De Oranjes en de vrijmetselarij in de 19e eeuw

De link Oranjehuis-vrijmetselarij is er al in de 18e eeuw, als orangisten ruim vertegenwoordigd zijn in de loges in Nederland. In de 19e eeuw waren meerdere leden van het Huis van Oranje lid van een vrijmetselaarsloge en maakten zodoende deel uit van de Orde van Vrijmetselaren. De belangrijkste wat dat betreft was Prins Frederik der Nederlanden (1797-1881), tweede zoon van Koning Willem I. Hij vervulde 65 jaar de hoogste bestuursfunctie binnen de Orde: die van grootmeester-nationaal. Daarnaast vervulde hij binnen het Nederlandse leger de hoogste functies en was hij zijn hele lange leven een steunpilaar voor de Oranjedynastie.

Inhoud


De vrijmetselarij

Op de website van de Orde van Vrijmetselaren in Nederland staat de volgende beginselverklaring:
  • De Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden werd op 26 december 1756 gesticht door afgevaardigden van tien in de Republiek der Verenigde Nederlanden werkzame loges. Op 2 maart 1770 werd zij door de Grote Loge van Londen als een onafhankelijke regelmatige Grootloge erkend.
  • De Orde heeft in de loop van de tijd steeds in haar Ordewetgeving een beschrijving opgenomen van wat in een bepaald tijdsbestek gezien werd als het meest kenmerkende van vrijmetselarij, van de Orde en van het lidmaatschap daarvan. Deze tekst luidt nu zoals neergelegd in Artikel 1.

Met daarbij algemene bepalingen, onder meer:
  • Een vrijmetselaar is een vrij man van goede naam, (…). De gezamenlijke arbeid [met andere vrijmetselaren] stimuleert hem ook naar vermogen bij te dragen aan een betere samenleving.
  • De vrijmetselaar zoekt op wat mensen verbindt en tracht weg te nemen wat hen verdeelt, opdat het ideaal van een allen verbindende broederschap gestalte kan krijgen. Daarbij aanvaardt hij een persoonlijke verantwoordelijkheid ten opzichte van de wereld, die hij ziet als een te voltooien bouwwerk waarvan ieder mens een levende bouwsteen is. (…) De vrijmetselaar erkent de hoge waarde van de menselijke persoonlijkheid, de gelijkwaardigheid van alle mensen, ieders recht om zelfstandig te zoeken naar waarheid en ieders verantwoordelijkheid voor zijn doen en laten.
  • Vrijmetselarij wordt beoefend in plaatselijke verenigingen, loges genaamd. Vrijmetselaren betrachten verdraagzaamheid en streven naar harmonie; mede daardoor kunnen de loges ontmoetingsplaatsen zijn voor mannen met uiteenlopende achtergronden, levensbeschouwingen en inzichten.
  • De Orde onderhoudt vriendschappelijke betrekkingen met door haar erkende Grootloges in het buitenland. Mede hierdoor zorgt zij ervoor dat haar leden ook daar kunnen werken, zodat de broederketen de gehele wereld omspant.

De stadhouders in de 18e eeuw en de vrijmetselarij

De vrijmetselarij ('maçonnerie')' heeft haar wortels in de Engelse en Schotse bouwcorporaties van de late middeleeuwen. De huidige organisatorische vorm ontstond omstreeks 1715 in Engeland. In de loop van de achttiende eeuw heeft de vrijmetselarij zich van daaruit verspreid over andere landen in Europa, Amerika en de rest van de wereld. Het is een typisch product van de 18e-eeuwse Verlichting. Tekenend in dat verband: men vond en vindt de meeste leden in landen waar vrijheid van mening en geloof heerst. In Amerika waren en zijn altijd relatief veel leden; tegenwoordig (2016) ruim 1 miljoen.

Het stadhouderlijk tijdperk in de Nederlanden

Met steun van vrijmetselaren uit Engeland en Frankrijk werd in 1734 in Den Haag de eerste Nederlandse loge opgericht. In 1735 volgde de oprichting van een tweede loge, daarna van meer loges, ook in andere steden.
Verdacht van Oranjegezindheid, werden de loges al spoedig door de patriottische Staten van Holland verboden. Na het herstel van het stadhouderschap in 1744, herleefde de vrijmetselarij. In 1756 sloten tien loges zich aaneen tot de "Groote Loge der Zeven Vereenigde Nederlanden".

