Prins Frederik (1797-1881), steunpilaar van het Oranjehuis

Voor het voortbestaan van de Oranjedynastie is het optreden van de tweede zoon van Koning Willem I belangrijk geweest. Hij had veel talenten en een aangenaam karakter; hij werd gerespecteerd door zijn door familie en tijdgenoten. Hij was populair bij het volk, werd graag door zijn ambitieuze vader Willem I ingezet ten bate van dynastieke belangen. Zijn broer Willem II en diens zoon Willem III stond hij met raad en daad terzijde. Zelf zette hij zich ook in voor de belangen van de koninklijke familie. Daarbij trad hij zo nodig op als bemiddelaar, vredestichter en raadgever. Voor alles was Frederik militair, opgeleid op de Pruisische Kriegsakademie in Berlijn, veldmaarschalk zowel in het Nederlands als het Duitse leger. Binnen de vrijmetselarij was hij een toegewijd en actief lid; 65 jaar lang trad hij op als grootmeester van de 'Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden'.

Inhoud


Jeugdjaren

Geboren in ballingschap

Willem Frederik Karel werd op 28 februari 1797 geboren in Berlijn als de tweede zoon van Willem Frederik van Oranje-Nassau, de erfprins van Oranje (de latere Koning Willem I) en Prinses Wilhelmina (Mimi) van Pruisen. De eerste voornaam van de oudste zoon was ook Willem en die werd ook Willem genoemd (de latere Koning Willem II). De roepnaam van de tweede zoon werd Frederik of Fritz.

In Berlijn bemoeide erfprins Willem zich volop met de opvoeding van zijn kinderen, vooral met die van de zoons, die een belangrijke plaats dienden in te nemen binnen de door hem zo gewenste herstelde Oranjedynastie

Invloed op de opvoeding

Tante Louise, een zuster van de erfprins die in 1806 kinderloos weduwe was geworden, zal ook zekere invloed gehad hebben op de opvoeding van de kinderen. Zij was een zorgzame vrouw die sinds de dood van haar echtgenoot Karl August van Brunswijk-Wolfenbütel graag haar affectie betoonde aan haar neefjes en nichtjes. Trouwens ook grootmoeder Wilhelmina van Pruisen (1751-1820) moet wat betreft invloed op de opvoeding van Willem en Frederik niet onderschat worden. Dat geldt zeker ook voor de befaamde pedagoog Humboldt, geestelijk vader van het bildungsideaal. Hij werd in 1810 ingeschakeld om een curriculum (leerplan) voor de prinsen op te stellen.

Militaire opleiding

Oudste zoon Willem was in 1805 naar de militaire academie in Berlijn gestuurd (de academie werd later bekend als de Pruisische Kriegsakadmie). In 1810 volgde broer Frederik. Ook hij diende een militaire opleiding te krijgen. Het militaire element was van het grootste belang - dat paste het beste bij de toekomst die Erfprins Willem voor de familie van Oranje-Nassau wenste en waarvoor hij alles in het werk stelde om dat te bereiken: herstel van de dynastieke positie die de familie had ingenomen, compleet met bijbehorende bezittingen en hoge functies. Zo kreeg ook Frederik onder meer onderricht van de befaamde strateeg Carl von Clausewitz. De laatste maakte veel indruk op de Prins; Frederik is altijd in de eerste plaats een militair geweest. En de liefde voor het krijgswezen deelde hij met zijn oudere broer. Met hem kon hij trouwens uitstekend overweg en hun verhouding is altijd goed gebleven.

De militaire dienst begon al vroeg voor Frederik. Als zestienjarige officier vocht hij in oktober 1813 mee in de slag bij Leipzig, de zogenaamde ’volkerenslag’ die het einde betekende van Napoleons overheersing van de Duitse landen en de rest van Europa. Het einde van die overheersing betekende het begin van herstel van de positie van het Huis van Oranje-Nassau.

Terug in de Nederlanden (1813)

In Nederland was het zogenaamde Driemanschap gevormd, met als voorman de orangist G.K. van Hogendorp, dat het voorlopig bewind na de val van de Franse bezettingsmacht op zich had genomen. Op 17 november verklaarden de drie heren Holland vrij en nodigden de erfprins van Oranje uit de soevereiniteit over het land op zich te nemen. Op 30 november voer deze vanuit Engeland naar zijn vaderland, zette voet aan wal op de kust bij Scheveningen en aanvaardde de soevereiniteit. De Oranjedynastie in Nederland was hersteld.

