Schilders 16e eeuw: Pieter Bruegel de Oude
De Vlaamse schilder Pieter Bruegel de Oude schilderde weidse, panoramische landschappen, het alledaagse leven van boeren en verhalen uit de bijbel, met verwijzingen naar de politieke situatie van zijn tijd. Zijn kleurrijke schilderijen van het ruwe boerenleven bezorgde hem de bijnaam Boerenbreugel. De schilder liet niet meer dan 40 schilderijen na. Wat volgt is een eerste kennismaking met het werk van de meest getalenteerde telg van de Vlaamse (schilders)familie Bruegel.
Pieter Breugel de Oude (omstreeks 1525-1569)
Pieter Bruegel werd geboren in het dorpje Brueghel. Hij ging in de leer bij de schilder Pieter Coecke van Aelst. Daarna werkte hij enige tijd bij de prentenhandel De vier Winden van Hiëronymus Cook. In 1551 werd hij opgenomen in het Antwerpse schildersgilde. Tijdens een leerreis naar een Italië, toentertijd niet ongewoon voor (beginnende) schilders, maakte Bruegel kennis met de kunst van de Italiaanse renaissance. Opmerkelijk is dat zijn (latere) schilderijen nauwelijks lijken te zijn beïnvloed door zijn kennismaking met schilderijen van Italiaanse kunstenaars als Michelangelo en Rafaël. Hij bleef onverstoorbaar zijn eigen Vlaamse koers volgen.
De landschappen van Pieter Bruegel de Oude
Bruegel schilderde fantastische landschappen die beschouwd kunnen worden als een hymne (lofzang) op het Vlaamse landschap.De tijdens zijn reis naar Italië waargenomen heuvels en bergen werden in zijn landschappen gecombineerd met de weiden en graslanden van zijn vlakke geboorteland. In zijn kleurrijke, gedetailleerde landschappen krioelt het van de mensen.
Bruegel schilderde in 1565 een reeks van zes schilderijen, vermoedelijk in opdracht van de Antwerpse koopman en kunstverzamelaar Nicolaes Jongelinck, die de kringloop van de seizoenen weergeeft. Vijf schilderijen zijn bewaard gebleven:
De jagers in de sneeuw, de sombere dag, de korenoogst, de hooioogst en
De terugkeer van de kudde. Op ieder schilderij is een seizoensgebonden activiteit uitgebeeld, zoals de hooioogst in de maanden juni en juli en het jagen in de sneeuw in de maanden december en januari. Met oog voor details schilderde Bruegel de wilgenknotten op een stormachtige lentedag, de hooioogst in de zomer en het drijven van koeien naar de stal in de herfst.
In
Jagers in de sneeuw staat een weids, panoramisch landschap centraal, dat zich uitstrekt van een Vlaams dorpsgezicht op de voorgrond links tot aan een onherbergzaam Alpenlandschap in de achtergrond rechts. De natuurlijke, vanzelfsprekende manier waarop Bruegel fantastisch Alpenlandschappen combineerde met eigen Vlaamse heuvels is kenmerkend voor deze schilder. De figuren verdwijnen bijna in het overweldigende landschap. Mens en dier zijn onderworpen aan de natuur, met zijn in de wintermaanden barre weersomstandigheden. Een groep jagers met honden trekt langs het dorp op de voorgrond, met gebogen hoofd, tot aan de enkels in de sneeuw. Ze hebben slechts een magere vos buitgemaakt. Alleen de mensen op het ijs, die zich vermaken met schaatsen en andere ijspret, hebben kennelijk geen last van de koude wind in dit ijzige winterlandschap.
Duivels en demonen
In Bruegels tijd was het volk bijgelovig. Voor tegenslagen als natuurrampen en epidemieën was geen rationele verklaring, dus werd aangenomen dat ze het werk waren van duivels en demonen (boze geesten) en hun menselijke helpers. Die menselijke helpers, de heksen, werden gemarteld, veroordeeld en eindigden hun leven op de brandstapel. De duivels en demonen werden door Jheronimus Bosch indringend afgebeeld. Bruegel zette de Vlaamse traditie van de bizarre, duivelse wereld van Bosch voort.
Bruegels schilderij
De val van de opstandige engelen, gesigneerd en gedateerd 1562, toont de toeschouwer een overvol tafereel, met in het midden de onoverwinnelijke engel Michaël, te herkennen aan zijn zwaard, goden harnas en blauwe mantel. Samen met zijn helpers, de in witte gewaden gehulde engelen, vecht hij tegen de in opstand gekomen engelen. Breugel heeft de opstandige engelen afgebeeld als vreselijke gedrochten, deels mens, deels vis, vogel, reptiel, amfibie of plant. Ze worden door de goede engelen naar de duistere diepten van de hel gedreven. Waarschijnlijk stellen de gevallen engelen de hoofdzonden en de vijanden van het Goede voor.
Boven het chaotische onderste deel van het schilderij, vol krioelende wezens, zijn de kleuren licht: wit, lichtblauw en roze. Het bovenste deel is overzichtelijker en minder druk. De goede engelen dalen neer vanuit een heldere halve cirkel van licht aan de bovenkant van het schilderij. De stralende halve cirkel maakt de aanwezigheid van God zichtbaar.
Het schilderij werd in 1846 voor 500 francs aangekocht door het Museum van Schone Kunsten te Brussel. men wist aanvankelijk niet wie het had geschilderd. In catalogi werd het toegeschreven aan Jheronimus Bosch. Bij toeval werd de onder de lijst verborgen signatuur van Bruegel ontdekt.