Van stadhouder Willem IV wordt verondersteld dat hij lid is geworden – ’t is niet bewijsbaar. Wel is het een feit dat zijn zoon Willem V, toen die in ballingschap in Engeland woonde, lid van een loge in Londen werd.

Koning Willem I, het streven van België naar onafhankelijkheid en de vrijmetselarij

De zoon van stadhouder Willem V promoveerde in 1815 tot Koning der Verenigde Nederlanden (Nederland en België). Voor Koning Willem I was het belangrijkste politieke doel: de twee delen (Noord en Zuid) aaneen te smeden tot een eendrachtige, welvarende natie, onder leiding van de Oranjedynastie. Hij zag in de vrijmetselarij een organisatie die hem daarbij van dienst zou kunnen zijn. Zij betrok haar leden immers vooral uit de hoogste, leidinggevende klasse, met name de aristocratie, en dat zowel in het Noorden als vooral ook in het Zuiden. En essentieel in dit verband: de vrijmetselarij bevorderde broederschap en wilde zich inzetten voor verbetering van het mensdom. (A. van der Sande, aan wiens biografie van Prins Frederik der Nederlanden uit 2015 de meeste gegevens ontleend zijn, noemt vrijmetselarij kernachtig een seculiere religie.)

Kroonprins Willem

De koning werd zelf geen lid maar hij zette ook in dat verband graag beide zonen in om zijn politieke doel te realiseren. Die zonen waren: Kroonprins Willem (de latere Koning Willem II) en Frederik, de tweede zoon. Daarvoor kwam dan, vanwege het belang, in de eerste plaats de kroonprins in aanmerking; hij zou eerst naar voren geschoven worden om grootmeester binnen de organisatie van loges in het Zuiden te worden. Maar toen dat speelde, rond 1816, werd hij ervan verdacht in contact te staan met radicalen die zich tegen de Franse monarchie keerden. En die radicalen waren goed vertegenwoordigd in de loges van de vrijmetselarij in het Zuiden. Willem I vreesde dat een mogelijke relatie van zijn oudste zoon met dergelijke ‘verdachte elementen’ tot problemen zou kunnen leiden – zeker met het Franse koningshuis Bourbon. Het fundament van deze kwestie en andere problemen tussen vader en zoon was de slechte verhouding die de twee hadden.

Slechte verhouding vader en zoon

Eigenlijk vertrouwde de koning zijn oudste zoon niet echt. Hij had daar ook wel reden voor, in zoverre dat Willem II al te duidelijk ontevreden was met de bestaande orde. Hij werd ervan verdacht mogelijk wel ambities te hebben richting een koningschap over het Zuidelijk deel van het koninkrijk… Ook dat was aanleiding voor de vader om de zoon verre te houden van de Zuidelijke vrijmetselarij, waarvan dus nogal wat radicale elementen deel uitmaakten.

Veelzeggend voor wat betreft de verhouding vader en zoon in verband met de maçonnerie is dat de kroonprins zich toch, buiten de Koning om, in 1817 liet inwijden als lid van een loge in Brussel. Daarmee creëerde hij een crisis, waardoor de koning zich genoodzaakt zag snel naar Brussel te reizen om in te grijpen. Veel heeft het niet geholpen in die zin dat de kroonprins actief bleef binnen een Brusselse loge. Zo hield hij er, volgens een informant van de Franse regering, in 1823 een opvallend liberaal-getinte speech (waarbij trouwens broer Frederik ook aanwezig was).

Prins Frederik der Nederland – vrijmetselaar, vredestichter en bemiddelaar

Het zal duidelijk zijn: Kroonprins Willem werd niet naar voren geschoven voor een positie binnen de vrijmetselarij. Wel gebeurde dat met zijn broer Prins Frederik. Die werd in 1816 als lid ‘geïnitieerd’ in Berlijn. De prins moge dan op initiatief van zijn vader betrokken zijn geraakt bij de vrijmetselarij, dat wil niet zeggen dat die betrokkenheid passief en formeel was. In tegendeel, hij voelde zich er blijkbaar helemaal thuis en als grootmeester nam hij al snel initiatieven om verbetering aan te brengen in de organisatie van de loges in het Noorden. Uiteindelijk slaagde hij erin om de door de Koning gewenste eenheid tot stand te brengen: de loges in het Noorden en het Zuiden werden aaneengesmeed tot één orde genaamd “Orde onder het Grootoosten der Nederlanden”. Binnen die orde werd Prins Frederik in 1818 geïnstalleerd als “grootmeester-nationaal”.

