Schilders 15e eeuw: Jheronimus Bosch, paradijs en hel
De schilder Jheronimus Bosch (ook bekend als Jeroen Bosch) schiep in zijn schilderijen een bizarre en demonische wereld. Hij was al in zijn eigen tijd een befaamd schilder. Zijn vaak kleurrijke schilderijen spreken ook nu nog tot de verbeelding van het publiek. In 2016 is het 500 jaar geleden dat de schilder overleed. Een tentoonstelling over zijn werk wordt steevast druk bezocht. Maak kennis met enkele van zijn schilderijen.
Het leven van Jheronimus Bosch
De schilder Jheronimus Bosch (ook bekend onder de naam Jeroen Bosch) werd omstreeks 1450 geboren in 's-Hertogenbosch. Jeroens vader, Jan van Aecken, was schilder en glazenier in de Bossche kathedraal Sint Jan. Waarschijnlijk kreeg Jheronimus Bosch de eerste schilderslessen van zijn vader. Helemaal zeker is dat niet, want er waren meer schilders in de familie. Jheronimus van Aecken koos als schilder de naam van zijn geboorteplaats als achternaam. In 1481 trouwde hij met Aleyt van de Meervenne, de dochter van een rijk edelman. Jheronimus Bosch kon na zijn huwelijk het leven leiden van een welvarend man. Na hun huwelijk gingen ze wonen in een groot huis dat gelegen was aan de noordzijde van de Grote Markt in 's-Hertogenbosch, in die tijd een welvarend handelscentrum. Hij werd lid van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap. De welgestelde leden waren trouwe volgelingen van Maria. De broederschap organiseerde gebedsstonden, verzorgde begrafenisplechtigheden en deelde brood uit onder de armen. Ze organiseerden jaarlijks een overvloedig banket voor de leden van de broederschap. Ze waren ook verantwoordelijk voor toneelvoorstellingen, mysteriespelen en Maria-processies waarin auteurs vaak optraden als duivels. Op 9 augustus 1516 werd in het overlijdensregister van de Broederschap opgetekend dat Jheronimus van Aecken, genaamd Bosch, vermaard schilder, was overleden.
De populariteit van Jheronimus Bosch
Jheronimus Bosch was al in zijn eigen tijd een befaamd schilder. In 1504 kreeg hij van Filips de Schone een voorschot van 36 pond om een
Laatste Oordeel te schilderen. Nog geen halve eeuw na zijn dood vervalsten veel schilders het werk van Jheronimus Bosch. Zijn signatuur werd nagemaakt en kopieën van zijn werk werden in de schouw gerookt om ze ouder te doen lijken. De Spaanse koning Filips II was een bewonderaar van het werk van de schilder. In 1574 bevonden zich liefst negen (deels geroofde) werken van Jheronimus Bosch in zijn klooster-paleis 'El Escorial'.
Jheronimus Bosch, schilder van fantastische schepsels
Zijn schilderijen worden bevolkt door fantastische schepsels: vissen met een monsterlijke kop, op vleermuizen lijkende wezens, priesters met een varkenskop, amfibie-achtige wezens, vogelbekdieren en vele andere monsterlijke schepsels. De schilder schiep zijn eigen helse wereld vol met 'ghespoock en ghedrochten'. Zijn werk is ook nu nog het voorwerp van diverse speculaties en interpretaties. Men heeft zijn werk zelfs gezien als hallucinaties van een drugsverslaafde. Zeker is dat in zijn tijd mensen rotsvast geloofden in hel en hemel. De schilder Jheronimus Bosch gaf in zijn werk zijn eigen geloof in hemel, hel en vagevuur weer.
De tuin der lusten, buitenluiken /
Bron: Hieronymus Bosch, Wikimedia Commons (Publiek domein)Enkele bekende schilderijen van Jheronimus Bosch
De tuin der lusten
Het schilderij
De tuin der lusten (circa 1505) is kleurrijk, vol en ongebruikelijk. Het is opgebouwd als een drieluik, de traditionele vorm voor een kunstwerk op het altaar. Dit schilderij is echter vrijwel zeker nooit gebruikt als altaarstuk. Het werk is waarschijnlijk gemaakt voor Engelbrecht II, graaf van Nassau, een oudoom van Willem van Oranje. Het was te bewonderen in zijn Brusselse stadspaleis.