Willem I ingehuldigd als soeverein vorst der Nederlanden

Prins Frederik had ondertussen met de Pruisische troepen het land bereikt en arriveerde als eerste van de familie Van Oranje-Nassau, na zijn vader, in Den Haag. Zijn broer Willem, maakte in die tijd onderdeel uit van de Britse troepen die in Spanje en Portugal hadden gevochten; ook hij werd spoedig verwacht in de Nederlanden. Frederik bleef niet lang in Den Haag, na een paar dagen voegde hij zich weer bij de Pruisische troepen die richting het zuiden trokken. Wel was hij aanwezig in de Nieuwe Kerk in Amsterdam toen daar Willem I op 30 maart 1814 plechtig als soeverein vorst werd ingehuldigd. Daarbij werd hij geflankeerd door zijn zoons, die, nadat vader de eed had afgelegd, trouw zwoeren aan de vorst. In hetzelfde jaar werd Frederik ingeschreven als student te Leiden; dat bleef hij tot maart 1815

1815: Waterloo en meer

Ook in maart 1815, net achttien jaar oud, was Frederik lid geworden van de Raad van State. In datzelfde jaar, in juni, verwierf zijn broer, de latere Koning Willem II, roem in de slag bij Waterloo. Frederik was ook bij de slag present als officier, maar werd met zijn manschappen, tot zijn teleurstelling, niet net als zijn broer ingezet bij de reële gevechtshandelingen. Toch kreeg ook hij de hoogste onderscheiding, de Militaire Willems-Orde (die op 30 april van dat jaar door vader Willem I was ingesteld). En de triomf voor de Oranjedynastie was compleet toen soeverein vorst Willem I zich in dat jaar officieel koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (Nederland én België) mocht noemen.

Verhouding Willem I en zijn zonen

Zoals bekend uit onder meer het boek van J. van Zanten over Koning Willem II had kroonprins Willem een slechte verhouding met vader Willem. De verhouding van vader met Frederik was beter, zoals geconcludeerd kan worden uit de Brieven en gedenkschriften van G.K. van Hogendorp. De oude staatsman, die trouwens niet overweg kon met Willem I, schreef dat de tweede zoon “heel anders [was] dan Willem. Deze [Frederik] heeft een kop” (waarmee de schrijver volgens Van Zanten bedoelde dat de tweede zoon tenminste nadacht). Maar ook schreef hij: “Prins Frederik toonde mij meer dan eens zijne beschroomdheid om de minste vrijheid [jegens de vader] te nemen” – een beschroomdheid waar zoon Willem bepaald geen last van had.

Ingezet ten bate van het belang van dynastie en vaderland

Koning Willem I zette ook Frederik volop in bij het versterken van de dynastieke macht en van de eenheid van het koninkrijk. Zo werd hij in 1815 benoemd als lid van de Raad van State – waarvan zijn broer van 1829 tot 1840 voorzitter was – en in 1818 volgde de benoeming tot voorzitter van de Maatschappij van Weldadigheid – Frederiksoord (Zuidwest-Drenthe) is naar hem genoemd. In dat verband zij hier vermeld dat de prins in volgende jaren ook betrokken was bij andere projecten ten bate van het ‘openbare nut’. In 1852 werd hij beschermheer van de Vereeniging voor Volksvlijt en in 1864 was hij degene die de opening verrichtte van het indrukwekkende Paleis van Volksvlijt in Amsterdam. (In 1929 brandde het hoofdgebouw af. Het werd nooit meer in oude staat herbouwd; op die plek verrees in 1960 het gebouw van De Nederlandse Bank.)

Ook na de slag bij Waterloo bekleedde Frederik tal van hoge militaire functies ten dienste van het vaderland. Zijn entree in de vrijmetselarij had ook te maken met het politieke streven van de vader en daarmee met het dynastieke belang van het Huis van Oranje.

Prins Frederik en de vrijmetselarij

De vrijmetselarij (‘maçonnerie’) is een typisch product van de 18e-eeuwse Verlichting. De eerste loge van vrijmetselaars in Nederland werd opgericht in 1734 in Den Haag. De vrijmetselaars stonden over het algemeen bekend als prinsgezind. Veelzeggend in dit verband is dat in ieder geval stadhouder Willem V toetrad als lid, in Londen rond 1800 (mogelijk was zijn vader al lid geweest in de Nederlanden). In de 19e eeuw waren er, als we Willem V meerekenen, vier Oranjes vrijmetselaar: de laatste stadhouder dus, Koning Willem II, zijn broer Frederik en Prins Alexander, de derde zoon van Koning Willem III.