Frederik de troubleshooter en bemiddelaar bij familiekwesties

De tweede zoon van Willem I was, veel meer dan de oudste, gezeglijk van karakter, evenwichtig en toegankelijk. Hij werd over 't algemeen gerespecteerd en gewaardeerd, hoewel sommigen hem ook verlegen en weinig doortastend noemden; weer anderen noemden hem (te) volgzaam ten opzicht van zijn vader. Hij was in ieder geval de ideale man om ingezet te worden bij problemen als troubleshooter, als vertrouwensman en bemiddelaar; ook trad hij bij kwesties wel op als adviseur. Dit gebeurde met name bij kwesties binnen de Oranjefamilie. Bij de slechte verhouding van broer Willem met vader natuurlijk, maar dat was niet het enige. Zo trad Frederik in latere jaren op als vertrouwensman voor koningin Sophie, gehuwd met de oudste zoon van Willem II, Koning Willem III van 1849 tot 1877 (het huwelijk was zo slecht dat het in 1851 tot een scheiding kwam). Op een vergelijkbare manier was het daarvoor gegaan bij de problemen rond zijn zuster Prinses Marianne. Deze was in 1830 gehuwd met Albert van Pruisen. Ook dat was een slecht huwelijk. Het kwam tot een scheiding, de prinses kwam in opspraak en was niet meer welkom bij de familie. Alleen met haar broer Prins Fredrik had ze toen nog contact. Deze trad op als haar vertrouwensman en adviseur.

De grootmeester als militair en ‘man van weldadigheid’

Frederik was in zijn jonge jaren in Berlijn opgeleid als officier in het Pruisische leger en hij is zijn hele leven altijd volop militair gebleven. Zo vervulde hij meerdere hoge functies binnen het Nederlandse leger en op het departement van Oorlog. Als militair te velde had hij meegevochten in de slag bij Leipzig (1813); bij de slag bij Waterloo was hij wel present met een legerafdeling maar werd niet, zoals broer Willem, ingezet – tot zijn teleurstelling. Maar hij kreeg nog alle kans om als militair op te treden: in 1830 kwamen de Belgen in opstand – waarover hier verderop meer.

Weldadigheid

Ook op maatschappelijk terrein was Frederik actief – iets wat in lijn was met zijn betrokkenheid bij de maçonnerie. Hij was beschermheer van de in 1818 opgerichte Maatschappij van Weldadigheid. Een van de door de Maatschappij gestichte kolonies werd naar hem genoemd: Frederiksoord. Zijn hele leven bleef Prins Frederik betrokken bij bevordering van welvaart en welzijn.
In dat verband werd, zeker ook in latere jaren, vaak een beroep gedaan op zijn vrijgevigheid. En, het moet gezegd worden, aan financiële middelen ontbrak het hem niet.

De Belgische opstand en onafhankelijkheid

Op 25 augustus begon in Brussel een opstand van ontevreden Belgen. Koning Willem I moest en wilde natuurlijk ingrijpen, maar hij aarzelde. Wat was wijsheid? Eind augustus stuurde hij zijn beide zonen met een leger richting het Zuiden. Medio september liep de zaak in Brussel volledig uit de hand. Frederik trok daarop met een deel van het leger de stad binnen. De strijd die daar vervolgens ontbrandde maakte veel slachtoffers, maar het lukte niet de opstand neer te slaan. Op 4 oktober proclameerde een voorlopig bewind de onafhankelijkheid van België. Frederik verliet met zijn soldaten de stad. Zeker toen de grote mogendheden lieten blijken dat ze de opstandelingen in hun streven naar een onafhankelijk België steunden, was het pleit in wezen beslecht. Toch duurde het door halsstarrigheid van Koning nog tot 1839 voor de onafhankelijkheid ook door Nederland werd erkend.

