Marius' Muilezels: wapenuitrusting bij de Romeinen
Eén van de speerpunten van Marius’ hervormingen van het Romeinse leger was het inkrimpen van de bagagekaravaan. Dit hield in dat de soldaten veel spullen zelf moesten dragen, maar waar bestond hun bagage precies uit?
Wapens
De wapens die de soldaten gebruikten waren vrijwel hetzelfde als voor de hervormingen. Elke soldaat had een tweetal werpspiezen, pila genaamd, die voor het gevecht naar de vijand geworpen diende te worden. Men had een lichtere pilum, die als eerste geworpen werd en een zwaardere, beter penetrerende pilum die geworpen werd als de vijanden dichterbij waren.
Als het dan uiteindelijk tot een handgemeen kwam, werd de aloude Romeinse gladius uit de schede getrokken. Zo Romeins was deze gladius echter niet, want de Romeinen hadden dit 64 tot 69 centimeter lange zwaard afgekeken van enkele Spaanse stammen tijdens de Punische oorlogen.
In geval van nood kon er tevens nog een beroep gedaan worden op de pugio, een aan twee kanten snijdende dolk. Deze kon gebruikt worden als een legionair zijn gladius kwijt was of als de gladius op enige wijze niet langer bruikbaar was. Het is echter aannemelijk dat de pugio niet alleen in militair opzicht gebruikt werd, maar ook als ‘zakmes’.
Wapenrusting
De scutum was zonder twijfel het belangrijkste deel van de wapenrusting van een Romeins legionair. Het stelde ze namelijk in staat om in een sterke linie, vanachter hun schilden toe te slaan op de vaak minder georganiseerde barbaren. Volgens Polybios was de scutum gebogen, ongeveer 1,1m lang en 66 cm breed. Archeologische vondsten bevestigen dit en wijzen verder uit dat de dikte van een scutum varieerde tussen de 12,5 en 19 mm.
Een ander deel van de wapenuitrusting dat het leven van een soldaat kon redden, was de maliënkolder. De maliënkolder die de Romeinse legioenen in die tijd gebruikten was van Keltische origine en was gemaakt van twee soorten ringen, namelijk gesloten en open. Deze ringen werden dan middels een knop of nagel aan elkaar vastgemaakt. De maliënkolder bood een uitstekende beschutting tegen houwen, omdat het geheel soepel kon verschuiven.
Hoewel er voor de helm veel verschillende opties waren, werd de helm van het type ‘Montefertino’ de standaard. Deze helm hadden de Romeinen rond 300 v. Chr. overgenomen van de Kelten en er vervolgens Italische aspecten, zoals wangplaten, aan toegevoegd.
Verder droegen de soldaten zware sandalen, genaamd caligae. Deze waren door de verschillende lagen leer die op elkaar gelijmd waren zeer stevig. Tijdens de winter was het tevens mogelijk de sandalen te voeren met stof om warmere voeten te houden,
Kampeeruitrusting
Door de inkrimping van de bagagekaravaan moesten de soldaten een groot gedeelte van hun kampeeruitrusting zelf dragen. Aangezien elk contubernium (tentgroep van circa 8 mannen) slechts beschikking had over één muilezel, konden ze slechts de zware leren tent laten dragen, de rest moesten ze zelf dragen. De kampeerbenodigdheden van een legionair bestond uit eetgerei, een pikhouweel, een plaggensteker en een tweetal grote staken, genaamd pilupe murale, die gebruikt moesten worden om een kamp te versterken. Verder moest een soldaat ook een bedrol en een mantel meenemen, alsmede rantsoenen voor enkele dagen. Het geheel, inclusief wapenrusting, woog rond de 40 kilo.
Lees verder