Grootmeester-nationaal

Frederik speelde een vooraanstaande rol in de beweging: hij was van 1816, toen hij in Berlijn in een loge werd ‘geïnitieerd’, tot aan zijn dood grootmeester-nationaal van de “Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden”. Zijn vader heeft in 1816 ongetwijfeld het initiatief tot lidmaatschap van Frederik genomen om zo de eenheid in zijn koninkrijk te bevorderen: in het noorden en vooral ook in het zuiden waren diverse loges en aangezien broederschap hoog in het vaandel staat bij de maçonnerie zou die beweging zijn politieke doel van eenheid in het land uitstekend kunnen bevorderen; dit te meer omdat zij godsdienst-neutraal was (het zou kunnen helpen de tegenstellingen tussen protestanten in het noorden en katholieken in het zuiden tegen te gaan).

Voorspel op de Belgische onafhankelijkheid

Eigenlijk was Kroonprins Willem de aangewezen man om een hoge functie binnen de vrijmetselarij te gaan spelen, maar zoals al gezegd - en zoals nog vaker naar voren zal komen - de koning en de kroonprins konden niet met elkaar overweg. Dat ging zover dat de vader - niet zonder reden - wantrouwen jegens de oudste zoon koesterde, zeker als het om activiteiten in het zuiden ging (de kroonprins onderhield er contacten met ‘verdachte elementen’ en sloot de mogelijkheid niet uit om zelf koning van België te worden). Daarom werd in zijn plaats Frederik in 1816 als lid van de maçonnerie geïnstalleerd en vervolgens in 1818 als Grootmeester-nationaal van het ‘Grootoosten der Nederlanden’. (Ondertussen was Kroonprins Willem trouwens toch op eigen initiatief lid geworden van de loge in Brussel.) Het lukte Frederik inderdaad om de noordelijke en zuidelijke loges samen te smeden.

De Belgische onafhankelijkheid 1830-1839

Frederik ingezet ten bate van de rijkseenheid

Prins Frederik der Nederlanden werd in zijn lange leven nogal eens ingezet als bemiddelaar bij problemen waarmee de koning en andere leden van het Koninklijk Huis te maken kregen; ook fungeerde hij dan bijvoorbeeld wel als vertrouwenspersoon. Daarbij speelde voor de vader ongetwijfeld een rol dat de tweede zoon meer gezeglijk van karakter was dan zijn broer. Bovendien was hij evenwichtig en toegankelijk (eigenschappen waaraan het bij andere Oranjes nogal eens ontbrak). Frederik kon ingezet worden als plaatsvervanger van zijn broer, vredestichter en verbindende factor. Dat kwam goed van pas als er weer eens problemen waren vanwege de slechte verhouding die de koning had met de Kroonprins. Daarom werd dus Frederik en niet Willem ingezet om door middel van de vrijmetselarij noord en zuid hechter aaneen te smeden.

De Belgen komen in opstand

De kroonprins was populair in de zuidelijke provincies, Zijn vader niet - er bestonden vele grieven tegen het bewind van Koning Willem I. De autoritaire ‘Hollandse’ Koning werd als dwingeland gezien die niet genegen was tot enige tegemoetkomendheid jegens de verlangens en de belangen van de Belgen. Deze op zijn beurt deed zijn best om van zijn rijk een eenheid te maken. Ook door middel van de vrijmetselarij dus. Maar het gewenste effect bleef uit. Ontevredenheid en verzet in het zuiden nam toe. In augustus 1830 sloeg in Brussel de vlam in de pan, naar aanleiding van een operavoorstelling. Er braken rellen uit. Het huis van de gehate Hollandse minister van justitie, Van Maanen, werd geplunderd en België verklaarde zich onafhankelijk.