De vrijmetselarij in België na de opstand

Tijdens de opstand in 1830 bleven de meeste Belgische loges grootmeester Prins Frederik trouw. Er werd door vrijmetselaars in België die tegen het Oranjebewind waren wel een apart grootoosten in hun nieuwe staat gesticht. Daarbij sloten in de periode tot 1839 de meeste loges zich toch aan. Het vreemde is dat de vertegenwoordiger van de Paus in België dat stimuleerde, terwijl Paus Gregorius XVI zich in 1832 in een encycliek keerde tegen het groeiende liberale en seculiere gedachtegoed, waartoe ook de vrijmetselarij gerekend kan worden – blijkbaar was de antipathie jegens een protestantse prins sterker dan tegen de maçonnerie.

Regering van Willem II

Willem I had zich enorm ingespannen ten bate van het vaderland en toch kreeg hij te maken met ernstige tegenslag (met name het verlies van de helft van zijn koninkrijk in de periode 1830-1839) en heftige kritiek (vooral vanwege zijn huwelijk met de katholieke, Belgische gravin Henriëtte d'Oultremont in 1839). Heeft dat laatste geleid tot zijn aftreden op 7 oktober 1840? Was het de inperking van zijn macht door de nieuwe Grondwet van 1840? Of de tegenwerking van zijn zoon de kroonprins? De biograaf van Willem I, J. Koch, houdt het erop dat de koning al met al schoon genoeg van zijn functie als staatshoofd en de vernieuwing van de Grondwet in 1840 aangreep om er mee te stoppen. Zijn oudste zoon werd nu Koning Willem II. Ongetwijfeld omdat hij z’n broer niet in de weg wilde lopen legde Prins Frederik de meeste van zijn openbare ambten en functies toen neer. Hij had nu in ieder geval meer tijd voor zijn maatschappelijke functies. In dat kader bleef hij betrokken bij de Maatschappij van Weldadigheid en hij ondersteunde instellingen en activiteiten die bijdroegen aan meer welvaart en welzijn.

De koning neemt afstand

Prins Frederik bleef ook actief betrokken bij de vrijmetselarij in Nederland. Zijn broer nam echter, nu hij koning was geworden, duidelijk afstand van de beweging. Het zal hem vanwege zijn functie als staatshoofd niet verstandig geleken hebben om al te veel geassocieerd te worden met een organisatie als de vrijmetselarij – een organisatie toch die weerstand opriep (en oproept) bij bepaalde bevolkingsgroepen, bijvoorbeeld rooms-katholieken en orthodox-protestanten.

Prins Frederik blijft ook bestuurlijk actief binnen de maçonnerie

In 1846 kocht de prins een groot huis aan de Fluwelen Burgwal in Den Haag dat hij vervolgens ter beschikking stelde voor gebruik door de Orde der Vrijmetselaren. Binnen de orde bleef hij zich ook metterdaad met het bestuur bezighouden; hij bracht waar nodig orde en rust. En dat was nogal eens nodig want zo nu en dan ontstond er onrust door eigenzinnig gedrag van leden die bij voorbeeld op eigen initiatief een nieuwe loge begonnen. Ook leidde de tegenstelling tussen liberalen en conservatieven nogal eens tot problemen. Frederik was de aangewezen man – ook hier – om dan als troubleshooter op te treden want hij had veel invloed door zijn hoge functie in combinatie met zijn koninklijke status. Door zijn status had hij veel connecties binnen de elite van het land. En dat was van belang bij zijn bestuurlijk werk voor de maçonnerie want juist die elite, gevormd door leden van de aristocratie en bourgeoisie – de laatste groep groeide in die periode en won aan invloed – was ruim vertegenwoordigd binnen de vrijmetselarij.

Daarbij deed grootmeester Frederik er alles aan om te voorkomen dat de maçonnerie te veel in politiek vaarwater kwam. Nationaal en ook internationaal wendde hij daarvoor zijn invloed aan. Wat betreft het internationale verband wilde hij zich inzetten voor het bewaren en zo nodig bevorderen van de vrede tussen de naties. Het zal duidelijk zijn dat hij, mede vanwege zijn militaire activiteiten in het verleden, wat die inzet betreft met extra voorzichtigheid om diende te gaan met loges in België – wat extra gecompliceerd was omdat binnen die loges nog jaren na de opstand van 1830 orangistisch-gezinde leden actief waren.