Op het gesloten drieluik is de aarde afgebeeld als een platte schijf met twee halve bollen. Deze in sobere grijstinten geschilderde afbeelding toont ons de aarde na de derde dag van de schepping, met licht, water en planten. Als het drieluik wordt geopend maken de sombere grijstinten plaats voor een wonderlijke en kleurrijke tuin.
Op het linkerpaneel zien we een afbeelding van het aardse paradijs na de zesde scheppingsdag. God zegent het huwelijk tussen Adam en Eva in. In het paradijs loopt en vliegt een weelde aan dieren rond. Het wonderlijke roze object is waarschijnlijk een fontein, het symbool van vruchtbaarheid en voortplanting. Afgezien van de donkere vijver is de voorgrond, is alles op dit zijpaneel licht, sprankelend en harmonieus.
Op het rechterpaneel is de hel afgebeeld. Alles is er donker en somber. Er is geen boom of plant te bekennen. De mens is vervallen in ondeugd. We zien mensen die op allerlei manieren worden gemarteld, verminkt en verkracht. Een op een stoel gezeten vogelbekdier poept mensen uit. Er worden oorlogen gevoerd. Op de achtergrond staat een stad in brand. Mensen worden opgejaagd in de richting van de door Jheronimus Bosch geschilderde hel. Ontsnappen lijkt niet mogelijk.
Op het kleurrijke middenpaneel is een groots werelds paradijs afgebeeld, waarin het krioelt van naakte mensen (de naakte mannen vooral rondom de vijver, de naakte vrouwen vooral erin) en exotische dieren. Mensen en dieren leven er in harmonie. Ze dansen, zwemmen of vrijen. Heeft Jheronimus Bosch het ware paradijs, de wereld zoals de aarde eruit zou hebben gezien zonder de zondeval, willen verbeelden? Heeft hij met dit schilderij hulde gebracht aan het leven? Het raadselachtige middendeel, dat niet op de bijbel of andere literatuur is terug te voeren, heeft al tot veel speculaties geleid.
De marskramer
Het schilderij
De marskramer (circa 1495) is het enige werk van Jheronimus Bosch in een Nederlandse museumcollectie. Het doek werd in 1930 voor 385.000 Duitse Marken te koop aangeboden op een veiling in Berlijn. Dirk Hannema, toen directeur van Museum Boijmans van Beuningen, kon het schilderij niet betalen. Goudstikker, een bekende Nederlandse kunsthandelaar, was bereid om het doek voor hem te kopen en te bewaren. Een jaar later slaagde Hanneman erin om het geld alsnog bij elkaar te krijgen. Het schilderij fungeerde in 1936 als expositielogo van een grote Bosch-tentoonstelling in het Museum Boijmans van Beuningen.
In 1931, toen Hanneman het doek kocht, heette het schilderij nog niet
De marskramer. Hanneman beschouwde het doek als een verbeelding van de Bijbelse allegorie van de 'verloren zoon', een interpretatie die gebaseerd was op het haveloze uiterlijk van de afgebeelde man en op de herberg. Ook werd het paneel wel
De landloper genoemd. Na de Tweede Wereldoorlog meenden steeds meer wetenschappers dat de afgebeelde man een marskramer was. In de tijd van Jheronimus Bosch werd een marskramer vaak in verband gebracht met negatieve zaken: symbool van gierigheid, drankzucht en hoerenbezoek. De marskramer kan echter, zo blijkt uit recent onderzoek van toneelstukken uit de vijftiende eeuw, ook gezien worden als een eerlijk zakenman of zelfs als een priester die de zielen van gelovigen met zich meedraagt.
De hond die de marskramer wegjaagt is, gelet op zijn bruine kleur en spijkerhalsband, een symbool van de duivel. De herberg die hij bewaakt is, zoals blijkt uit het vrijende paar in de deuropening en de pissende man in de hoek, een bordeel. De bandage om het been van de marskramer doet vermoeden dat hij door een hond gebeten is. Kennelijk heeft hij in het verleden ook dergelijke herbergen bezocht. Zijn staf verwijst naar de pelgrims en zijn rugzak bevat zijn zonden uit het verleden. Zo kan de marskramer worden gezien als de verbeelding van de zondige mens die op de goede weg is. Hij beseft dat zijn toekomst in het weidse, groene landschap aan de horizon ligt. Het gesloten hek maakt duidelijk dat dit land niet zomaar betreden kan worden.