Strijd; onafhankelijkheid van België

Koning Willem aarzelde. Hij had geen duidelijk beleid en nam diverse maatregelen die niet de juiste bleken te zijn. Eind augustus stuurde hij zijn beide zonen met een leger richting het zuiden. Medio september namen de gewelddadigheden zodanig toe dat Frederik met een deel van het leger Brussel binnentrok. Er brak een bloedige stadsoorlog uit die veel slachtoffers eiste. Nu trok Frederik zijn soldaten terug. Maar dat leidde ook niet tot een oplossing, in tegendeel: de partijen waren nu meer dan ooit onverzoenlijk en de strijd breidde zich verder uit buiten de hoofdstad. In de zomer van 1831 probeerden Willem en zijn zonen het tij nog te keren met de zogenaamde Tiendaagse Veldtocht. Maar toen trokken de Fransen op naar het noorden om de Belgen te helpen en ook Engeland was duidelijk niet op de hand van de Oranjes. Er was al met al geen houden meer aan en de scheiding van Nederland en België was in wezen een feit. Alleen, koning Willem wilde de nieuwe realiteit niet accepteren en hij hield jaren lang een groot en voor Nederland te duur leger paraat. Uiteindelijk legde hij zich in 1839 neer bij de feiten en erkende hij de onafhankelijkheid van België.

Huwelijk en nog meer zaken van belang, periode 1824 -1840

Huwelijk

In 1824 had Prins Frederik zich verloofd met zijn elf jaar jongere nicht Louise van Pruisen. De Oranjes zochten hun huwelijkspartners opvallend vaak in de directe familie en dan ook nog de Pruisische koninklijke familie der Hohenzollerns. Zo was grootvader Willem V gehuwd met Wilhelmina van Pruisen, zijn vader met zijn nicht, ook een Wilhelmina van Pruisen, dochter van Frederik Willem III, koning van Pruisen. Dus ook Frederik trouwde met een Prinses van Pruisen zijnde ook een volle nicht. De dochter van Willem I, Marianne, trad in het huwelijk met haar volle neef Albrecht van Pruisen. En om het plaatje compleet te maken: ook Willem III trouwde met een nicht - hoewel deze keer geen Hohenzollern - Prinses Sophie van Wurtemberg.

In 1825 traden Frederik en Louise in het huwelijk. Er werden drie kinderen geboren: Louise (1828), Frederik jr. (Fritzi, 1836) en Marie (1841). In 1846 overleed Friitzi een aantal dagen nadat hij bij een gymnastiekoefening ten val was gekomen. Uit de brieven van Koningin Sophie weten we dat het verlies van zijn enige zoon vader Frederik zeer heeft aangegrepen. Met dochter Louise leek het beter te zullen gaan: zij trouwde in 1850 met Kroonprins Karel van Noorwegen en Zweden en werd dus naderhand koningin. Echter, het was geen gelukkig huwelijk.

Frederik als bemiddelaar voor zijn vader en als adviseur

Zoals vermeld, Frederik trad nogal eens op in zijn leven als bemiddelaar, troubleshooter en vertrouwenspersoon, zeker ook binnen de familie Van Oranje-Nassau. Niet lang na de onafhankelijkheid van België moest hij die rol al weer op zich nemen in verband met problemen rond zijn vader. Die was door het verlies van de helft van zijn koninkrijk natuurlijk zwaar teleurgesteld. Dat werd alleen maar erger toen hij te kennen gaf te willen trouwen met de Belgische katholieke gravin Henriëtte d’Oultremont (1797-1864), een voormalige hofdame van zijn echtgenote Koningin Wilhelmina (Mimi) die in 1837 was overleden. Dat voorgenomen huwelijk namelijk stuitte op felle weerstand bij de Nederlanders. Zo ook bij de kinderen van de koning, vooral bij kroonprins Willem II. Deze nam zijn vader het huwelijk, dat in Berlijn in 1839 toch werd gesloten, zeer kwalijk. Hij wenste zijn vader, bij terugkeer uit Berlijn niet in Den Haag te ontvangen – en de nieuwe echtgenote al helemaal niet. Zoon Frederik was ook niet blij met het huwelijk, maar hij bleef zijn vader trouw en door zijn bemiddeling verzoenden de Koning en de vader zich weer met elkaar – de ontmoeting tussen de twee kemphanen vond plaats, niet in Den Haag maar op Het Loo. Na de dood van Willem I bleef Frederik gravin Henriëtte met raad en daad bijstaan.