Een nieuwe koning, een nieuwe fase

Lang bleef Willem II geen koning: in 1849 al overleed hij. Zijn oudste zoon Willem volgde hem met de nodige tegenzin op als koning. Willem III en zijn vrouw Sophie hadden dus een slecht huwelijk. Dat verhinderde niet de geboorte van drie zonen: in 1840 Willem (Wiwill), in 1843 Maurits (overleden in 1850) en in 1851 Alexander. Vanaf het overlijden van zijn broer Wiwill in 1879 was Alexander Kroonprins van Oranje en dus de beoogde troonopvolger.

Internationale politiek en familiebanden

In de periode 1850-1870 bedreigden de Pruisische expansie politiek en de politiek van de Franse keizer Napoleon III de vrede in Europa. Het was de tijd van de Luxemburgse kwestie (1867) en de Frans-Duitse oorlog (1870-’71). Binnen de vrijmetselarij werden plannen beraamd om bij te dragen aan het behoud van vrede en broederschap in Europa. Dit bracht voor Prins Frederik problemen met zich mee omdat hij niet alleen grootmeester was maar ook nauwe familiebanden had met het Pruisische vorstenhuis. Persoonlijk, door zijn jeugdjaren en militaire opleiding en ook door zijn huwelijk – in 1825 was hij getrouwd met zijn nicht prinses Louise van Pruisen. Zodoende was hij tegelijk neef en zwager van de Koning van Pruisen, Wilhelm I; in 1871 werd deze keizer. Wilhelm I was bovendien vrijmetselaar. Daarbij trad als extra complicatie op dat Koning Willem III een aanhanger was van de rivaal van de Pruisische koning de Franse Keizer Napoleon III. Deze was geen vrijmetselaar maar probeerde wel via familieleden greep op maçonnerie in zijn land te krijgen. Dat leverde de Franse keizer natuurlijk de nodige kritiek op van vrijmetselaren en bracht Prins Frederik andermaal in een moeilijke positie. Die positie was al met al zo moeilijk omdat hij dus te maken had met botsende loyaliteit zowel ten aanzien van de Franse als de Duitse keizer én met zijn functie binnen de vrijmetselarij waarbij hij geacht werd boven de partijen te staan.

Frederik wil afstand nemen

Al in 1856, bij zijn 40-jarig jubileum als grootmeester had Frederik te kennen gegeven zijn leidende functie binnen de vrijmetselarij liever te willen overgeven aan een ander. Maar het was er steeds niet van gekomen. Echter eindelijk, tijdens een bijeenkomst van de Orde in mei 1872 kondigde hij aan zijn functie als grootmeester-nationaal neer te zullen leggen maar “aan dat besluit niet terstond uitvoering te [willen] geven”. Veel zeggend is in ieder geval dat hij de laatste tien jaar van zijn leven wel officieel in functie bleef als grootmeester maar de uitvoering van de bijbehorende taken overliet aan gedeputeerd grootmeester J. Noordziek, de bibliothecaris van de Tweede Kamer.

Nog een vrijmetselaar: Prins Alexander

Mogelijk heeft Frederik de jongste zoon van Koning Willem III, Alexander, op een gegeven moment op het oog gehad als mogelijke opvolger. Feit is dat hij in 1876 de jonge prins inwijdde als lid van de Orde in het gebouw van de loge te Den Haag, dus in het jaar dat hij 60 jaar nationaal-grootmeester was. Maar we moeten constateren dat Frederik daarna toch in functie bleef. Prins Alexander vertelde later dat zijn oudoom hem wel had voorgesteld de functie over te nemen, maar dat hij dat zelf niet wenselijk achtte.

Frederik teruggetreden, maar wel betrokken – tot het einde toe

In 1866 had Prins Frederik zijn gouden jubileum als grootmeester-nationaal gevierd. En hoewel hij sinds 1872 dus de bestuurlijke taken binnen de Nederlandse Orde overliet aan J. Noordziek, bleef hij in de daaropvolgende jaren wel zijn hoge functie binnen de vrijmetselarij officieel bekleden en hij bleef ook een betrokken lid. Zijn biograaf A. van der Sande meent – zie blz. 257 van het boek – dat hij zich gerealiseerd had dat hij met een aftreden de tegenstanders van de vrijmetselarij in de kaart zou spelen.

Van der Sande stelt daarbij ook dat de antistemming jegens maçonnerie sterker werd. Afgezien daarvan vertoonde het gebouw der vrijmetselarij zelf ook scheuren. De invloed van progressieve jonge liberalen groeide en botste met die der conservatieven, onder wie Prins Frederik. Bepaalde voorstellen ter verandering van de organisatie waren de prins niet welgevallig en werden niet doorgevoerd – daarbij zal ook een rol gespeeld hebben dat men de hooggeplaatste en hooggewaardeerde voorman niet tegen het hoofd wilde stoten.

