de socialisten verschillende richtingen en vaak evenzovele partijen.
Inhoud
Het huidige stelsel van politieke partijen die samen de volksvertegenwoordiging in Nederland vormen is ontstaan in de 19e eeuw. In navolging van de situatie zoals die had bestaan in de tijd van de Republiek in de16e-18e eeuw werd die volksvertegenwoordiging Staten-Generaal genoemd (daarmee een continuïteit suggererend die er niet was – zo waren de afgevaardigden in de tijd van de Republiek niet door het volk gekozen maar benoemd door de gewestelijke standenvergadering, de Staten).
De Franse tijd
In januari 1795 trok een Frans leger ons land binnen. Stadhouder Willem V week uit naar Engeland. Zo kwam er een einde aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De Franse tijd begon en zou duren tot november 1813 toen de zoon van Willem V, Willem Frederik bij Scheveningen voet op vaderlandse bodem zette.
Na de Franse tijd
Toen de Franse troepen in 1813 vertrokken, bleek de burgerij nog te zwak om de macht te verwerven. De Prins van Oranje keerde triomfantelijk terug en liet zich tot koning kronen. Ook de regenten keerden terug, al moesten ze hun macht delen met burgers die het vertrouwen van de koning genoten. Pas na 1830 begon de burgerij zich duidelijk te roeren. Nog sterker gebeurde dat in 1848. De nieuwe, liberale grondwet van 1848 van de hand van de Leidse hoogleraar J.R. Thorbecke gaf de burgerij meer invloed; er kwamen rechtstreekse verkiezingen voor de Tweede kamer der Staten-Generaal – wel beperkt tot de meest gegoeden door middel van het censuskiesrecht, en tot mannen. Een deel van de burgers wees deze liberale politiek af; zij vormden het blok der conservatieven. Wel wilden gereformeerden en hervormden onder hen meer godsdienstige vrijheid, ter wille van kerk en school. Een deel van deze orthodoxe richting
scheidde zich af in 1834, o.l.v. de Ulrumer predikant Hendrik de Cock en stichtte gereformeerde kerken. Andere orthodoxen bleven hervormd; hun leidsman was G. Groen van Prinsterer.
Twee hoofdstromingen
Zo kunnen we in de eerste helft van de negentiende eeuw in Nederland twee politieke hoofdstromingen onderscheiden, die zich al gauw gingen vertakken:
- een radicale liberale of democratische stroming, die de idealen van de Franse Revolutie hoog hield en politieke vrijheid en gelijkheid eiste; hiervan maakte zich een gematigde liberale stroming los die meer nadruk legde op vrijheid dan op gelijkheid;
- conservatieven, die de bestaande orde wensten te behouden (conserveren) op politiek, maatschappelijk èn kerkelijk gebied; hiervan scheidden zich calvinisten af, die de Franse Revolutie afkeurden, maar wel meer vrijheid verlangden om hun rechtzinnige beginselen te kunnen belijden; zij vonden aanhang onder adel én kleine burgerij, boeren en ambachtslieden ('kleine luyden').
Deze stromingen bleven met hun vertakkingen tot aan het eind van de negentiende eeuw (en ook daarna nog) het politieke toneel beheersen. Daarnaast ontwikkelde zich een katholieke stroming, aanvankelijk in de schaduw van de anderen. In het laatste kwart van de negentiende eeuw ontwikkelde zich uit de radicaal-democratische stroming het socialisme, in verschillende varianten. In het vervolg komen we zodoende de volgende stromingen tegen: liberalisme en radicalisme, conservatisme, calvinisme, katholicisme en socialisme.
Kiesverenigingen
Ten behoeve van de verkiezing van leden van de Staten-Generaal sloten kiezers zich aaneen tot een kiesvereniging die dan een kandidaat voor de kieskring aanwees. Elke kieskring koos een vertegenwoordiger in de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Liberalen
De liberalen kenden meerdere richtingen van meer conservatie vrije liberalen tot radicalen. Eerst werkten zij nog wel samen in een Liberale Unie, maar in 1901 sloten de meer radicalen zich aaneen en vormden de Vrijzinnig-Democratische Bond, iets later richtten de conservatieve liberalen de Bond van Vrije Liberalenop. De middenmoot bleef in de Liberale Unie. Tussen 1848 en 1918 zien we het liberalisme geleidelijk conservatiever en minder hervormingsgezind worden.