Regering van Koning Willem II

Het uiteenvallen van zijn rijk na 1830 en de weerstand tegen zijn tweede huwelijk had Willem I dus zwaar teleurgesteld. Dat werd versterkt door de beperking van zijn macht door de nieuwe Grondwet van 1840. Op 7 oktober 1840 deed hij afstand van de troon ten gunste van zijn oudste zoon. Prins Frederik legde nu diverse hoge openbare ambten neer, met name op het departement van Oorlog. Wellicht achtte hij dat vanuit staatsrechtelijk oogpunt zuiverder. Wel bleef hij betrokken bij de Maatschappij van Weldadigheid en hij ondersteunde instellingen en activiteiten die bijdroegen aan meer welvaart en welzijn.

Militaire carrière en internationale dynastieke betrekkingen

Militaire carrière

Frederik beëindigde dus met het aantreden van Willem de meeste van zijn militaire en ambtelijke functies, dat wil niet zeggen dat er een einde kwam aan zijn bestaan als militair. Hij was zijn leven lang altijd in de eerste plaats militair. Dat was begonnen met de officiersopleiding in zijn jonge jaren in Berlijn. Na zijn deelname aan de Volkerenslag in 1813 volgde de slag bij Waterloo in 1815. In dat jaar had hij van mei tot december dat jaar als waarnemer voor zijn broer het bevel over de Nederlandse troepen in Frankrijk gevoerd. Vervolgens was hij van 1818 tot 15 juni 1826 grootmeester der artillerie, daarna tot december 1829 commissaris-generaal van Oorlog en aansluitend, tot juli 1839, was hij belast met de opperdirectie van het departement van Oorlog, waarbij hij tevens in 1830 optrad als tweede bevelhebber van het Nederlandse leger in België. In 1841 ontving hij van zijn broer de koning de rang van veldmaarschalk.

Hij bekleedde niet alleen de hoogste functies in het leger en op het departement van Oorlog, hij was ook betrokken bij de oprichting in 1828 van de Koninklijke Militaire Academie in Breda (hij werd zelfs ‘de vader van die inrichting’ genoemd)

De Pruisische connectie

Frederiks militaire carrière had niet alleen betrekking op Nederland. Maar ook op Pruisen. Hij was niet alleen in zijn jonge jaren opgeleid als Pruisisch officier, hij is dat altijd gebleven en zich zo ook blijven voelen. Wat dat betreft moet zijn benoeming in 1874 door keizer Wilhelm I tot (Duits/Pruisisch) veldmaarschalk een geweldige eer voor hem geweest zijn. Hij onderhield bovendien altijd goede contacten met zijn Pruisische/Duitse Hohenzollern-familie. Zijn huwelijk is daar het ultieme voorbeeld van. Trouwens, de genoemde Wilhelm was niet alleen zijn neef; door zijn huwelijk was die tevens zijn zwager geworden, en bovendien was de keizer ook vrijmetselaar.

Geen koning van Griekenland

Frederik en Willem II - de eerste dus door zijn huwelijk met een Pruisische prinses en de tweede door zijn huwelijk met de tsarendochter Anna Paulowna - maakten volop deel uit van het dynastieke netwerk der Europese monarchen – vanzelfsprekend tot grote tevredenheid van vader Willem. In die zin waren ze beiden spelers van belang in de Europese politiek. Dat was ook gebleken in verband met de Griekse onafhankelijkheidsoorlog van 1821-1829. De vorsten van de Europese grootmachten steunden de Grieken in hun strijd tegen het Turkse heersers. Zij beslisten dat de nieuw te vormen Griekse staat een monarchie moest worden. Daarbij kwam Prins Frederik der Nederlanden in beeld als geschikte kandidaat-monarch, te meer omdat zijn bekwaamheden en talenten alom gewaardeerd werden door de vorsten. Hem werd maar liefst driemaal de Griekse troon aangeboden. Maar Frederik weigerde. Hij betwijfelde of de Grieken zelf hem wel wilden, hij schatte de toekomst van de nieuwe staat niet rooskleurig in en hij voelde sowieso geen affectie tot de Grieken. Bovendien, dit alles speelde zich af tijdens de voorfase van de Belgisch afscheiding. En zoals vaak het geval was met Frederik, hij was in de eerste plaats loyaal aan het vaderland en de Oranjedynastie, dus daarvoor wilde hij zich helemaal kunnen inzetten.