Problemen in verband met de Boerenoorlog in Zuid-Afrika.

Frederik bleef dus betrokken bij de maçonnerie. Hij bleef zijn prinselijke positie en het daarbij behorende internationale netwerk gebruiken ten dienste van de vrijmetselarij en het vaderland. Bij voorbeeld tijdens de eerste Boerenoorlog die in 1880 uitbrak in Zuid-Afrika. In Nederland bestond veel sympathie voor de Boeren in hun strijd tegen de groeiende Engelse overheersing en dat gold zeker voor de vrijmetselaren. Echter die sympathie werd natuurlijk niet gedeeld door de broeders vrijmetselaren in Engeland. Geen wonder dat Prins Frederik vreesde dat daarover een conflict zou ontstaan binnen de internationale broederschap. Toen dan ook de Nederlandse Orde in een buitengewone vergadering dreigde een scherp gestelde verklaring van afkeuring naar de Engelse grootloge te zullen sturen, verzette de prins zich daar tegen. En met succes in die zin, dat er nu een sterk afgezwakte brief naar de Engelsen ging. (De opstelling van Frederik in dit conflict zal mede bepaald zijn door het gegeven dat de Engelse kroonprins, de Prins van Wales, grootmeester was in Engeland.)

Het einde

Op 28 februari 1881 werd Prins Frederik 84 jaar. Geen mannelijke Oranjetelg was ooit zo oud geworden. Uit die tijd stammen foto’s waarop een stramme maar toch nog krasse grijsaard te zien is. Vanzelfsprekend gekleed in militair uniform en met de nodige hoge militaire onderscheidingen En er zijn foto’s waarop hij blijkbaar als vrijmetselaar wilde poseren: daarop draagt hij decoraties van de Orde der vrijmetselaren. Op 2 augustus 1881 ging hij nog naar Het Loo om Koningin Emma met haar verjaardag te gelukwensen. 8 september overleed hij op De Pauw, in het landhuis dat tegenwoordig dienst doet als raadhuis van Wassenaar.

Lees verder

© 2016 - 2024 Petervandenburg, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Prinsen van Oranje, de Duitse prins van OranjePrinsen van Oranje, de Duitse prins van OranjeIn 1702 overleed stadhouder Willem III, tevens koning Willem III van Engeland. Omdat hij geen kinderen had ging de erfen…
Johan Willem Friso van Nassau-Dietz, prins van OranjeJohan Willem Friso van Nassau-Dietz, prins van OranjeStadhouder Willem III van Oranje-Nassau, tegens koning Willem III van Engeland overleed in 1702. Omdat hij geen kinderen…
Filips Willem, prins van OranjeFilips Willem, prins van OranjeIn onze vaderlandse geschiedenis hebben we geleerd dat na de dood van Willem van Oranje zijn zoon Maurits zijn rol overn…
De prinsen van het prinsdom OranjeDe prinsen van het prinsdom OranjeIn de familienaam van het Nederlandse koningshuis vinden we Oranje-Nassau. Het stukje ‘Oranje’ verwijst naar het prinsdo…

Prinses Sophie der Nederlanden (1824-1897)Willem III (1817-1890) is wel de meest omstreden vorst uit het Huis Oranje-Nassau genoemd; het oordeel over hem is gemid…
Willem (Wiwill) van Oranje-Nassau (1840-1879)Willem, de oudste zoon van Koning Willem III en daarmee de vermoedelijke troonopvolger werd Wiwill genoemd, om verwarrin…
Bronnen en referenties
  • www.vrijmetselarij.n
  • A. van de Sande, Prins Fredrik der Nederlanden, 1797-1881- gentleman naast de troon (Uitg. Vantilt, Nijmegen, 2015)
  • J. Koch, Koning Willem I, 1772-1843 (uitg. Boom Amsterdam, 2013)
  • D. van der Meulen, Koning Willem III, 1817-1890 (uitg. Boom Amsterdam, 2013)
Petervandenburg (184 artikelen)
Laatste update: 05-02-2020
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Koningshuis
Bronnen en referenties: 4
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.