De marskramer was oorspronkelijk geen zelfstandig schilderij. De ronde voorstelling bevond zich op twee rechthoekige buitenluiken van een triptiek (drieluik). De voorstelling werd dus zichtbaar als het drieluik gesloten was. In geopende toestand was op het linkerzijluik
Het narrenschip afgebeeld, en op het rechterzijluik
Dood van een vrek. Het middenpaneel van het drieluik is helaas verloren gegaan.
Het narrenschip
Het door Jheronimus Bosch vervaardigde schilderij
Het narrenschip (circa 1500-1510) was oorspronkelijk het linkerzijluik van een verloren gegaan triptiek (drieluik). Het schilderij was oorspronkelijk groter. In de achttiende of begin negentiende eeuw is het linkerzijluik in twee fragmenten gesplitst. Het grootste paneel staat bekend als
Het narrenschip. Het is nu te bewonderen in het Louvre.
Bosch toont de toeschouwer een bont gezelschap feestvierders in een boot, die zich amuseren met lekkernijen en drank, muziek en het liefdesspel. Hoofdpersonen zijn een Franciscaner non en een broeder. Op een aan de verschansing van de boot vastgebonden boom zoekt een nar, die zich van de feestvierders heeft afgewend, zijn heil in de drank.
het doorbrengen van tijd in ledigheid en met aards vertier is een wankel tijdverdrijf. De mast van de boot is al scheefgezakt, het ver over de reling van het bootje stekende tafelblad kan elk moment in het water vallen, en de boot dobbert stuurloos tegen de wind in naar rechts.
Het motief van een boot met vrolijke mensen stamt uit Vlaanderen. In het lied 'De blauwe scuut' van Jacob van Oostvoorne uit 1613 komt een blauwe schuit voor, met aan boord een losbandig gezelschap. Jheronimus Bosch heeft zijn schilderij waarschijnlijk gebaseerd op het spotdicht 'Narrenschiff' van Sebastian Brant, dat in 1497 in het Nederlands werd vertaald. Daar is te lezen wat het vrolijke gezelschap te wachten staat:
weye hem in der sitten schip sedt vaer al lachende en singhende ter helle waert. Het is een boodschap die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat: het bonte gezelschap vaart al lachend en zingend naar de hel.
Het narrenschip wordt, door kunstkenners die van mening zijn dat Bosch geen teksten over het narrenschip als inspiratiebron had gebruikt, gezien als een uitbeelding van onmatigheid en dronkenschap, die tot de ondergang leidt. Door een Franciscaner non en broeder deel te laten nemen aan het feestvieren bespot Bosch het gedrag van dienaren van de kerk.
Gulzigheid en lust
Het in de achttiende of begin negentiende eeuw van
Het narrenschip afgesplitste fragment, bekend als
Gulzigheid en lust, kwam in de Yale University Art Gallery terecht. De twee fragmenten vormden, zo is gebleken na onderzoek van het hout en het feit dat de afbeeldingen op elkaar aansluiten, ongetwijfeld ooit een geheel.
De levendige stijl van het schilderijtje vertoont grote verwantschap met de stijl van
Het narrenschip. De twee gelieven in de tent stellen 'De Ontucht' voor. Een man zit op een drijvend vat waaruit wijn spuit. Hij stelt 'De Onmatigheid' voor.
De dood van een vrek
Dit schilderij was ooit het rechterzijluik van een drieluik. Het middenpaneel is helaas verloren gegaan. Het schilderij toont de toeschouwer een oude man op zijn sterfbed. Een engel wijst hem op de in het venster verschijnende Christus aan het kruis. De dood is nabij, want de binnenstappende Magere Hein richt zijn pijl op de stervende. Onder het beddengoed vandaan komt een duivel. Hij biedt de stervende man een zak geld aan.
Jheronimus Bosch toont de toeschouwer een episode uit de strijd tussen goed en kwaad. De vrek (waarschijnlijk een edelman, gelet op de wapens rechtsonder) moet een keuze maken tussen het kruisbeeld en een zak geld. Aan het voeteneide wordt de episode herhaald. De vrek (of wellicht de personificatie van Besluiteloosheid of Gierigheid) bidt met een hand de rozenkrans. Met zijn andere hand werpt hij geld in een zak in de schatkist, die wordt opengehouden door een duivel.
