Schilderkunst 17e eeuw: Portretschilders
In het Holland van de 17e eeuw, ook we de Gouden Eeuw genoemd. liet ook de welgestelde burgerij zich graag portretteren. Er zijn in de tijd talloze portretten gemaakt, van individuen, echtparen, families en groepen (bijvoorbeeld van schutters). Wie waren de portretschilders en hun opdrachtgevers? Hoe werkten ze? Verdienden ze een goede boterham? We nemen een kijkje in de praktijk van Hollandse portretschilders in de 17e eeuw..
Portretschilders
In de zeventiende eeuw was er in alle delen van de Noordelijke Nederlanden vraag naar portretschilders. In elke stad van betekenis waren portretschilders gevestigd. Amsterdam had uiteraard het grootste aanbod. In grotere steden, als Haarlem en Delft, was er ook een ruim aanbod. De concurrentie in grote steden was niet zelden aanzienlijk, reden voor sommige schilders om te verhuizen naar een kleinere plaats, in de hoop daar meer opdrachten te verwerven. Opdrachtgevers verstrekten een opdracht bij voorkeur aan een schilder in hun eigen stad.
Specialisten en gelegenheidsportretschilders
Honderden schilders uit de Gouden Eeuw hebben een of meer portretten vervaardigd, niet zelden in het kader van hun opleiding tot schilder. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen portretspecialisten en gelegenheidsportretschilders. Portretspecialisten maakten tijdens (een deel van) hun leven uitsluitend portretten. Gelegenheidsportretschilders schilderen incidenteel een portret. Dat deden ze waarschijnlijk omdat een portretopdracht een niet te verwaarlozen inkomstenbron was.
Frans Hals (circa 1580-1666) wordt nu gezien als de grootste vertegenwoordiger van de Hollandse portretschilderkunst uit de zeventiende eeuw. Hij schilderde meer dan honderd portretten van voornamelijk welgestelde burgers.
Dit portret van een onbekende man, vermoedelijk geschilderd rond 1660, bekend als
Portret van een onbekende predikant, schilderde Hals toen hij al ver in de zeventig was. Het eenvoudige portret van klein formaat (36 x 30 cm) is geschilderd met de voor de late schilderijen van Hals kenmerkende losse toets. De als halffiguur afgebeelde man draagt een eenvoudige wambuis met een eenvoudige witte kraag. Het door hem gedragen kalotje maakt het waarschijnlijk dat hij een predikant is. Het boekje dat hij in zijn hand draagt is waarschijnlijk een bijbeltje. Door de donkere, egale achtergrond ligt alle nadruk op het gelaat. Het duidelijk uitgewerkte, in lichte (vlees)kleuren geschilderde gelaat steekt fraai af tegen de donkere achtergrond.
De bekende genreschilder Jan Steen vervaardigde incidenteel portretten. Hij schilderde onder andere een portret van een jong meisje,
Portret van Bernadina van Rasfelt (1660). De toen zesjarige jacoba van Wassenaer was de erfdochter van kasteel Lokhorst. Haar status wordt benadrukt door haar keurige kleding en de ouderwets geklede knechten. Jan Steen heeft duidelijk ook talent als pluimveeschilder. Van de bekende stilleven schilder Willem Claesz Heda is slechts een familieportret bekend,
Famliegroep (1647). Andere schilders waren vooral in hun beginjaren als portrettist actief, of ze schilderen pas op latere leeftijd uitsluitend portretten.
Ferdinand Bol Michiel de Ruyter /
Bron: Ferdinand Bol, Wikimedia Commons (Publiek domein)Sommige erkende portretspecialisten hadden ook nog een tweede specialisme. Zo waren Gerard ter Borch en Caspar Netscher ook actief als genreschilder, en schilderde de portretschilder Ferdinand Bol ook historiestukken.
Opdrachtgevers
Duizenden lokale regenten (stadsbestuurders), de welvarend geworden burgers, de oude adel, de hogere ambtenaren en militairen vormden een aanzienlijk aantal kapitaalkrachtige opdrachtgevers, die honderden portretschilders in staat stelden om een (vaak goed belegde) boterham te verdienen. Men had overigens wel een redelijke welstand nodig om zich te kunnen laten portretteren. Gewone handwerkslieden, middenstanders, het stedelijk proletariaat en boeren beschikten doorgaans over onvoldoende financiële middelen.