Weer een nieuwe koning: Willem III

In 1849 overleed koning Willem II. Natuurlijk was het de bedoeling dat zijn oudste zoon Willem, de kroonprins, hem zou opvolgen. Alleen, de kroonprins - die tijdens het overlijden van zijn vader in Engeland verbleef - liet weten dat hij de kroon niet wilde accepteren. In 1848 was de bekende grondwetswijziging van Thorbecke tot stand was gekomen. Hij wenste niet te regeren met de beperking van zijn macht die het gevolg was van de nieuwe grondwet. Een delegatie uit Nederland onder leiding van de minister van Buitenlandse Zaken L.A. Lightenveld wist hem echter te overreden naar Nederland terug te keren en z’n standpunt te herzien. Een lang gesprek met zijn oom Prins Frederik haalde hem ten slotte definitief over de streep en hij werd ingehuldigd als Koning Willem III.

Steun van Prins Frederik

Frederik steunde de nieuwe koning waar hij kon en adviseerde hem waar nodig. Onder meer bij het afwikkelen van de enorme schuldenlast die Willem II na zijn dood aan zijn nabestaanden bleek te hebben nagelaten. Prins Frederik was een zeer welgesteld man (hij werd in zijn tijd beschouwd als de rijkste Oranjetelg) en hij bleek bereid een groot deel van de schulden over te willen nemen; ook de afwikkeling ervan nam hij op zich en hij hielp bij de afhandeling van de zaken die er mee samenhingen.

Scheiding van Marianne en Albrecht

In 1848 maakte de zuster van Prins Frederik, Marianne, bekend te zullen gaan scheiden van haar echtgenoot Albrecht van Pruisen, met wie de verhouding zo slecht was dat ze toen al op het buiten Rusthof in Voorburg woonde. Daar woonde ze niet alleen: ze leefde er openlijk samen met haar voormalige koetsier. Dat had haar al in opspraak gebracht. Maar ’t werd nog erger toen ze spoedig na de scheiding in verwachting bleek te zijn van haar koetsier (die ze ondertussen tot persoonlijk secretaris had gepromoveerd). Bij haar familieleden was ze niet meer welkom. Alleen Frederik hield contact en gaf haar zo nodig advies bij afhandeling van zaken. In 1855 ging ze wonen op haar kasteel Reinhartshausen bij Erbach (in Nassau) waar ze in 1883 overleed.

Scheiding van Willem III en Sophie

Koning Willem III en Koningin Sophie konden totaal niet met elkaar overweg. Eigenlijk hadden ze een hekel aan elkaar, leefden als kat en hond en de kinderen waren de dupe - zeker gold dat voor Kroonprins Wiwill. Er is veel over bekend met name dankzij de uitgebreide briefwisseling tussen Sophie en haar vriendin Lady Malet die maar liefst 35 jaar beslaat. Sophie luchtte haar hart ook bij oom Frederik, die bijzonder op haar gesteld was en haar vaak bezocht; zó vaak dat neef Willem er zich bij zijn oom over beklaagde. In ieder geval, Frederik was in de Oranjefamilie Sophies enige steun en toeverlaat.

In 1855 kwam het paar een scheiding van tafel en bed overeen na langdurige onderhandelingen, ook met een vertegenwoordiger van vorstendom Wurtemberg. De betreffende akte van scheiding werd mede ondertekend door Prins Frederik.

Prins Fredrik ten dienste van monarchie en natie, periode 1868-1871

Koning Willem III was een moeilijk man die bovendien tot de vreemdste dingen in staat was. Op de website van het Parlementair Documentatie Centrum van de Universiteit Leiden wordt hij “de meest omstreden Oranjevorst” genoemd. Hij had het met velen aan de stok, met leden van de familie en van het hof. Ook met zijn ministers, inclusief en vooral met J.R. Thorbecke, de belangrijkste minister in de periode 1849-1872.

De koning leek sinds juni ’68, toen er een kabinet tegen zijn zin was geformeerd, de neiging te hebben zich af te zonderen van zijn volk en de landspolitiek. Dat leverde de nodige kritiek op. Prins Frederik zag het blijkbaar als zijn plicht om in die periode als waarnemer voor de koning op te treden. Zo werd op 17 november 1869 het Nationaal Monument 1813 in Den Haag onthuld, niet door Koning Willem III maar door Prins Frederik der Nederlanden. Het was een gedenkteken gewijd het begin van de natie onder soevereiniteit van het Huis van Oranje, meer speciaal Willem I. Zes jaar daarvoor had de Koning zelf de eerste steen ervan gelegd.

