Italië: Frescoschilderkunst
Voor frescoschilderingen was een speciale techniek nodig. Door de natte pleisterlaag verbond de verf zich met de wand. Het maken van fresco-schilderingen stelde hoge eisen aan de kunstenaar. De frescotechniek dwong kunstenaars om te laten zien waartoe ze werkelijk in staat waren, vond men in Italië. Iedereen die met eigen ogen bewaard gebleven fresco's in Italië heeft gezien, zal het ongetwijfeld met deze stelling eens zijn.
De frescoschilderkunst
In het begin van de veertiende eeuw beleefde Midden-Italië, met steden als Florence en Siena, een sterke economische bloei. Er verrezen steeds meer grote gebouwen, zoals stadhuizen en kerken, die gedecoreerd moesten worden. Omdat er in die streek te weinig kunstenaars waren die ervaring hadden met grootschalige projecten, haalde men kunstenaars uit Venetië en uit het Byzantijnse rijk. De door hen gebruikte mozaïek-techniek was echter te kostbaar en te tijdrovend, reden om op zoek te gaan naar een andere methode. De fresco-techniek bleek goedkoop en snel uit te voeren. Bovendien was de techniek goed toepasbaar in Midden-Italië, omdat het klimaat daar droog is.
Techniek
Het woord fresco is afgeleid van het Italiaanse woord voor 'vers'. De frescoschilder werkt op een net gekalkte wand.De wand waar de frescoschildering wordt aangebracht moet worden geprepareerd en worden bedekt met
arriccio, een laag grove pleister. Op de
arriccio brengt de kunstenaar een ondertekening aan, een leidraad voor de definitieve schildering. Vervolgens wordt de
arriccio bedekt met een laag fijner pleister, de
fresco intonaco. Op die vochtige
fresco intonaco brengt de schilder de definitieve afbeelding aan. De verf verbindt zich met het vochtige pleister, met als gevolg dat de verf zich goed hecht aan de muur. De
fresco intonaco droogt overigens vrij snel (binnen een dag), zodat de frescoschilder maar een beperkte tijd kan werken. De kunstenaar moet dus inschatten hoeveel oppervlak hij kan beschilderen tijdens een 'sessie'. De tijdsperiode dat de vochtige
fresco intonaco kan worden beschilderd wordt ook wel
giornata(dagdeel) genoemd. Met wolkenpartijen kan hij tijdens een
giornata wellicht enkele meters beschilderen, terwijl hij voor een (gedetailleerd) gezicht wellicht ook een
giornata moet gebruiken.Goed kijkend van dichtbij zijn de 'giornata' te herkennen aan de randen van het stucwerk, die door het fresco heenlopen. Ieder dagdeel wordt
fresco intonaco aangebracht en beschilderd, totdat de hele frescoschildering is voltooid.
Schets voor fresco van Michelangelo /
Bron: Michelangelo, Wikimedia Commons (Publiek domein) Het ontwerp op de muur
De kunstenaar moest in de veertiende eeuw in staat zijn om zonder hulplijnen een schildering in definitieve vorm aan te brengen. De fijne pleisterlaag, de
fresco intonaco, maakte de op de grove pleisterlaag, ofwel
arriccio, aangebrachte tekening immers onzichtbaar. Schilders moesten alle details invullen naar eigen inzicht, vaak met een op papier gemaakte schets als hulpmiddel. In de vijftiende eeuw werd het mogelijk om een schets aan te brengen op de fijne pleisterlaag, ofwel
fresco intonaco. De frescoschilders werkten hun ontwerpen uit op kartons. In de lijnen op een de karton werden gaatjes geprikt. Die karton werd vervolgens tegen de met
fresco intonaco bedekte wand gedrukt, op de plaats waar de voorstelling moest worden aangebracht. Een donker poeder (
spolvero) werd door de gaatjes geblazen. Het poeder maakte het ontwerp zichtbaar. De donkere lijnen verdwenen onder de door de frescoschildering geschilderd voorstelling. Die lijnen zijn overigens soms nog zichtbaar. Vanaf het einde van de vijftiende eeuw gebruikte men geen donker poeder meer, maar kraste men het ontwerp met een metalen stift door het karton heen in de fijne pleisterlaag. Ook die lijnen zijn soms nog zichtbaar.
Dominico Ghirlandio, fresco Tornabuonikapel Florence
Improvisatie
Niet zelden week een frescoschilder af van het op de wand aangebrachte ontwerp, zo blijkt bij bestudering van het met donker poeder of stift (nog steeds zichtbare) aangebrachte ontwerp. De frescoschilder moest in staat zijn om op het laatste moment af te wijken van een bestaand ontwerp als de situatie ter plekke dat vereiste. Hij moest dus over improvisatietalent beschikken. Zo moet hij bijvoorbeeld figuren die hoog op een wand worden aangebracht wellicht groter maken, om te zorgen dat ze toch goed zichtbaar zijn. Wellicht moet hij ergens anders vertekeningen aanbrengen, om ervoor te zorgen dat op een krom gewelf geschilderde figuren toch correct lijken te zijn.
Rafaël School van Athene /
Bron: Raphael, Wikimedia Commons (Publiek domein)Correcties en toevoegingen
In de fresco-techniek kunnen nauwelijks correcties worden aangebracht. Wil men een correctie aanbrengen, dan moeten de pleisterlagen op die plaats worden weggehakt. Als de wand opnieuw is geprepareerd en van pleisterlagen is voorzien, kan er een nieuwe voorstelling op die plaats worden geschilderd. Het is bekend dat Rafaël in het midden van zijn fresco
School in Athene het oorspronkelijke pleister heeft weggehakt, de wand heeft geprepareerd en van nieuwe pleister voorzien, en dat hij op die plek alsnog de peinzende man heeft geschilderd.
Met de
secco-techniek (
secco betekent droog) kunnen wel toevoegingen worden aangebracht. De op een droge muur aangebrachte verf hecht zich niet aan de muur. De op de muur gekleefde verf kan er na verloop van tijd weer van afvallen. Men gebruikte de
secco-techniek daarom vooral voor de toevoeging van details. Ook gebruikte men de
secco-techniek om het blauwe gewaad van Maria te schilderen, want de kleur blauw viel niet goed in fresco uit te voeren.
Waardering
Het maken van fresco-schilderingen werd in Italië hoog gewaardeerd. De schilder moest met beperkte hulpmiddelen en onder vaak moeilijke omstandigheden een definitieve schildering aan kunnen brengen, moest improviseren als de situatie dat ter plekke vereiste, moest rekening houden met de vrij snel drogende pleisterlaag, en had bovendien nauwelijks een correctiemogelijkheid. Bovendien werden frescoschilderingen gewaardeerd omdat er doorgaans heiligen of gebeurtenissen uit de geschiedenis werden afgebeeld. Voor deze verhalende voorstellingen moest de schilder (soms herkenbare) mensen kunnen uitbeelden, in verschillende houdingen en met verschillende uitdrukkingen. Bovendien moest hij ze kunnen plaatsen in een passende (vaak landschappelijke) omgeving. Om het verhaal duidelijk en begrijpelijk te presenteren, moest de schilder de juiste composities maken. De schilders moesten dus aan veel hoge eisen voldoen. Deze werkwijze, zo vond men in Italië, dwong kunstenaars te laten zien waartoe ze werkelijk in staat waren.
Lees verder