Conservatieven
Tot 1848 was het conservatisme in feite de heersende stroming in Nederland. Na de liberale overwinning bij de grondwetshervorming van 1848 bleven de conservatieven nog enkele decennia lang de voornaamste tegenstanders van de liberalen. Geleidelijk werden ze echter verdrongen door calvinisten en katholieken.
De kern van het conservatisme is eenvoudig samen te vatten: streven naar behoud van de bestaande orde, die meestal als een natuurlijke orde gezien wordt. Voor de meeste conservatieven betekende dit de orde van vóór 1848. Vrijheid en gelijkheid, zoals de Franse revolutie die had gepredikt waren onmogelijke idealen.
In het begin van de 19e eeuw werden de calvinisten/orthodox-gereformeerden tot de conservatieve stroming gerekend. Dat klopte in die zin dat ook zij de beginselen van de Franse revolutie verwierpen. ‘Tegen de revolutie, het evangelie’ aldus Groen van Prinsterer. Toen echter in de praktijk bleek dat, met name wat betreft het onderwijs, de conservatieven zich weinig onderscheidden van de liberalen kwam er een verwijdering tussen de twee. Ook verwierpen de conservatieven evenals de liberalen de gereformeerde Afscheiding van 1834, terwijl Groen die kerkelijke beweging een warm hart toedroeg. Zijn jonge geestverwant
Abraham Kuyper ging een stap verder dan Groen: hij verliet, met de zogenaamde Doleantie in 1886, de hervormde kerk.
Eerste politieke partij
Met name Kuyper zocht ‘in het isolement zijn kracht’. Hij stichtte een eigen kerk, een eigen universiteit (de VU), een eigen blad (De Standaard) en ook een eigen politieke partij: de Anti-Revolutionaire Partij in 1879, de eerste echte politieke partij van Nederland. Zo bouwden de ‘anti’s’ een eigen samenleving, een
zuil op. Een deel van zijn aanhang keerde zich echter van hem af en stichtte in 1908 de
Christelijk-Historische Unie met jhr. De Savornin Lohman als voorman. In 1918 vond ter rechterzijde een afsplitsing plaats: de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) ontstond.
Katholieken
Eerst werden er katholieken in het parlement gekozen zonder dat die zich tot een eigen partij aaneensloten. Wel steunden zij vaak de liberalen want van die zijde hadden ze nog het meeste te verwachten wat betreft de gewenste vrijheid voor de uitoefening van hun godsdienst. Nadat de paus het liberalisme had veroordeeld, volgde er een periode van samenwerking met de protestanten. De schoolstrijd vormde daarvoor de basis (zie de anti-these van A. Kuyper). Zo ontstonden er in de jaren '50 van de 19e eeuw plaatselijke katholieke kiesverenigingen.
Het was priester H.J.A.M. Schaepman (1844-1903) die zich inzette voor een nationale politieke organisatie. Maar er was veel onderlinge verdeeldheid en eerst in 1896 werd er een gemeenschappelijk katholiek program onderschreven en in 1919 kwam er een Algemene bond van R.K. kieskringorganisaties. Pas na de Eerste Wereldoorlog vond er partijvorming plaats.
Socialistische/communistische stroming
Fundamenteel voor deze stroming is de arbeidersbeweging. In Nederland werd in 1869 de Amsterdamse afdeling van de Eerste Internationale opgericht. Tegenstanders binnen de arbeidersbeweging vonden het beter dat er een eigen, nationale arbeidersbeweging zou komen. Zo werd in 1871 het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond opgericht (het verbond kan niet als politieke partij beschouwd worden omdat ze niet streefden naar vertegenwoordiging in het parlement). Het was in wezen een Amsterdamse aangelegenheid die nagevolgd werd in andere steden. In 1882 sloten de plaatselijke verenigingen zich aaneen tot de Sociaal-Democratische Bond (SDB). De SDB wilde wel in de Tweede Kamer komen. Dat gelukte Domela Nieuwenhuis in 1888. Deze verliet later de parlementaire en werd anarchist. In 1894 werd de (parlementiare) Sociaal-Democratische Arbeiders Partij opgericht (de voorloper van de PvdA).
Lees verder