Betrokken bij de Europese politiek

Prins Frederik onderhield dus nauwe banden met de koning van Pruisen die in 1871 keizer van Duitsland werd. Hij heeft die connectie gebruikt ten dienste van Nederland. De expansiepolitiek van Pruisen in die periode vormde in principe ook een bedreiging voor Nederland, België en Luxemburg. Wilhem I had in 1867, in verband met de Luxemburgse kwestie Frederik verzekerd dat Duitsland de neutraliteit van Nederland zou respecteren. In 1870 betekende de Frans-Duitse oorlog weer bedreiging voor Nederland. Frederik spoedde zich naar Berlijn om de Nederlandse zaak te bepleiten.

Verlies door overlijden

In december 1870 overleed Louise de echtgenote van Prins Frederik. Dochter Louise, Koningin van Zweden, overleed in maart 1871 toen ze na de begrafenis van haar moeder op terugreis was naar Zweden. De jongste dochter, Marie, werd in 1871 de echtgenote van de Duitse prins Wilhelm vorst zu Wied (ver weg nog familie: zijn moeder was een telg uit het Huis Nassau). Daarbij kwam in 1877 het overlijden van Koningin Sophie, bij wiens moeizame leven hij altijd zo nauw betrokken was geweest.

Frederiks blijvende betrokkenheid bij de vrijmetselarij

Prins Frederik was dus vrijmetselaar en actief betrokken bij de maçonnerie. Hij was sinds 1816 zijn hele leven grootmeester-nationaal van de Orde gebleven. Wel had hij al 1856, bij zijn 40-jarig jubileum als grootmeester laten weten die functie wel eens te willen overdragen aan een medebroeder. Maar ’t was er nooit van gekomen. In 1872 kondigde hij aan te zullen stoppen, maar er ”niet terstond uitvoering aan te willen geven”, zo valt te lezen in een verslag van de betreffende bijeenkomst van de Orde. En dat gebeurde ook: hij bleef vanaf die tijd officieel in functie maar liet de uitvoering van bijbehorende werkzaamheden over aan gedeputeerd grootmeester J. Noordziek, de bibliothecaris van de Tweede Kamer.

Teruggetreden maar toch betrokken

Op 27 juli 1876 was Frederik 60 jaar grootmeester-nationaal en dat werd herdacht. De dag daarvoor had hij in gebouw van de loge in Den Haag zijn oomzegger Prins Alexander, de jongste zoon van Willem III, ingewijd als lid van de Orde. Er is wel gedacht dat Frederik dat zo geregeld had om Alexander meteen de volgende dag, tijdens de herdenking van zijn 60-jarige grootmeesterschap, als zijn opvolger te kunnen voorstellen. Maar dat gebeurde niet. Alexander vertelde naderhand dat Prins Frederik hem wel voor de functie had gevraagd maar dat hij dat zelf niet wenselijk achtte. In ieder geval: Frederik bleef een betrokken grootmeester, tot de dag van zijn overlijden.

Een vermogende prins - Laatste jaren

Zoals al naar voren kwam: Frederik was zeer welgesteld. In verband met de schadeloosstelling voor de bezittingen van de Oranjes in Duitsland en later in de Zuidelijke Nederlanden (na 1830) was hem een groot vermogen toegevallen. Willem I en ook Thorbecke hadden verwacht dat hij een deel van dat vermogen aan zou wenden ten bate van de opbouw van het armlastige vaderland. Maar dat deed hij niet. Zijn broer was zeer ontstemd, maar wilde toch vooral familieproblemen en daarmee dynastieke schade voorkomen, en schikte. Wellicht ter compensatie van zijn discutabele houding voor wat betreft de verdeling van het familievermogen belastte Frederik zich met de afwikkeling van de schuldenlast die Willem II met zijn overlijden naliet; hij nam ook een deel van de afbetalingen op zich.

Prins Frederik had eerst het paleis aan het Korte Voorhout als residentie gebruikt. Daarbij kocht Frederik, als buiten verblijf, in 1838 landgoed Huis De Pauw in Wassenaar dat vervolgens door het aankopen van andere landgoederen werd uitgebreid tot een bezit vergelijkbaar met Het Loo. In Duitsland had hij in Berlijn het paleis Unter den Linden van zijn vader geërfd. Daarbij kocht hij onder meer de heerlijkheid Muskau aan de Neisse. En meerdere landgoederen in Silezië en Posen. Maar het gezin verbleef het grootste deel van het jaar op De Pauw.