De verantwoordelijkheid voor de beslissing ligt bij de man zelf. De toeschouwer uit de tijd van Bosch wist wat de gevolgen waren: werd het de hemel of de hel?
Waarschijnlijk heeft Bosch het boek
Ars Morendi (Sterfboek of de kunst van het sterven) van Christiaen Snellaert uit 1488 als inspiratiebron gebruikt. Elf houtsneden in dit boek tonen een man op zijn sterfbed, die in bekoring wordt gebracht door de duivel. In de verzoeking 'die temptatie des duivels van dyer ghierigheyt' probeert de duivel de stervende over te halen om vast te houden aan zijn aardse bezittingen.
Jheronimus Bosch is er uitstekend in geslaagd om in één beeld het dilemma van de stervende zo voor te stellen dat duidelijk wordt dat de mens zelf verantwoordelijk is voor zijn keuze.
De hooiwagen
Op het middenpaneel van het drieluik
De hooiwagen (circa 1500) is een hoog opgetaste hooiwagen afgebeeld, tegen de achtergrond van een weids rivierenlandschap. Op de hooiwagen zitten een man en vrouw. Ze lezen een blad muziek. Voor hen zit een fluitspelende man. Achter dit groepje bevindt zich een bosje. Voor het bosje is een vrijend paar zichtbaar, terwijl van achter het bosje een man gluurt. Naast het groepje staat rechts een duivel met prachtige vleugels. De pauwenogen op die vleugels staren ons boosaardig aan. De bedrieglijke duivel speelt op een trompet (
trompe in het Frans. Het Franse werkwoord
tromper betekent bedriegen). Aan de linkerkant van het groepje staat een engel, met zijn hoofd opgeheven naar Christus, die de wonden van zijn kruisiging toont.
Hoogwaardigheidsbekleders volgen de hooiwagen. Mannen en vrouwen, geestelijken en leken, proberen aan alle kanten iets van het hooi te bemachtigen. De hooiwagen wordt getrokken door een groot aantal afzichtelijke duivels. Op de voorgrond zien we geld- en hebzuchtigen, kooplui, zigeuners, een kwakzalver, monniken en nonnen die vechten, bedriegen en hooi proberen te bemachtigen. Hooi, in het Middelnederlands
hoy, staat voor de ijdelheid van het navolgen van allerlei begeerten. In het boekje
Dit sijn de vier uiterste, in 1482 verschenen te Gouda, is te lezen: 'Alle vleysch is als hoy - en al sijn glorie als een bloem des ackers. Voerwaer dat volc is hoy - dat hoy is verdorret - ende die bloem is ghevallen maar dat woert des heren blivet ewelijc.'
Op het linkerpaneel is, helemaal bovenin, God de Schepper afgebeeld. Onder hem is een strijd zichtbaar. In monsters veranderde opstandige engelen vallen naar beneden. Even rechts van het midden van het paneel zien we Eva met een appel in haar hand. Adam staat op het punt om een verboden vrucht in ontvangst te nemen van de slang. Op de voorgrond zien we hoe Adam en Eva door een engel met opgeheven zwaard worden weggejaagd uit het paradijs.
Op het rechterpaneel zien we zondaren die naar de hel worden geleid. Op de achtergrond zien we een brandende wereld op de dag van het laatste oordeel. Duivels zijn bezig met de bouw van een toren. Het is een nieuwe toegang tot de hel. De zondaars woden over een brug naar de poort gevoerd. Vergeefs probeert een ziel te ontkomen aan een groep honden. Een andere ongelukkige zondaar wordt door een vissenduivel verslonden.
Der schilderijen van Jheronimus Bosch, met hun vaak bizarre, demonische en groteske verbeelding van de wereld, spreken ook nu nog tot de verbeelding van het publiek. Voor zijn demonische scènes vond de schilder ongetwijfeld inspiratie in de populaire teksten uit zijn tijd. Tot op de dag van vandaag is de interpretatie van zijn opmerkelijke schilderijen onderwerp van discussies en controverses (tegengestelde meningen).
Lees verder