Frits van Mieris De schilder een dame portrettterend 1655
Werkwijze
De portretschilder maakte tijdens een eerste keer poseren een nauwkeurige schets. Daarna werd er hoogstwaarschijnlijk nog een aantal keren geposeerd. In een Engels schildershandboek uit 1620 wordt geadviseerd om nog drie keer te poseren: om het gezicht te schilderen, om de gelaatstrekken, het kostuum en de achtergrond te schilderen, en om de details te schilderen.
In de praktijk had iedere portretschilder zijn eigen werkwijze. Opdrachtgevers leenden soms kledingstukken en attributen (zoals juwelen) uit aan de schilder, zodat ze niet voor ieder onderdeel van het schilderij zelf hoefden te poseren.
Nicolaes Maes Portret van een man /
Bron: Nicolaes Maes, Wikimedia Commons (Publiek domein)Productie
Aan de hand van het aantal bewaard gebleven werken uit een bepaalde periode kunnen we een schatting maken van het werktempo van een portretschilder. De vlot schilderende portretschilder Nicolaes Maes schilderde waarschijnlijk een à twee (merendeels kleine) portretten per week. Uiteraard haalde niet iedere portretschilder, mede door het soms forse formaat van zijn schilderijen, dergelijke aantallen. Een portretschilder kon in de Gouden Eeuw, mits hij voldoende opdrachten kreeg, een productie halen van tussen de 25 en 100 portretten per jaar. Dat was voldoende om een behoorlijk inkomen te verwerven.
Michiel van Miereveldt Portret van een jonge vrouw /
Bron: Michiel van Mierevelt, Wikimedia Commons (Publiek domein)Inkomsten
We hebben niet veel informatie over de bedragen die de portretschilders voor hun portretten bedongen. er zijn geen kasboeken bewaard gebleven. Wel zijn er archiefstukken bewaard gebleven, waarin gesproken wordt over de prijs van portretten. Het betreft vaak processtukken, omdat de portretschilder een veel hoger bedrag vroeg dan de opdrachtgever bereid was te betalen. we weten wel, dankzij twee bewaard gebleven documenten, welke bedragen de voor het stadhouderlijk hof werkzame portretschilders Michiel van Miereveldt en Gerrit van Honthorst voor hun portretten bedongen. Ook weten we dat de op Rembrandts
Nachtwacht afgebeelde personen gemiddeld honderd gulden betaalden.
Nicolaes Maes Familieportret 1675 /
Bron: Nicolaes Maes, Wikimedia Commons (Publiek domein)Een als borstbeeld uitgevoerd portret leverde maximaal 40 gulden op. Voor een als halffiguur uitgevoerd portret werd circa 60 gulden betaald. Een levensgroot portretten voeten uit leverde maximaal 150 gulden op. Een groepsportret van een gemiddeld gezin kostte tenminste honderden guldens. Bij een omvangrijk gezin steeg de prijs al snel boven de 500 gulden. Kopieën van bestaande portretten werden vervaardigd voor 50 à 75% van de prijs van het origineel. Deze bedragen maken duidelijk dat alleen welgestelden een portret konden laten vervaardigen. Het jaarsalaris van een gemiddelde ambachtsman bedroeg ongeveer 250 gulden.
Kopieën
Portretten werden in de Gouden Eeuw niet zelden gekopieerd. Die kopieën kunnen van elkaar afwijken wat betreft de voorstelling (bijvoorbeeld alleen het hoofd en een tot zijn middel afgebeelde figuur), of wat betreft de kwaliteit.
Soms werd er al bij de verstrekken van de opdracht bepaald dat er twee of meer exemplaren vervaardigd moesten worden. Twee of meer versies ontstonden soms ook met geruime tussentijd, bijvoorbeeld als ouders hun in het huwelijk tredende kind een exemplaar van hun portretten cadeau wilden doen. Het verdelen van de erfenis kon ook aanleiding zijn om alsnog kopieën van de portretten van hun ouders te laten maken.
Van portretten van bekende, publieke figuren werden vaak meerdere exemplaren vervaardigd. In 1607 kreeg Michiel van Miereveldt van het Delftse stadsbestuur de opdracht om een portret van Prins Maurits te vervaardigen. Nog datzelfde jaar schilderde hij een kopie, bestemd voor de Staten-Generaal. Vanaf 1607 werden tientallen exemplaren van dit portret afgeleverd door het atelier van Van Miereveldt. Op latere portretten werden de gelaatstrekken aangepast aan een ouder wordende Maurits.
Lees verder