De laatste jaren

De betrokkenheid bij de belangen van familie, Oranjedynastie en vrijmetselarij belangen bracht Frederik nog wel eens in moeilijkheden als er tegenstrijdigheid binnen die belangen waren. Dat kwam bijvoorbeeld duidelijk naar voren in de laatste jaren van zijn leven in verband met de Frans-Duitse oorlog: koning Willem III en Koning Sophie trouwens ook sympathiseerden met de Fransen vanwege hun beider vriendschappelijke verhouding met de Franse keizerlijke familie der Bonapartes. Frederik sympathiseerde vanzelfsprekend met de Duitsers (eigenlijk de Pruisen). En dat kwam in conflict met zijn loyaliteit aan de Oranjedynastie in casu Koning Willem III. Dat werd extra gecompliceerd omdat conflicten in Europa ook de broederschap binnen de (Europese) maçonnerie bedreigden. Juist ook in verband met de Frans-Duitse oorlog omdat Wilhelm, net als Frederik - en trouwens ook de Engelse kroonprins Edward eveneens - vrijmetselaars waren en Napoleon III niet. Wel werd de laatste er van verdacht misbruik te maken van de vrijmetselarij voor het eigen voordeel.

De dynastie gered

Ook in die laatste jaren waren er zorgen vanwege de erfopvolging. In 1879 overleden de nog enig overgebleven broer van Koning Willem III: Hendrik, bijgenaamd de zeevaarder en ook kroonprins Willem (Wiwill). De enig overgebleven zoon van de koning, Alexander (geboren in 1851) was ziekelijk, min of meer invalide en eigenlijk niet geschikt om koning te worden - hij overleed trouwens in 1884. Bleef over de grillige Willem III, die al aardig op leeftijd was. Frederik zal daarom met welgevallen kennis hebben genomen van het huwelijk van de koning met de jonge Prinses Emma in het najaar van 1879. En al spoedig gebeurde wat iedereen had gehoopt: Emma was in verwachting en kreeg een jaar later een kind: Prinses Wilhelmina. Op 12 oktober 1880 werd zij gedoopt in Den Haag in het bijzijn van Prins Frederik.

Overlijden

Op 28 februari 1881 bereikte de prins de voor die tijd ongewoon hoge leeftijd van 84 jaar. In augustus '81 ging hij nog naar Het Loo om een bijeenkomst van veteranen van de Tiendaagse Veldtocht bij te wonen en Emma te feliciteren met haar verjaardag. Begin september werd hij ziek en op de achtste dag die maand overleed hij op De Pauw in Wassenaar.

Lees verder

© 2016 - 2024 Petervandenburg, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Prinsen van Oranje, de Duitse prins van OranjePrinsen van Oranje, de Duitse prins van OranjeIn 1702 overleed stadhouder Willem III, tevens koning Willem III van Engeland. Omdat hij geen kinderen had ging de erfen…
Johan Willem Friso van Nassau-Dietz, prins van OranjeJohan Willem Friso van Nassau-Dietz, prins van OranjeStadhouder Willem III van Oranje-Nassau, tegens koning Willem III van Engeland overleed in 1702. Omdat hij geen kinderen…

De koninklijke grafkelders in de Nieuwe Kerk te DelftDe koninklijke grafkelders in de Nieuwe Kerk te DelftSinds de dood van Willem van Oranje werden de meeste leden van het Huis van Oranje-Nassau in de Nieuwe Kerk te Delft bij…
Prinses Sophie der Nederlanden (1824-1897)Willem III (1817-1890) is wel de meest omstreden vorst uit het Huis Oranje-Nassau genoemd; het oordeel over hem is gemid…
Bronnen en referenties
  • A. van de Sande, Prins Fredrik der Nederlanden, 1797-1881- gentleman naast de troon (Uitg. Vantilt, Nijegen, 2015)
  • J. Koch, Koning Willem I, 1772-1843 (uitg. Boom Amsterdam, 2013)
  • J. van Zanten, Koning Willem II, 1792-1849 (uitg. Boom Amsterdam, 2013)
  • D. van der Meulen, Koning Willem III, 1817-1890 (uitg. Boom Amsterdam, 2013)
  • http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/koningshuis/169185-de-oranjes-en-de-vrijmetselarij-in-de-19e-eeuw.
  • http://www.parlement.com (met informatie over alle hierboven genoemde Oranjevorsten en ministers)
Petervandenburg (184 artikelen)
Laatste update: 29-11-2019
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Koningshuis
Bronnen en referenties: 6
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.