De boerendans /
Bron: Pieter Bruegel, Wikimedia Commons (Publiek domein)Schilder van het boerenleven
Aan zijn kleurrijke weergave van het Vlaamse boerenleven heeft Bruegel zijn bijnaam Boerenbruegel te danken. Bruegel wist een levendig beeld te schetsen van het dagelijks leven in het Vlaanderen van de zestiende eeuw, zoals onder andere te zien is op zijn schilderijen
De boerendans (1568) en
De boerenbruiloft (1568). De schilder geeft op deze schilderijen het ruwe dorpse plezier weer. Hij schilderde ruige boeren, zichtbaar aangeschoten met waterige ogen, dansend of vrijend, te midden van een idyllisch landschap. Het goede leven, met zijn buitensporigheden, wordt realistisch weergegeven. Er is overigens niet alleen sprake van vrolijkheid. De boer op het schilderij
De boerendans danst nijdig, met een grimmig gezicht. Hij is gewapend en
hij maakt woeste bewegingen. Wellicht ontaardt het boerenfeest nog in een vechtpartij. Het tafereel speelt zich af in een idyllische landelijke omgeving. Levensgenot staat tegenover het natuurschoon.
Het ongesigneerde en ongedateerde schilderij
De boerenbruiloft werd waarschijnlijk geschilderd omstreeks 1568. De toeschouwer is getuige van een bruiloftsmaal. De bruid draagt een kroon en zit tegen een groen wandkleed. De links van haar zittende figuren zijn waarschijnlijk haar ouders. Niet duidelijk is waar de bruidegom zich bevindt. Kennelijk wordt de maaltijd gehouden in een schuur. Twee kruislings opgehangen korenschoven herinneren aan de inspanningen van de oogst.
Schilders in de tijd van Bruegel beeldden heiligen, edelen en gegoede burgers nooit etend af. Aan hun tafels werd geen hap naar de mond gebracht, maar zat men pratend aan tafel. Het eten deed denken aan afhankelijkheid van de natuur, wat niet paste bij mensen die gezien werden als een evenbeeld van God. Bruegel had met het afbeelden van etende en drinkende mensen geen moeite. Hij benadrukte het materiële bestaan van de mens door te laten zien dat het menselijk lichaam voedsel nodig heeft. De gasten zitten ijverig te eten en en te drinken. De maaltijd wordt rondgebracht op een uit zijn hengsels gelichte deur.
Dit beroemde schilderij van Bruegel wordt bewonderd vanwege de heldere kleuren en de grote en perfect gekarakteriseerde figuren. De compositie is opmerkelijk. Kunsthistorici zien, gelet op de lange tafel en de vele gasten, overeenkomsten met door Italiaanse schilders vervaardigde afbeeldingen van het Laatste Avondmaal.
Religieuze thema's met een politieke boodschap
Zijn schilderijen met een religieus thema bevatten een kritische boodschap. Ze stellen verdrukking aan de kaak, bekritiseren in bedekte termen de Spaanse wreedheden in de Nederlanden, of ze verwijzen naar maatschappelijke beroering. Op zijn doodsbed liet Bruegel door zijn vrouw een aantal werken die te bijtend of te schimpend waren verbranden, om te voorkomen dat ze in moeilijkheden zou komen.
Het was waarschijnlijk niet toevallig dat Bruegel
De prediking van de Heilige Johannes de Doper (1566) schilderde. Johannes de Doper kondigt in zijn preek de komst van de Verlosser aan. Gelet op de politieke onrust in zijn tijd, is dit schilderij ongetwijfeld een toespeling op de protestantse hagenpreken (kerkdienst in de open lucht). De Spaanse overheerser van de Nederlanden had protestanten verboden om in het openbaar te preken. Zij moesten dat daarom clandestien doen, aan de rand van het bos. de preken werden bewaakt door gewapende personen. Op het schilderij zien we gewapende personen op wacht staan.
Ook zijn schilderij
De volkstelling in Bethlehem (1566) bevat onmiskenbaar een politieke boodschap. Het is het bekende verhaal dat altijd met Kerstmis wordt verteld, over de aankondiging van een volkstelling die Maria en Jozef naar Bethlehem brengt, waar geen plaats meer voor hen blijkt te zijn in de herberg. Dit thema werd door Breugel verplaatst naar zijn eigen tijd en omgeving, een ondergesneeuwd Brabants dorp, onder kale bomen, aan de vooravond van Kerstmis. Het religieuze gebeuren krijgt niet veel aandacht. Niemand let op Jozef en Maria, die de herberg bijna hebben bereikt. Naast de deur van de herberg bevindt zich een schild met de Habsburgse dubbele adelaar. De herberg is dus tevens inningskantoor van de belastingen, geheven door de Spaans-Habsburgse overheid. 1566 was een vreselijk jaar voor Vlaanderen. De (gehate) Spaanse overheid verhoogde de repressie (onderdrukking). De hoge belastingen waren nauwelijks op te brengen door de bevolking.
Uit zijn schilderijen blijkt dus duidelijk dat Bruegel door en door Vlaams was. Hij was een onovertroffen meester van het Vlaamse landschap, met een wriemelende mensenmassa die nietig bleef. Hij wist ook een levendig beeld te geven van de Vlaamse (boeren)bevolking in zijn tijd. Bovendien bevatten zijn schilderijen soms indirecte verwijzingen naar de politieke situatie in het Vlaanderen van zijn tijd.
Lees verder